6-17
Wat te doen in een noodgeval
6
In de volgende situaties raden we u aan het systeem door een
officiële HYUNDAI-dealer na telaten kijken.
1. Het waarschuwingslampje lagebandenspanning/controlelampj
e storing TPMS gaat niet
gedurende 3 seconden brandennadat het contact in stand ON is
gezet of de motor is gestart.
2. Het controlelampje storing TPMS blijft branden nadat het
gedurende ongeveer 1 minuut
heeft geknipperd.
3. Het waarschuwingslampje positie lage bandenspanning
blijft branden.
Waarschuwings-
lampje lage bandenspanning
Waarschuwings
-
lampje
positie lage bandenspanning en aanduiding bandenspanning
Wanneer de waarschuwingslampjes
van het bandenspanningscontrole
systeem branden en er een
waarschuwingsmelding op het LCD-
scherm in het instrumentenpaneel
wordt weergegeven, is de
bandenspanning van een of
meerdere band(en) aanmerkelijk te
laag. Het waarschuwingslampjepositie lage bandenspanning geeft
aan welke band een te lagebandenspanning heeft doordat het
bijbehorende lampje gaat branden. Wanneer een van deze
waarschuwingslampjes gaat
branden, verminder dan
onmiddellijksnelheid, vermijd scherp
aansnijden van bochten en
anticipeer op een langere remweg.
Zet de auto zo snel mogelijk stil en
controleer de banden. Breng de
banden op de juiste spanning zoals
aangegeven op het voertuigplaatje ofhet bandenspanningslabel op de
middenstijl aan bestuurderszijde.
Vervang de band met een te lage bandenspanning door het
reservewiel als u geen tankstation
kunt bereiken of als de band lek is.
Wanneer u ongeveer 10 minuten rijdt met een snelheid hoger dan 25 km/h
na het vervangen van de band meteen te lage bandenspanning door
het reservewiel, doet zich het
volgende voor:
• Het controlelampje storing TPMS
knippert mogelijk gedurende
ongeveer 1 minuut en blijft daarna
branden omdat de TPMS-sensor niet
op het reservewiel is gemonteerd.
AANWIJZING
OOS047115L
6-18
Wat te doen in een noodgeval
Het reservewiel is niet uitgerust
met een bandenspanningssensor.
Controlelampje storing TPMS (bandenspanningsco
ntrolesysteem)
Het controlelampje storing TPMS
gaat branden nadat het ongeveer 1
minuut heeft geknipperd wanneer
er een probleem is met hetbandenspanningscontrolesysteem(TPMS).
We raden u aan het systeem door
een officiële HYUNDAI-dealer na te
laten kijken om het probleem te laten
vaststellen.
In het geval van een storing
in het TPMS gaat het
waarschuwingslampje positie
lage bandenspanning mogelijk
niet branden, ook al is de
spanning van een band te laag.
AANWIJZING
AANWIJZING
Mogelijk gaat het
waarschuwingslampje lagebandenspanning in de winter of
bij koud weer branden als debanden bij warm weer op de
aanbevolen spanning zijn
gebracht. Het betekent niet dat
het TPMS defect is, omdat de
lagere temperatuur een
evenredig lagere
bandenspanning tot gevolgheeft.
Controleer de bandenspanning
en stel deze af op de
aanbevolen spanning wanneer
u van een warm gebied naar een
koud gebied of vice versa
rijdt, of wanneer de
buitentemperatuur aanmerkelijktoe- of afneemt.
OPMERKING
Schade door lage bandenspanning
Een te lage bandenspanning
zorgt ervoor dat de auto
instabiel wordt en kan ervoor
zorgen dat u de controle overde auto verliest en dat de
remweg wordt verlengd. Doorrijden op banden met een
te lage spanning heeft
oververhitte en defecte banden
tot gevolg.
