7-27
7
Onderhoud
Aandacht voor de banden
Voor uw veiligheid, een maximale
levensduur van de banden en een zo
laag mogelijk brandstofverbruik,dient u de banden steeds op de
aanbevolen spanning te houden en
dient u het totaalgewicht en demaximale sbelasting niet te
overschrijden. U kunt alle specificaties (afmetingen
en spanningen) terugvinden op eenlabel op de middenstijl aan
estuurderszijde.
Aanbevolen bandenspanning
bij koude banden
De spanning van de banden
(inclusief die van het reservewiel)
dient bij koude banden
gecontroleerd te worden. 'Koude
banden' wil zeggen dat er de laatste
drie uur niet met de auto is geredenof niet meer dan 1,6 km.
Wanneer banden warm zijn, zal de
bandenspanning normaal gesproken0,3 tot 0,4 bar hoger zijn dan
wanneer ze koud zijn. Laat om debanden op de juiste spanning tebrengen geen lucht ontsnappen uit
warme banden. Hierdoor zal de
bandenspanning te laag worden. Zie
"Banden en velgen" in hoofdstuk 8
voor de aanbevolenbandenspanning.
OOS087003
Voor optimale rijeigenschappen, een optimale handling en een zo
laag mogelijke bandenslijtagedient u de banden op de
aanbevolen spanning te houden.
Een te hoge of een te lage
bandenspanning reduceert de
levensduur van de banden,
beïnvloedt de handling van de
auto in negatieve zin en kan tot
onverwachte bandproblemen
leiden, waardoor u de controle
over de auto kunt verliezen met
een ongeval tot gevolg.
Een veel te lage bandenspanning kan leiden totenorme warmteontwikkeling.
Hierdoor is het mogelijk dat u
een klapband krijgt, dat hetloopvlak losraakt of dat andere
bandafwijkingen optreden,
waardoor u de controle over de
auto kunt verliezen en een
ongeval kunt veroorzaken. Dit
risico is veel groter bij hoge
buitentemperaturen en lange
tijd rijden met hoge snelheden.
WAARSCHUWING
7-28
Onderhoud
Bandenspanning controleren
Controleer de bandenspanning,
inclusief die van het reservewiel,minstens eenmaal per maand.
Controle
Gebruik een bandenspanningsmeter
van een goede kwaliteit om de
bandenspanning te meten. Het isonmogelijk de bandenspanning tebeoordelen door alleen naar de
banden te kijken. Radiaalbanden
lijken mogelijk ook op de juistespanning te zijn als de
bandenspanning te laag is.
Verwijder de ventieldop. Druk de
bandenspanningsmeter stevig op het
ventiel om de spanning te meten. Als
de bandenspanning bij koude
banden overeenkomt met de
aanbevolen druk op de band en het
informatielabel, hoeft hij niet te
worden aangepast. Corrigeer de
bandenspanning tot het aanbevolen
niveau als de spanning te laag is.
Plaats de ventieldopjes altijd terug
op de ventielen.Zonder het ventieldopje kan er vuil
en vocht in het ventiel komen,
waardoor lucht kan ontsnappen.
Zorg bij verlies van een ventieldopje
zo snel mogelijk voor een nieuw
exemplaar.
Druk als de bandenspanning te hoog is het metalen pennetje in het
midden van het ventiel in om lucht uit
de band te laten lopen. Controleer debandenspanning opnieuw met de
bandenspanningsmeter. Plaats de
ventieldopjes altijd terug op de
ventielen. Zonder het ventieldopje
kan er vuil en vocht in het ventiel
komen, waardoor lucht kan
ontsnappen. Zorg bij verlies van een
ventieldopje zo snel mogelijk voor
een nieuw exemplaar.
•Een te lage bandenspanning
resulteert in overmatige
slijtage, slechte handling eneen verhoogd
brandstofverbruik. Vervorming
van de band is ook mogelijk.Houd de banden op de juiste
spanning. Als een bandfrequent op spanning moet
worden gebracht, adviserenwe u de band te laten
controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
•Een te hoge bandenspanning
heeft een negatieve invloed op
het rijcomfort en zorgt voor
een verhoogde slijtage in het
midden van het loopvlak.
Bovendien bestaat er een
grotere kans op beschadiging
door oneffenheden in hetwegdek.
OPMERKING
7-29
7
Onderhoud
Wielen verwisselen
Om de banden zo gelijkmatig
mogelijk te laten slijten raadt
HYUNDAI aan de wielen iedere
12.000 km of eerder, indien het
slijtagepatroon daartoe aanleiding
geeft, te verwisselen.
