5-47
Rijden met uw auto
5
Als de 4WD LOCK-modus wordt
gedeactiveerd kan een schok
worden gevoeld als de
aandrijfkracht weer alleen aan de
voorwielen wordt geleverd.
Veilig rijden metvierwielaandrijving
Vóór het rijden
• Verzeker u er van dat alle passagiers veiligheidsgordels
dragen.
• Ga meer rechtop en dichter bij het stuurwiel zitten dan normaal. Zet
het stuurwiel in de juiste stand voor
een comfortabele bediening.
Rijden op besneeuwde of bevroren
wegen
• Rijd langzaam weg door hetgaspedaal geleidelijk in te trappen.
• Gebruik winterbanden of sneeuwkettingen.
• Bewaar voldoende afstand tot uw voorligger.
• Rem bij deceleratie af op de motor.
• Vermijd hoge snelheden, snelle acceleratie, plotseling remmen en
scherpe bochten om te voorkomen
dat de auto in een slip terechtkomt.
Rijden in zand of modder
• Rijd met een lage en constantesnelheid.
• Gebruik indien nodig sneeuwkettingen bij het rijden in
modder.
• Bewaar voldoende afstand tot uw voorligger.
• Verminder snelheid en controleer altijd de conditie van de weg.
• Vermijd hoge snelheden, snelle acceleratie, plotseling remmen en
scherpe bochten om te voorkomen
dat de auto vast komt te zitten.
AANWIJZING
Zorg er als u op normale wegen
rijdt voor dat de 4WD LOCK-
modus is gedeactiveerd doorop de toets 4WD LOCK te
drukken (het controlelampje
4WD LOCK dooft). Als de 4WD
LOCK-modus is ingeschakeld
terwijl u op normale wegen rijdt,
kunnen er, met name bij het
nemen van bochten,
mechanische bijgeluiden en
trillingen worden geproduceerd.
De bijgeluiden en trillingen
verdwijnen als de 4WD LOCK-
modus wordt uitgeschakeld.
Sommige onderdelen in de
aandrijflijn kunnen beschadigdraken als er langdurig met
bijgeluiden en trillingen wordt
gereden.
OPMERKING
Plaats antislipmateriaal onder
de aangedreven wielen om voor
tractie te zorgen als de auto vast
is komen te zitten in sneeuw,
zand of modder OF probeer de
auto door de wielen in voor- en
achterwaartse richtinglangzaam door te laten slippen
vrij te schommelen. Voorkom
dat de motor gedurende een
langere periode met een hoog
toerental draait, om schade aan
het 4WD-systeem te voorkomen.
OPMERKING
5-49
Rijden met uw auto
5
Overige rijomstandigheden
• Zorg dat u weet hoe deomstandigheden in het onverharde
terrein zijn voordat u er gaat rijden.
• Rijd op onverhard terrein voorzichtig en vermijd gevaarlijke
situaties.
• Rijd langzaam bij harde wind.
• Verlaag de rijsnelheid bij het nemen van een bocht.
Het zwaartepunt van auto's met
vierwielaandrijving ligt hoger dan
bij normale auto's met
tweewielaandrijving waardoor ze
makkelijker omslaan als u de bochtte snel neemt. • Houd het stuurwiel stevig vast
wanneer u op onverhard terrein
rijdt.
Voorzorgsmaatregelen bij een
noodgeval Banden
Band
Gebruik geen banden en velgen met
een andere maat of van een ander
type dan de banden en velgen die
oorspronkelijk op uw auto zaten. Dit
kan de veiligheid en prestaties van
uw auto nadelig beïnvloeden, wat
kan leiden tot ernstig letsel doordat
de auto onbestuurbaar wordt of over
de kop slaat.
Zorg er bij het vervangen van de
wielen voor dat alle vier wielen
dezelfde velgmaat, dezelfde
bandenmaat, dezelfde profieldikte
en hetzelfde draagvermogen
hebben. Gebruik ook altijd velgen en
banden van hetzelfde merk. Als u de
auto voor rijden op onverhard terrein
voorziet van een niet door Hyundai
aanbevolen banden- en
velgencombinaties, dient u deze
banden- en velgencombinaties niet
te gebruiken voor het rijden op de
snelweg.
Rijd altijd langzaam door water.Als u te snel rijdt kan opspattendwater in de motorruimte
terechtkomen, waardoor het
ontstekingssysteem nat wordtzodat uw auto plotselingstilstaat.