WAARSCHUWING
6-19
Wat te doen in een noodgeval
6
Een wiel wisselen met TPMS
Bij een lekke band gaan de
waarschuwingslampjes lagebandenspanning en positie lage
bandenspanning branden. Weadviseren u het systeem te latencontroleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Ieder wiel is uitgerust met een bandenspanningssensor achter het
ventiel in het wiel. Gebruik wielen die
speciaal geschikt zijn voor TPMS. Wij
raden u aan uw banden door een
officiële HYUNDAI-dealer te laten
nakijken.Wanneer u ongeveer 10 minuten rijdtmet een snelheid hoger dan 25 km/h
na het vervangen van de band meteen te lage bandenspanning door
het reservewiel, doet zich het
volgende voor:
• Het controlelampje storing TPMS
knippert mogelijk gedurende
ongeveer 1 minuut en blijft daarna
branden omdat de TPMS-sensor
niet op het reservewiel isgemonteerd.
•Het controlelampje storing
TPMS gaat mogelijk gedurende
ongeveer 1 minuut knipperen
en blijft daarna branden als de
auto in de buurt rijdt van
elektriciteitskabels of zenders
zoals in de nabijheid van
politiebureaus, overheidsen
publieke gebouwen,
zendstations, militaire
installaties, luchthavens,
zendmasten, enz. Dit kan de
normale werking van het TPMSstoren.
•Het controlelampje storing
TPMS gaat mogelijk gedurende
ongeveer 1 minuut knipperen
en blijft daarna branden als er
sneeuwkettingen gebruikt
worden of als er in de auto
bepaalde elektronische
apparatuur wordt gebruikt,
zoals een notebook, een lader
voor een mobiele telefoon, een
externe starthulp of een
navigatiesysteem, enz. Dit kan
de normale werking van hetTPMS storen.
OPMERKING
Gebruik NOOIT
bandenreparatiemiddel om de
band met een te lage spanningte repareren.
Het afdichtingsmiddel kan debandenspanningssensoren
beschadigen. In dat geval moet u de bandenspanningssensor
vervangen.
OPMERKING
6-20
Wat te doen in een noodgeval
U kunt de bandenspanning niet beoordelen door alleen naar de
banden te kijken. Gebruik altijd een
bandenspanningsmeter van een
goede kwaliteit om de
bandenspanning te meten. Houd er
rekening mee dat een band die warm
is (door het rijden) een hogerebandenspanning heeft dan een band
die koud is (doordat deze gedurendeten minste 3 uur heeft stilgestaan ofniet meer dan 1,6 km heeft gereden
gedurende deze periode).
Laat de band afkoelen alvorens de
bandenspanning te meten. Zorg er
altijd voor dat de band koud is
alvorens deze op de aanbevolenspanning te brengen.
Een koude band houdt in dat de auto gedurende 3 uur heeft stilgestaan ofniet meer dan 1,6 km heeft gereden
gedurende deze periode.
•Het TPMS waarschuwt niet
voor ernstige en plotselinge
schade aan de banden
veroorzaakt door externe
factoren, zoals spijkers en
dergelijke.
•Als de auto instabiel aanvoelt,
haal dan onmiddellijk uw voet
van het gaspedaal, trap het
rempedaal geleidelijk en lichtin en breng uw auto op een
veilige plaats naast de weg totstilstand.
WAARSCHUWING
Het aanpassen, wijzigen of
uitschakelen van onderdelen
van het bandenspan-
ningscontrolesyste em (TPMS)
verhindert mogelijk dat de
bestuurder door het systeem
wordt gewaarschuwd over een
te lage bandenspanning en/of
storingen in het TPMS. Door het
aanpassen, wijzigen of
uitschakelen van onderdelen
van het TPMS vervalt mogelijk
de garantie voor dat deel van deauto.
