5-25
Rijden met uw auto
5
• Zorg ervoor dat de auto volledigtot stilstand is gekomen voordat
stand D (rijden) of R (achteruit)
wordt ingeschakeld.
• Zet de selectiehendel tijdens het rijden niet in stand N (neutraal).
Waarschuwingsmeldingen DCT
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als de auto langzaam
op een helling rijdt en de auto
detecteert dat het rempedaal niet is
ingetrapt.
Steile helling
Helling op rijden of rijden op een steile helling:
• Gebruik het rempedaal of deparkeerrem om de auto op een helling op zijn plaats te houden.
AANWIJZING•Controleer voordat u de auto verlaat altijd of deselectiehendel in stand P
(parkeren) staat, activeer de
parkeerrem en zet het contact
in stand LOCK/OFF. Als deze
voorzorgsmaatregelen niet
worden opgevolgd, kan de
auto onverwacht en abrupt in
beweging komen.
•Rem op een glad wegdek niet
fel af op de motor (schakelen
vanuit een hoge naar een lage
versnelling). Hierdoor kunnen
de wielen gaan slippen, wat
tot een ongeval zou kunnenleiden.
OTLE055019
Door een storing in de
transmissie kunt u mogelijk niet
verder rijden en zal de
schakelstandindicator (D, P) inhet instrumentenpaneel gaanknipperen.Neem contact op meteen officiële Hyundai-dealer omhet systeem te laten
controleren.
WAARSCHUWING
5-27
Rijden met uw auto
5
Transmissie oververhit
• Als wordt doorgereden met de autoen de temperatuur van de
koppeling de maximale limiet
bereikt, wordt de
waarschuwingsmelding
"Transmissie oververhit, zet de
auto met draaiende motor stil"
weergegeven.
Als dit gebeurt, wordt de koppeling
geblokkeerd totdat hij is afgekoeld
tot normale temperaturen.
• De waarschuwingsmelding geeft aan hoe lang u moet wachten om
de transmissie te laten afkoelen. • Als dit gebeurt, zet de auto dan stil
op een veilige plaats, laat de motor
draaien, trap het rempedaal in en
zet de transmissie in stand P
(parkeren) zodat deze kan
afkoelen.
• Wanneer de melding "Transmissie afgekoeld, rij verder." wordt
weergegeven, kunt u weer verder
rijden.
• Probeer indien mogelijk soepel te rijden.
Neem voor uw veiligheid contact opmet een officiële Hyundai-dealer als
een waarschuwingsmelding op het
LCD-display blijft knipperen en laathet systeem controleren.
Standen selectiehendel
De indicator in het
instrumentenpaneel geeft, als hetcontact in stand ON staat, aan in
welke stand de selectiehendel staat.
P (parkeren)
Zorg ervoor dat de auto volledig tot
stilstand is gekomen voordat stand
P (parkeren) wordt ingeschakeld. Om stand P (parkeren) in te schakelen
moet u het rempedaal stevig intrappenterwijl het gaspedaal is losgelaten.
Als u bovenstaande handelingen
hebt uitgevoerd en deselectiehendel nog steeds niet uit
stand P (parkeren) kan worden
verplaatst, raadpleeg dan
“Schakelblokkering ongedaan
maken” in dit hoofdstuk. De selectiehendel moet in stand P
(parkeren) staan voordat de motor
uitgezet wordt.
OPD047471N/OPD047472N
•Wanneer u tijdens het rijden
stand P (parkeren) inschakelt,
kunt u de controle over de
auto verliezen.
•Zet als de auto tot stilstand
is gebracht altijd deselectiehendel in stand P
(parkeren), activeer de
parkeerrem en zet de motoruit.
WAARSCHUWING
5-38
Rijden met uw auto
Het systeem is geen vervanging voor
een veilig rijgedrag. Pas uw snelheid
en rijgedrag altijd aan aan de
wegomstandigheden.Bedieningvoertuigstabiliteitsregeleing(ESC)
Voertuigstabiliteitsregeling (ESC)
ingeschakeld
Als het contact in stand ON staat,
branden de controlelampjes ESC en
ESC OFF gedurende ongeveer drie
seconden. Vervolgens gaan ze uit en
is de ESC ingeschakeld.