OPMERKING
OOS057075L
Steek uw arm niet in het stuurwiel tijdens het rijden in
het terrein. U kunt uw arm
verwonden door een
plotselinge stuurbeweging of
door schokken van het stuur als
gevolg van voorwerpen op de
grond. U kunt de controle over
het stuurwiel verliezen, wat kanresulteren in ernstig letsel.
WAARSCHUWING
5-50
Rijden met uw auto
Slepen
Auto's met vierwielaandrijving
moeten gesleept of vervoerd worden
met alle vier wielen van de grond. Dit
kan met behulp van een bril en
dollies of met behulp van een auto-
ambulance. Zie "Slepen" in
hoofdstuk 6 voor meer informatie.
Rollenbanktest
Auto's met permanente
vierwielaandrijving moeten wordengetest op een speciale 4WD-rollenbank.Test een auto met permanente
vierwielaandrijving niet op een
testbank voor tweewielaangedreven
auto's. Als een 2WD-rollenbank moet
worden gebruikt, handelt u als volgt:
1. Controleer of de bandenspanning
aan de specificaties voldoet.
2. Plaats de voorwielen op de testbank voor de snelheidsmeting,
zoals aangegeven in deafbeelding.
3. Ontgrendel de parkeerrem.
4. Plaats de achterwielen op de vrij draaiende rollen, zoals
aangegeven in de afbeelding.
Start de motor nooit en laat demotor nooit draaien wanneereen auto met permanentevierwielaandrijving op een krik
staat. De auto kan van de krik
afglijden of rollen, waardoor u
of omstanders ernstig letselzouden kunnen oplopen.
WAARSCHUWING
OOS057009Testbank (snelheidsmeter)
Vrij draaiende rollen
•Activeer tijdens het uitvoeren
van deze test nooit deparkeerrem.
•Laat de voor- en achterwielen niet afzonderlijk draaien als
de auto omhoog staat. Allevier wielen moeten draaien.
OPMERKING
Houd afstand tot de voorzijde
van de auto als deze in de
versnelling staat op de
rollenbank. De auto kan uit de
testbank springen en ernstig
letsel veroorzaken.
WAARSCHUWING
5-66
Rijden met uw auto
Informatie
U kunt het systeem uitschakelen door
de BCW-schakelaar in te drukken en
‘RCCW (Waarschuwing botsing
kruisend verkeer achterkant)’ te
selecteren in de modus
Gebruikersinstellingen in het
instrumentenpaneel wanneer u met
een aanhanger of fietsendrager achter
uw auto rijdt.
Check waarsch.systeem voor
dodehoekbotsing
Als er een probleem in het BCW-
systeem aanwezig is, wordt er een
waarschuwingsmelding weergegeven
en gaat het lampje in de schakelaaruit. Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld. We adviseren u deauto te laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
Beperkingen van het system
De bestuurder dient in onderstaande
situaties voorzichtig te zijn omdat hetsysteem onder bepaalde
omstandigheden andere voertuigen
of objecten mogelijk niet signaleert
• Er hangt een aanhanger of
fietsendrager achter de auto.
• De auto rijdt in slecht weer, zoals hevige regen of sneeuw.
• De sensor is bedekt met water, sneeuw, modder, enz.
• De achterbumper waar de sensor is geplaatst, wordt bedekt door een
object, zoals een bumpersticker,
een bumperbeschermer, een
fietsendrager, enz.
• De achterbumper is beschadigd of de sensor bevindt zich niet meer in
zijn oorspronkelijke positie. • De voertuighoogte is lager of
hoger dan normaal door zware
lading in de bagageruimte, een
abnormale bandenspanning, enz.
• Als de temperatuur in de buurt van de achterbumper hoog of laag is.
• Als de sensoren geblokkeerd worden door andere voertuigen,
wanden of pilaren rond de
parkeerplaats.
• De auto rijdt op een bochtige weg of door een tolpoort.
• Als er met de auto gereden wordt in de buurt van gebieden met
metalen constructies, zoals bij
wegwerkzaamheden, spoorwegen,enz.
• Er bevindt zich een object in de buurt van de auto, zoals een
vangrail, persoon, dier, enz.
• Tijdens het op- of afrijden van een steile weg waar de hoogte van de
rijstroken verschillend is.