WAARSCHUWING
6-26
Wat te doen in een noodgeval
13. Draai de wielmoeren in deaangegeven volgorde vast met
de wielmoersleutel. Controleernogmaals of alle wielmoeren
vastgedraaid zijn. Laat na het
verwisselen van een band zosnel mogelijk een officiële
HYUNDAI-dealer de wielmoerenmet het juiste aanhaalmoment
vastzetten. De wielmoeren
moeten vastgedraaid wordenmet 11 - 13 Kgf·m (79 - 94lbf·ft). Controleer de bandenspanning als u
over een bandenspanningsmeter
beschikt (zie voor de juiste
bandenspanning “Banden en velgen”
in hoofdstuk 8). Rijd langzaam naarhet dichtstbijzijnde tankstation enbreng de band op de juiste spanningals de bandenspanning te laag of te
hoog is. Plaats na het controleren
van de bandenspanning of het opspanning brengen altijd het
ventieldopje. Als het ventieldopje niet
teruggeplaatst wordt, kan er lekkage
ontstaan. Koop zo snel mogelijk een
nieuw ventieldopje en plaats dit als u
een dopje verloren bent. Berg na het
verwisselen van een band de lekke
band en de krik en het gereedschap
op de juiste plaats op.
• Controleer na het plaatsen van
het reservewiel zo spoedig
mogelijk de bandenspanning.Breng de band op de juistespanning. • Wanneer de banden zijn
vervangen, controleer dewielmoeren dan opnieuw nadat u
ongeveer 50 km hebt gereden en
draai ze vast. Controleer na 1.000km nogmaals of de wielmoeren
vastzitten.
AANWIJZING
OOS067019L De tapeinden en de wielmoeren
van uw auto zijn voorzien van
metrische draad. Zorg er bij het
verwisselen van een band voor
dat dezelfde moeren gebruikt
worden voor het plaatsen.
Wanneer de wielmoeren
vervangen moeten worden,
moeten moeren met dezelfde
metrische draad gebruikt
worden om beschadiging van
de tapeinden te voorkomen en
om het wiel goed vast te kunnen
zetten in de naaf. We adviseren
u voor hulp contact op tenemen met een officiële
HYUNDAI-dealer.
OPMERKING
6-27
Wat te doen in een noodgeval
6
Bel de wegenwacht en probeer niet
zelf de band te verwisselen als de
krik, de wielmoeren, de tapeinden of
andere uitrusting beschadigd of inslechte conditie zijn.
Gebruik van compact reservewiel(indien van toepassing)
Een compact reservewiel is alleen
bedoeld voor gebruik in
noodgevallen. Rijd voorzichtig met
een compact reservewiel en volg
altijd de veiligheidsvoorzorgs-maatregelen.
Bij het rijden met een op de auto
gemonteerd compact reservewiel:
• Controleer de bandenspanningnadat het compacte reservewiel
gemonteerd is. De juiste
bandenspanning van het
compacte reservewiel is 420 kPa(60 psi).
• Maak geen gebruik van een wasstraat als het reservewiel
gemonteerd is. • Gebruik dit reservewiel niet onder
een andere auto omdat het
speciaal ontworpen is voor uw
auto.
• De levensduur van de reserveband is korter dan die van een
conventionele band. Controleer uw
reserveband regelmatig en
vervang een versleten
reserveband door een band met
dezelfde maat, gemonteerd op
dezelfde velg.
• Gebruik niet meer dan één compact reservewiel tegelijk.
• Trek geen aanhanger als het compacte reservewiel isgemonteerd.
Als de originele band en velg
gerepareerd zijn en weer onder de
auto gemonteerd zijn, moeten dewielmoeren met het juiste
aanhaalmoment worden
vastgedraaid. Het juiste
aanhaalmoment voor dewielmoeren is 11 - 13 Kgf·m (79 -94 lbf·ft).
AANWIJZINGVoorkom het defect raken van
het compacte reservewiel en
verlies van controle over de
auto, waardoor mogelijk een
ongeval kan ontstaan:
•Gebruik het compacte
reservewiel alleen in een
noodgeval.
•Rijd NOOIT harder dan 80 km/h.
WAARSCHUWING
•Overschrijd het laadvermogen
van de auto niet en
overschrijd ook het
draagvermogen van de
reserveband dat op de zijkant
van de band is aangegevenniet.
•Rijd niet continu met het
compacte reservewiel.
Repareer of vervang deoriginele band zo spoedig
mogelijk om defect raken van
het reservewiel te voorkomen.