In werking
Als de elektronischestabiliteitsregeling in
werking treedt, gaat hetcontrolelampje ESC
knipperen.
• Als u het rempedaal intrapt onder omstandigheden waarbij de wielen
kunnen blokkeren kunt u geluiden
horen van het remsysteem en kan
het rempedaal gaan trillen. Dit is
normaal. Het betekent dat de ESC
in werking is getreden. • Als de ESC geactiveerd is,
reageert de motor mogelijk niet
zo op het gaspedaal als onder
normale omstandigheden.
• Als de cruise control ingeschakeld is op het moment dat de ESC
geactiveerd wordt, wordt de cruise
control automatisch uitgeschakeld.
De cruise control kan weer worden
ingeschakeld op het moment
dat de wegcondities dat toestaan.
Zie “Cruise control-systeem”
verderop in dit hoofdstuk. (indien
van toepassing).
• Bij het wegrijden vanaf een modderige ondergrond of tijdens
het rijden op een gladde weg loopt
het motortoerental (omwentelingen
per minuut) mogelijk niet op, zelfs
niet als u het gaspedaal ver intrapt.
Dit dient om de stabiliteit en tractie
van de auto te behouden en duidt
niet op een probleem.
Rijd niet harder dan de toestand
van de weg toelaat en neem
bochten niet met een te hoge
snelheid. Het ESC-systeem
voorkomt geen ongevallen.
Te hoge bochtensnelheden,
plotselinge manoeuvres enaquaplaning op een nat wegdekkunnen nog steeds leiden tot
ernstige ongevallen.
WAARSCHUWING
5-39
Rijden met uw auto
5
ESC uitgeschakeld
Uitschakelen van ESC- systeem:
• Status 1
Druk kort op de toets ESC OFF. Het controlelampje ESC OFF gaat
branden en de melding "Traction
Control disabled" (Tractie controle
uitgeschakeld) wordt weergegeven.
In deze status wordt de
antidoorslipregelingsfunctie van de
ESC (motormanagement)
uitgeschakeld, maar is de
remregelfunctie van de ESC
(remmanagement) nog in werking. • Status 2 Houd de toets ESC OFF langer dan
3 s ingedrukt. Het controlelampje
ESC OFF gaat branden, de melding
"Tractie- & Stabiliteitscontr.
uitgeschak." wordt weergegeven en
er klinkt een waarschuwingszoemer.
In deze status wordt zowel de
antidoorslipregelingsfunctie van de
ESC (motormanagement) als de
remregelfunctie van de ESC
(remmanagement) uitgeschakeld.
Controlelampje
Als het contact in stand ON staat,gaat het controlelampje ESC
branden. Als het ESC-systeem
normaal werkt, gaat het
controlelampje vervolgens uit.
Het controlelampje ESC knippert
zodra de ESC in werking is.
Als het controlelampje ESC blijft
branden, is er mogelijk een storing
aanwezig in het ESC-systeem.
Als dit waarschuwingslampje brandt
adviseren we u de auto zo spoedigmogelijk te laten controleren door
een officiële HYUNDAI-dealer. Het controlelampje ESC OFF gaat
branden als het ESC wordt
uitgeschakeld met de schakelaar.
Als er banden en/of velgen met
een verschillende maat onder de
auto gemonteerd zijn, kan dat eenstoring in het ESC-systeem
veroorzaken. Controleer voor het
vervangen van banden of alle vier
de banden en velgen dezelfde
maat hebben. Rijd nooit met de
auto wanneer er banden en velgen
met een verschillende maat zijn
gemonteerd.
AANWIJZING
Als het controlelampje ESC
knippert, geeft dit aan dat de
ESC geactiveerd is:
Rijd langzaam en probeer
NOOIT te accelereren. Schakelde ESC NOOIT uit als het
controlelampje ESC knippert,
omdat u dan de controle over
de auto kunt verliezen, wat kan
resulteren in een ongeval.
WAARSCHUWING
■
Controlelampje ESC (knippert)
■ Controlelampje ESC OFF (gaat brande)
5-41
Rijden met uw auto
5
• De rijsnelheid hoger is danongeveer 20 km/h bij het remmen
op een slecht wegdek.
In werking
Als u het rempedaal intrapt onder
omstandigheden waarbij de ESC
geactiveerd kan worden kunt u
geluiden horen van het remsysteem
en kan het rempedaal gaan trillen.