Controleer bij het verwisselen van de
wielen tevens de balans. Controleer de banden bij het
verwisselen van de wielen opongelijkmatige slijtage en
beschadigingen. Abnormale slijtage
wordt meestal veroorzaakt door eenonjuiste bandenspanning, een
onjuiste wieluitlijning, onbalans,
veelvuldig hard remmen en snelle
bochten. Controleer het profiel en de
zijkant van de band op zwellingen.
Vervang de band als het canvas of
de koordlagen zichtbaar zijn. Breng
na het verwisselen van de wielen debanden op de juiste spanning encontroleer of de wielmoeren
vastzitten (het juiste aanhaalmoment
is 11 - 13 kgf.m [79 - 94 lbf.ft]).Controleer bij het verwisselen van de
wielen tevens de remblokken op
slijtage.
Informatie
De binnenzijde en de buitenzijde van
een asymmetrische band zijn
verschillend. Bij het monteren van een
asymmetrische band moet erop
worden gelet dat de zijde met de tekst
"outside" zich aan de buitenzijde
bevindt. Als het merkteken "inside"
zich aan de buitenzijde bevindt, heeft
dat een negatieve invloed op het
rijgedrag van de auto.
Wielen uitlijnen en balanceren
De wielen van uw auto zijn af fabriek
zorgvuldig uitgelijnd en
gebalanceerd voor een lange
levensduur van de banden en
optimale prestaties.
Normaal gesproken is het niet nodig
de wielen nogmaals uit te lijnen. In
het geval de banden van uw auto
echter abnormale slijtage vertonenof als de auto naar één kant trekt,kan het zijn dat de auto opnieuw
moet worden uitgelijnd.i
ODH073802
■ Zonder reservewiel
•Gebruik het reservewiel niet
voor het verwisselen van dewielen.
•Gebruik nooit diagonaal- en
radiaalbanden door elkaar. Dit
kan een negatieve invloed
hebben op het rijgedrag
waardoor u de controle over
de auto kunt verliezen,
hetgeen kan leiden tot een
ongeval.
WAARSCHUWING
7-32
Onderhoud
Grip
De grip van de banden kan
verslechteren als de banden
versleten zijn of niet op de juistespanning zijn, of als u op een glad
wegdek rijdt. Banden moeten
worden vervangen als de slijtage-
indicatoren zichtbaar zijn. Pas uwsnelheid aan als er regen, sneeuw of
ijzel op de weg ligt om de kans te
verkleinen dat u de controle over de
auto verliest.
Onderhoud van banden
Naast een juiste bandenspanning,
draagt een juiste wieluitlijning bij tot
het beperken van de bandenslijtage.Laat uw dealer de wieluitlijningcontroleren als een band
ongelijkmatig afgesleten is.
Zorg ervoor dat nieuwe wielen
uitgebalanceerd zijn. Dit komt het
rijcomfort en de levensduur van de
banden ten goede. Balanceer een
wiel ook altijd wanneer de band van
de velg verwijderd is geweest.
Informatie op de wang van de band
Deze informatie bestaat uit de
basiseigenschappen van de band en
het identificatienummer voor
veiligheidscertificatie. Het
identificatienummer kan worden
gebruikt om de band te identificeren
bij een terugroepactie.
1. Fabrikant of merknaam
Fabrikant of merknaam wordt
aangegeven.
2. Aanduiding bandenmaat
De bandenmaat staat aangegeven
op de wang van een band. Deze
informatie zal nodig zijn bij de
aanschaf van nieuwe banden voor
uw auto. De letters en cijfers in de
aanduiding van de bandenmaat
hebben de volgende betekenis.
Voorbeeld aanduiding bandenmaat:
(Deze maat dient slechts ter
illustratie; de bandenmaat van uw
auto is afhankelijk van de uitvoering.) 205/60R16 92H
205 - Breedte band in millimeter.
60 - Hoogte-/breedteverhouding. Dehoogte van de wang van de
band als percentage van de
breedte.
R - Type band (radiaalband).
16 - Velgdiameter in inch.
92 - Index draagvermogen, een numerieke code die het
maximale draagvermogen vande band aangeeft.