6-28
Wat te doen in een noodgeval
Om beschadiging aan het
compacte reservewiel en uw
auto te voorkomen:
•Rijd langzaam genoeg gezien
de wegcondities om gevaren,
zoals putdeksels en afval, tekunnen ontwijken.
•Rijd niet over objecten heen.
De diameter van het compacte
reservewiel is kleiner dan die
van een conventioneel wiel,
waardoor de grondspeling
ongeveer 25 mm kleiner
wordt.
•Monteer geen sneeuwketting
op het reservewiel. Vanwege
de kleinere afmetingen zal een sneeuwketting niet goedpassen.
•De compacte reserveband
mag niet gebruikt worden op
andere velgen en er mogen
geen standaardbanden,
winterbanden, wieldoppen of
velgringen op de velg van het
compacte reservewiel worden
gemonteerd.
OPMERKING
1. Modelnaam.
2. Maximaal toegestane belasting.
3. Activeer de parkeerrem wanneer ude krik gebruikt.
4. Zet de motor uit wanneer u de krik gebruikt.
5. Ga nooit onder een auto liggen die op een krik staat.
6. De aangegeven plaatsen onder de dorpel.
7. Bij het ondersteunen van de auto moet de voetplaat van de krik
verticaal onder het opkrikpunt
worden geplaatst. 8. Zet de versnellingspook in de
achteruitversnelling (handgescha
-
kelde transmissie) of zet de selectiehendel in stand P
(parkeren) (Double clutch-
transmissie).
9. Plaats de krik op een stevige, vlakke ondergrond.
10. Fabrikant krik.
11. Productiedatum.
12. Vertegenwoordiger van het bedrijf en het adres.
Het werkelijke label op de krik in de auto kan afwijken van de afbeelding.
Meer informatie vindt u op het label op de krik.
Kriklabel
■
Voorbeeld
OOS067043
6-30
Wat te doen in een noodgeval
Lees voor een veilige bediening de
instructies in deze handleiding voor
gebruik aandachtig door en volg ze
nauwgezet op. (1) Compressor(2) Fles dichtmiddel
Met de Tire Mobility Kit kan de band
slechts tijdelijk worden gerepareerd.
We raden u aan het systeem te latencontroleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Introductie
Met het TMK blijft u mobiel, ook na
een lekke band. Het systeem met compressor en
dichtmiddel zorgt ervoor dat de meest
voorkomende lekken in een
personenautoband, veroorzaakt door
spijkers enzovoort, effectief gedicht
kunnen worden en dat de band na
reparatie weer op spanning kan
worden gebracht.
Nadat u zich ervan overtuigd hebt dat
het lek gedicht is, kunt u voorzichtig(maximaal 200 km) met een
maximumsnelheid van 80 km/h verder
rijden naar een bandenspecialist of
een garagebedrijf om de band te laten
vervangen.
In sommige gevallen, bij grotere beschadigingen in het loopvlak of in
de wangen van de band, kan hetgebeuren dat het lek niet afdoende
gedicht kan worden. Een te lage bandenspanning heeft
een negatieve invloed op de prestaties
van de band. Daarom moet u abrupte
stuurbewegingen of andere
manoeuvres vermijden, vooral als de
auto zwaar beladen is of als er een
aanhanger getrokken wordt.
LEKKE BAND (MET TIRE MOBILITY KIT, INDIEN VAN TOEPASSING) - TYPE A
Gebruik de bandenreparatieset
niet om een lek in de wang van
de band te repareren. Hierdoorkan de band stuklopen,
waardoor een ongeval zoukunnen ontstaan.
WAARSCHUWING
Laat de band zo snel mogelijk
repareren. De bandenspanning
kan, nadat de band met de bandenreparatieset is
opgepompt, op ieder moment
wegvallen.
WAARSCHUWING
Als de auto meerdere lekke
banden heeft mag de
bandenreparatieset niet worden
gebruikt. Het afdichtingsmiddeluit de bandenreparatieset kan
namelijk maar voor één lekke
band worden gebruikt.
OPMERKING
OOS067030