Dit is normaal. Het betekent dat het
VSM in werking is getreden.
Informatie
Het VSM werkt niet wanneer:
• Op een hellend wegdek wordt gereden, bijvoorbeeld helling op of
helling af.
• Achteruit wordt gereden.
• Controlelampje ESC OFF brandt.
• Waarschuwingslampje EPS (elektrische stuurbekrachtiging)
( ) brandt. Als er banden en/of velgen met
een verschillende maat onder de
auto gemonteerd zijn, kan het
VSM-systeem defect raken.
Controleer voor het vervangen
van banden of alle vier de banden
en velgen dezelfde maat hebben.Rijd nooit met de auto wanneer er
banden en velgen met een
verschillende maat zijn
gemonteerd.
Hill-start Assist Control (HAC)
(indien van toepassing)
De Hill-start Assist Control (HAC)
voorkomt dat de auto achteruit rolt bij
het wegrijden op een helling. Het
systeem activeert automatisch de
remmen gedurende ongeveer 2seconden en laat na die 2 seconden
of wanneer het gaspedaal wordt
ingetrapt de remmen los.
Informatie
• De HAC werkt niet wanneer de selectiehendel in stand P (parkeren)
of stand N (neutraal) staat.
• De HAC werkt ook als de ESC (elektronische stabiliteitsregeling)
uitgeschakeld is. Het systeem wordt
echter niet geactiveerd als de ESC
niet normaal werkt.
i
AANWIJZING
i
Als het controlelampje ESC ( )
of het waarschuwingslampje
EPS ( ) blijft branden of
knippert, is er mogelijk een
storing aanwezig in het VSM-
systeem. Als het
waarschuwingslampje brandt,
adviseren we u de auto zo
spoedig mogelijk te laten
controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat u altijd in staat bent het gaspedaal te bedienenbij het wegrijden op een helling.
De HAC werkt slechts gedurende
ongeveer 2 seconden.
WAARSCHUWING
5-42
Rijden met uw auto
Noodstopsignaal
(Emergency Stop Signal-ESS)
(indien van toepassing)
Het Emergency Stop Signal-systeem
waarschuwt achteropkomendebestuurders door de remlichten te
laten knipperen wanneer de auto
plotseling sterk afremt.
Het systeem wordt geactiveerd als:
• De auto plotseling afremt. (Deremvertraging is hoger dan 7 m/s 2
en de rijsnelheid is hoger dan 55 km/h)
• Het ABS is geactiveerd en de rijsnelheid is hoger dan 55 km/h.
De alarmknipperlichten worden
automatisch ingeschakeld nadat deremlichten zijn gaan knipperen als:
• De rijsnelheid lager is dan 40 km/h,
• Het ABS gedeactiveerd is, en
• De auto niet meer sterk afremt.
De alarmknipperlichten gaan UIT:
• Als de auto gedurende een bepaalde periode met lage snelheid
rijdt. De bestuurder kan de alarmknip-
perlichten handmatig uitschakelen
door op de toets voor de
alarmknipperlichten te drukken.
Informatie
Het ESS-systeem (Emergency Stop
Signal) wordt niet geactiveerd als de
alarmknipperlichten al knipperen.
Downhill Brake Control (DBC)
(indien van toepassing)
De Downhill Brake Control (DBC)
assisteert de bestuurder bij het
afrijden van een steile helling zonderdat de bestuurder het rempedaal
hoeft in te trappen. Het systeem vermindert de snelheidtot lager dan 8 km/h (auto's met
Double clutch-transmissie) of tot 8
km/h (auto's met handgeschakelde
transmissie) zodat de bestuurderzich kan concentreren op het
besturen van de auto.
• De standaardinstelling voor de
DBC is UIT als het contact in
stand ON wordt gezet.
• Wanneer het DBC-systeem wordt geactiveerd, kunnen de
remmen geluid maken of trillen.
• De remlichten gaan branden als de DBC geactiveerd is.
AANWIJZING
i
OOS057058 Schakel de DBC altijd uit op
normale wegen. De DBC kan
onbedoeld geactiveerd worden
vanuit de stand-bymodus bij het
rijden over verkeersdrempels of
het maken van een scherpe
bocht.