• Als op een smalle weg gereden wordt met veel bomen en bosjes.
i
■Type A■Type B
OOS057078L/OOS057079L
5-92
Rijden met uw auto
Het Driver Attention Warning-
systeem (DAW) maakt gebruik van
de camerasensor op de voorruit. Om de camerasensor in optimale conditie te houden moeten de
volgende aanwijzingen worden
opgevolgd:
• Plaats GEEN accessoires ofstickers op de voorruit en breng
geen getinte coating aan op de
voorruit.
• Plaats GEEN reflecterende objecten (bijv. wit papier,
spiegel) op het dashboard. Elke
lichtreflectie kan een storing in
het Driver Attention Warning-
systeem (DAW) veroorzaken.
• Voorkom met de grootste zorgvuldigheid dat decamerasensor in aanraking
komt met water.
• Probeer de camera NOOIT zelf te demonteren en stel de camera
niet bloot aan schokken.
• Haal de camera niet uit elkaar, bijvoorbeeld om de ruit extra tetinten of coatings of accessoires
aan te brengen. ls u de camera uit elkaar hebt
gehaald en weer in elkaar hebt
gezet, adviseren we u de
kalibratie van het systeem te
laten controleren door een
officiële Hyundai-dealer.
AANWIJZING•Het rijgedrag van de auto in
voorwaartse richting laat
ernstig te wensen over (door
een groot verschil in
bandenspanning, ongelijk-
matige bandenslijtage, onjuisttoespoor/uitspoor).
•De auto rijdt op een slechte weg.
•De auto rijdt op een
slingerende weg.
•De auto rijdt door een gebied
waarin het hard waait.
•De volgende rijbegeleidings- systemen zijn actief:
- Lane Keeping Assist-
systeem (LKA)
- Forward Collision- Avoidance Assist (FCA)
Het Driver Attention Warning-
systeem (DAW) werkt mogelijk
niet goed en waarschuwt inbeperkte mate onder de
volgende omstandigheden:
•De rijstrook wordt slecht
herkend. (Zie "Lane KeepingAssist-systeem (LKA)" in dit
hoofdstuk voor meer
informatie.)
•Er wordt wild met de auto
gereden of er wordt abrupt om
een obstakel heen gestuurd
(bijv. wegwerkzaamheden,
andere voertuigen, gevallen
objecten, slechte wegen).
OPMERKING
Als het volume van het
audiosysteem van de auto hoog
is, zijn de
waarschuwingssignalen van
het Driver Attention Warning-
systeem (DAW) mogelijk niet
hoorbaar.
OPMERKING
5-101
Rijden met uw auto
5
Rijden onder moeilijke omstandigheden
Neem onderstaande voorzorgsmaat-
regelen als er sprake is van
gevaarlijke omstandigheden, zoals
water, sneeuw, ijs, modder of zand
op het wegdek:
• Rijd voorzichtig en houd rekeningmet een langere remweg.
• Vermijd plotseling remmen of sturen.
• Probeer weg te rijden in de tweede versnelling als uw auto vastzit in
sneeuw, modder of zand.Accelereer langzaam om onnodige
doorslippen van de wielen te
voorkomen.
• Gebruik zand, pekel, sneeuwkettingen of ander
antislipmateriaal onder de
aangedreven wielen voor extra
tractie als de auto vast is komen te
zitten in ijs, sneeuw of modder.
Op eigen kracht lostrekken
van de auto
Verdraai eerst het stuurwiel een
aantal keren naar rechts en naar
links om de voorwielen vrij te maken
wanneer de auto vastzit in ijs,modder of sneeuw en het nodig is de
auto heen en weer te schommelen
om te proberen hem los te trekken.
Schakel vervolgens afwisselend
stand R (achteruit) en een
vooruitversnelling in.
Probeer te voorkomen dat de wielen doorslippen en laat de motor niet
met een te hoog motortoerental
draaien.
Wacht met schakelen tot de wielen niet meer doorslippen om schade
aan de transmissie te voorkomen.Laat het gaspedaal los tijdens het
schakelen en trap licht op het
gaspedaal bij een ingeschakelde
versnelling. Door de wielen
langzaam in voor- en achterwaartse
richting door te laten slippen,ontstaat een schommelende
beweging waardoor de auto weer vrij
kan komen.