OLMB073028
1
1
2
34
5,6
7
7
Onderhoud
Zekeringkast bestuurderszijde
Naam zekeringSymboolStroomsterkte zekeringBeschermd circuit
P/OUTLET2POWER
OUTLET
220ARelaiskast interieur (relais 12V-aansluiting)
INT. VERLICHTING7,5AVerlichting dashboardkastje, make-upverlichting links/rechts, interieurverlichting,
verlichting dakconsole, draadloze-laderunit, consoleschakelaar bestuurder
(met draadloze-laderunit), bagageruimteverlichting
RESERVESpare7,5AReserve
Inbraakalarm10AICM-relaiskast (relais claxon alarmsysteem)
GEHEUGENMEMORY10AModule klimaatregeling, head-up display, instrumentenpaneel, BCM,
relaiskast interieur (relais inklappen/uitklappen buitenspiegels), regensensor
RESERVESpare20AReserve
AMPAMP30AISG DC-DC-converter, AMP
MODULE6MODULE
67,5AISG DC-DC-converter, AMP
MDPS17,5AMDPS-unit
MODULE1MODULE
17,5AActive Air Flap, consoleschakelaar bestuurder (zonder draadloze-laderunit),
schakelaar alarmknipperlichten, diagnosestekker
MODULE7MODULE77,5AModule voorstoelventilatiesysteem, module voorstoelverwarming
A/BAG INDIND7,5AInstrumentenpaneel, module klimaatregeling
7-43
7-44
Onderhoud
Zekeringkast bestuurderszijde
Naam zekeringSymboolStroomsterkte zekeringBeschermd circuit
REMSCHAKELAARBRAKE
SWITCH7,5ARemlichtschakelaar, Smart Key-module
START7,5ATransmissiestandschakelaar (AT), Smart Key-regeling (met Smart Key),
relaiskast interieur (relais alarmsysteem), ECM
INSTR.PANEELCLUSTER7,5AHead-up display, instrumentenpaneel
PORTIERSLOT20ARelais vergrendelen portier, relais ontgrendelen portier,
ICM-relaiskast (relais supervergrendeling)
PDM227,5AStart/stoptoets, startblokkeringsmodule
FCA10AForward Collision-Avoidance Assist-unit
S/HTR20AModule voorstoelverwarming, module voorstoelventilatiesysteem
A/CON220AModule klimaatregeling
A/CON17,5AModule klimaatregeling, verbindingsblok motorruimte (RLY.10)
PDM1115ASmart Key-module
RESERVESpare10AReserve
A/BAG15AAirbagmodule
IG1IG125ARelaiskast PCB (zekering: F9, F10, F11, F12)
7-45
7
Onderhoud
Zekeringkast bestuurderszijde
Naam zekeringSymboolStroomsterkte zekeringBeschermd circuit
MODULE2MODULE210ADraadloze-laderunit, Smart Key-module, BCM, audiosysteem, hoofdunit audio-,
video- en navigatiesysteem, relaiskast interieur (relais 12V-aansluiting),
schakelaar elektrisch verstelbare buitenspiegels, ISG DC-DC-convertor
Ruitensproeier15AMultifunctionele schakelaar
RuitenwisserLO/HI10ABCM
Ruitenwisser achter15ARelais ruitenwisser achter, motor achterruitenwisser
Ruitenwisser voorFRT25ARuitenwissermotor voor, relaiskast PCB (relais ruitenwissermotor voor (laag))
RR HTD10AElektrisch verstelbare buitenspiegel bestuurderszijde, module klimaatregeling, ECM
P/OUTLET1POWER
OUTLET
120A12V-aansluiting
RESERVESpare15AReserve
HTD STRG15ABCM
7-59
7
Onderhoud
Mistlampen voor
(indien van toepassing)
1. Draai de bevestigingspennen vande onderplaat los en verwijder de
onderplaat.
2. Steek uw hand in de opening achter de voorbumper.
3. Neem de voedingsstekker los van de aansluiting.
4. Verwijder de fitting uit het huis door deze linksom te draaien tot
de nokjes van de fitting in lijn
liggen met de uitsparingen van het
huis. 5. Plaats een nieuwe fitting in de
behuizing door de nokjes op defitting in lijn te brengen met de
uitsparingen in de behuizing. Duw
de fitting in de behuizing en draaide fitting rechtsom.
Afstellen van koplamp en
mistlamp voor (Europa)
Afstellen van koplamp
1. Breng de banden op de voorgeschreven spanning en
verwijder alle lading uit de auto
behalve het reservewiel en het
gereedschap. Laat iemand in autoplaatsnemen op debestuurdersstoel. 2. De auto moet op een vlakke
ondergrond staan.
3. Trek verticale lijnen (lijnen die door het hart gaan van de
respectievelijke koplamp) en een
horizontale lijn (die door het hart
gaat van de koplamp) op het
scherm.
4. Controleer of de accu voldoende geladen is, schakel de koplampen
in en stel de koplampen zo af dat
het helderste gedeelte van de
lichtbundel op de horizontale en
verticale lijnen valt.
5. Draai de schroevendraaier rechtsom of linksom om de
dimlichtbundel naar links of rechts
te verstellen. Draai de
schroevendraaier rechtsom of
linksom om de dimlichtbundel
omhoog of omlaag te verstellen.
Verdraai de schroevendraaierrechtsom of linksom om de
grootlichtbundel omhoog of
omlaag te verstellen.
OOS077059L
■Type halogeen■Type LED
OOS077060L/OOS077061L