WAARSCHUWING
5-43
Rijden met uw auto
5
Werking DBC
• De DBC wordt mogelijk nietgedeactiveerd op steile
hellingen, ook al wordt hetrempedaal of het gaspedaal
ingetrapt.
• Schakel de DBC niet in als de selectiehendel in de 3e
versnelling (of hoger) staat bij
auto's met een handgeschakelde
transmissie. De motor kanafslaan als het DBC-systeem
geactiveerd wordt.
AANWIJZING
Stand-by Druk op de toets DBC als de rijsnelheid lager is dan 40
km/h. Het DBC-systeem wordt ingeschakeld in de
stand-bymodus.
Het systeem wordt niet ingeschakeld als de rijsnelheid hoger is dan 40 km/h.
Als in de stand-bymodus de rijsnelheid lager is dan 35
km/h en een steile helling afgereden wordt, wordt de
DBC automatisch geactiveerd.
Als het DBC-systeem is geactiveerd, zal het tijdelijk
worden gedeactiveerd wanneer:
• De helling niet steil genoeg is.
• Het rem- of gaspedaal wordt ingetrapt.
Als deze omstandigheden niet meer aanwezig zijn,
wordt het DBC-systeem automatisch opnieuw
geactiveerd.
Het DBC-systeem wordt uitgeschakeld wanneer:
• De toets DBC opnieuw wordt ingedrukt.
• De rijsnelheid hoger is dan 60 km/h.
Geactiveerd
Tijdelijk
gedeactiveerd
OFF
Modus Controlelampje Beschrijving
Knippert
Verlicht
Niet verlicht
Verlicht
Als het rode controlelampje DBC
brandt, is het systeem mogelijk
oververhit of is er een storing inhet systeem aanwezig.
Als het waarschuwingslampje nog steeds brandt nadat het
DBC-systeem is afgekoeld,
adviseren we u de auto zo
spoedig mogelijk te laten
controleren door een officiële
Hyundai-dealer.
WAARSCHUWING
5-55
Rijden met uw auto
5
Deactiveren van het ISG-systeem
• Druk op de ISG OFF-knop om hetISG-systeem te deactiveren. Dan gaat het controlelampje in de ISG
OFF-knop branden en wordt de
melding "Auto Stop uit”
weergegeven in het LCD-display.
• Druk nogmaals op de ISG OFF- knop om het ISG-systeem weer
te activeren. Dan gaat hetcontrolelampje in de ISG OFF-
knop UIT.
Storing ISG-systeem
Het ISG-systeem werkt mogelijk
niet:
Als er een storing is in de ISG- sensoren of het ISG-systeem.
Het volgende gebeurt als er een
storing is in het ISG-systeem:
•Het controlelampje AUTO STOP
( ) in het instrumentenpaneel
knippert geel.
• Het lampje in de ISG OFF-knop zalgaan branden. Informatie
• Als u het controlelampje in de ISG OFF-knop niet UIT kunt zetten
door op de ISG OFF-knop te
drukken of als de storing in het ISG-
systeem blijft bestaan, adviseren we
u contact op te nemen met een
officiële HYUNDAI-dealer.
• U kunt het controlelampje in de toets ISG OFF UIT zetten door 2
uur lang met een snelheid van meer
dan 80 km/h te rijden met de
aanjagersnelheid in een lagere stand
dan stand 2. Als het controlelampje
in de toets ISG OFF blijft branden,
adviseren we u contact op te nemen
met een officiël HYUNDAI-dealer.
Deactiveren van accusensor
[A] : Accusensor
De accusensor wordt gedeactiveerd
als voor onderhoudswerkzaam
-
heden de minkabel van de accu is losgenomen.
In dat geval werkt het ISG-systeem
beperkt omdat de accusensor is
gedeactiveerd. Daarom moet de
bestuurder de volgende procedures
volgen om de accusensor te
reactiveren na het losnemen van deaccukabel.
i
Als de motor in de Auto Stop-
modus staat, kan de motor
mogelijk opnieuw gestart
worden. Zet de motor uit
alvorens de auto te verlaten of de
motorruimte te gaan controlerendoor het contact in stand
LOCK/OFF te zetten of door decontactsleutel te verwijderen.
WAARSCHUWING
OOS057015L