RIJDEN ONDER SPECIALE RIJOMSTANDIGHEDEN
Op een glad wegdek
terugschakelen bij een double
clutch transmissie kan
ongelukken veroorzaken. Door
de plotselinge verandering inwielsnelheid kunnen de banden
slippen. Wees voorzichtig met
het terugschakelen op een gladwegdek.
WAARSCHUWING
5-102
Rijden met uw auto
Informatie
Het ESC-systeem (indien van toe-
passing) moet worden uitgeschakeld
alvorens te proberen de auto door
schommelen los te krijgen. Als de auto na enkele
schommelpogingen nog vastzit,dient u de auto los te laten trekken
om oververhitting van de motor en
beschadiging van de transmissie
en banden te voorkomen. Zie
“Slepen” in hoofdstuk 6.Vloeiend nemen van bochten
Pas uw snelheid zo aan dat u in bochten niet hoeft te remmen of te
schakelen, vooral op een nat
wegdek. Het beste is licht
accelererend de bocht uit te rijden.
Rijden in het donker
Het rijden in het donker levert meer
gevaren op dan het rijden bij
daglicht. Hier volgt een aantal
belangrijke tips om te onthouden:
• Rijd langzamer en houd meer afstand tussen u en uw voorliggers
omdat het zicht in het donker
beperkter is, vooral in gebieden
waar geen straatverlichting is.
• Stel uw spiegels bij om verblinding door de koplampen van andere
auto's te beperken.
• Houd uw koplampen schoon en op de juiste wijze afgesteld. Vuile of
verkeerd afgestelde koplampen
beperken het zicht in het donker.
AANWIJZING
i
Als de auto vast is komen te
zitten en de wielen hevig
spinnen, kan de temperatuur
van de banden zeer snel
oplopen. Als de banden
beschadigd raken, kunnen de
banden klappen. Dit is een
gevaarlijke situatie; uzelf en
anderen kunnen gewond raken.
Voer deze procedure niet uit alser mensen of obstakels in de
directe nabijheid van de autoaanwezig zijn.
Als u de auto vrij probeert te
krijgen, kan de auto snel
oververhit raken, waardoor er inde motorruimte brand of andere
schade kan ontstaan. Probeer
het spinnen van de wielen zo
veel mogelijk te vermijden, om
oververhitting van de banden of
de motor te voorkomen. Laat de
wielen NIET doorslippen bij
snelheden hoger dan 56 km/h.
WAARSCHUWING
5-103
Rijden met uw auto
5
• Kijk niet rechtstreeks in dekoplampen van tegemoetkomende
auto's. U kunt daardoor tijdelijk
verblind raken en het duurt enkele
seconden voordat uw ogen weer
aan de duisternis gewend zijn.
Rijden in de regen
Regen en natte wegen kunnen het
rijden gevaarlijk maken. Hier volgt
een aantal aandachtspunten voor
het rijden in de regen of op een glad
wegdek:
• Verlaag uw snelheid en bewaarmeer afstand tot uw voorligger.
Door hevige regenval zal het zicht
beperkt worden en de remweg
groter worden.
• Schakel de cruise control (indien van toepassing) UIT.
• Vervang de ruitenwisserbladen als ze strepen achterlaten of bepaalde
stukken overslaan. • Zorg ervoor dat de banden
voldoende profiel hebben.
Wanneer uw banden niet
voldoende profiel hebben, kunnende wielen bij hard remmen op een
nat wegdek gaan slippen waardoor
een ongeval kan ontstaan. Zie
“Profiel" in hoofdstuk 7.
• Schakel uw koplampen in zodat anderen u beter kunnen zien.
• Te snel door grote waterplassen rijden kan uw remmen aantasten.
Als u door plassen moet rijden,probeer dit dan langzaam te doen.
• Trap het rempedaal tijdens het rijden licht in totdat de remmen
weer normaal werken wanneer u
vermoedt dat uw remmen nat
geworden zijn.
Aquaplaning
Als er voldoende water op het
wegdek ligt en u hard genoeg rijdt,kan het contact tussen uw auto en
het wegdek grotendeels of geheel
verloren gaan, waardoor op het
water rijdt. Het beste advies is
LANGZAMER te gaan rijden als de
weg nat is. De kans op aquaplaning neemt
toe naarmate de profieldiepte van
de banden vermindert, zie
“Profiel” in hoofdstuk 7.