Page 374 of 540

5-96
Rijden met uw auto
Informatie
• Tijdens de normale werking van de cruise control zal deze na ongeveer
3 seconden in werking treden
wanneer de toets SET wordt
ingedrukt of opnieuw wordt
ingedrukt nadat geremd is. Deze
vertraging is normaal.
• Voordat de cruise control wordt geactiveerd, controleert het systeem
of het remsysteem normaal werkt.
Trap het rempedaal ten minste één
keer in nadat u het contact in stand
ON hebt gezet of de auto hebt
gestart.
Cruise control-schakelaar
O (annuleren): Schakelt de cruise control uit.
CRUISE ( , ): Uit- of
inschakelen cruise control- systeem.
RES+: Her v atten of verhogen
snelheid cruise control.
SET-: Hervatten of verlagen snelheid cruise control. Informatie
Schakel eerst de cruise control-modus
in door de toets in te drukken,
indien de auto is uitgerust met een
snelheidsbegrenzingssysteem.
De modus wijzigt in onderstaande
volgorde wanneer de toets
wordt ingedrukt.
ii
OOS057053
OOS057053
Systeem off Cruise Control Speed Limit Control
Page 375 of 540

5-97
Rijden met uw auto
5
Rijsnelheid instellen:
1. Druk op de toets (CRUISE) ophet stuurwiel om de cruise
control in te schakelen.
(CRUISE) Het controlelampje
cruise in het instrumentenpaneel
gaat branden.
2. Accelereer naar de gewenste snelheid, die hoger moet zijn dan
ongeveer 30 km/h.
Informatie - Handgeschakelde
transmissie
Bij handgeschakelde transmissies moet
u het rempedaal ten minste een keer
intrappen om de cruise control na het
starten van de motor in te schakelen.
3. Beweeg de selectieschakelaar omlaag (SET-) en laat hem los.Het controlelampje SET gaat
branden.
4. Haal uw voet van het gaspedaal.
Informatie
Op een steile helling kan de auto iets
vertragen of versnellen bij het helling
op of helling af rijden.
Verhogen van de cruise control-snelheid
• Beweeg de selectieschakelaar omhoog (RES+), houd hem vasten kijk naar de ingestelde snelheid
in het instrumentenpaneel.
Laat de selectieschakelaar los als
de gewenste snelheid wordt
weergegeven. De auto zal
accelereren tot deze snelheid.
i
i
OOS057053
OOS057054
OOS057055
Page 376 of 540

5-98
Rijden met uw auto
• Beweeg de selectieschakelaaromhoog (RES+) en laat hem
onmiddellijk weer los. De
rijsnelheid wordt elke keer dat de
selectieschakelaar op deze manier
wordt bediend met 2,0 km/h
verhoogd.
• Trap het gaspedaal in. Beweeg de selectieschakelaar omlaag (SET-)
als de auto de gewenste snelheidheeft bereikt.Verlagen van de
cruise control-snelheid
• Beweeg de selectieschakelaar omlaag (SET-) en houd hem vast.
De auto mindert geleidelijk
snelheid. Laat de
selectieschakelaar los op het
moment dat de gewenste snelheidis bereikt.
• Beweeg de selectieschakelaar omlaag (SET-) en laat hem
onmiddellijk los. De rijsnelheid
wordt elke keer dat de
selectieschakelaar op deze manier
wordt bediend met 2,0 km/h
verlaagd. • Trap licht op het rempedaal.
Beweeg de selectieschakelaar
omlaag (SET-) als de auto de
gewenste snelheid heeft bereikt.
Tijdelijk accelereren met
ingeschakelde cruise control
Trap het gaspedaal in. Als u uw voet
van gaspedaal haalt, gaat de auto
weer rijden met de eerder ingesteldesnelheid. Als u bij de hogere snelheid de
selectieschakelaar naar beneden
(SET-) beweegt, houdt de cruise
control de hogere snelheid vast.
OOS057054
Page 377 of 540

5-99
Rijden met uw auto
5
De cruise control wordt uitgeschakeld als:
• Het rempedaal wordt ingetrapt.
• Het koppelingspedaal wordt ingetrapt (handgeschakelde
transmissie).
• De toets O (Cancel) op het stuurwiel wordt ingedrukt.
• Op de (CRUISE) toets wordt
gedrukt. (CR UISE) Het
controlelampje en het controlelampje
SET gaan UIT.
• Op de toets wordt gedrukt. (CRUISE) Het controlelampje
en het controlelampje SET gaan
UIT (indien uitgerust met SpeedLimit Control). • De selectiehendel wordt in stand N
(neutraal) gezet (auto met Double
clutch-transmissie).
• De rijsnelheid wordt verlaagd tot een snelheid lager dan ongeveer30 km/h.
• De ESC (elektronische stabiliteitsregeling) in werking is.
• Er wordt teruggeschakeld naar de 2e versnelling in de modus
handmatig schakelen (auto met
Double clutch-transmissie).
Informatie
Door bovenstaande handelingen wordt
de werking van de cruise control
onderbroken (het controlelampje SET
op het instrumentenpaneel gaat uit),
maar het systeem wordt alleen
uitgeschakeld als op de toets CRUISE
/ (CRUISE) wordt gedrukt.
Beweeg de selectieschakelaar (RES+)
op het stuurwiel omhoog om de cruise
control weer in te schakelen. De cruise
control keert terug naar de eerder
door u ingestelde snelheid, tenzij het
systeem is uitgeschakeld doordat op de
toets CRUISE / (CRUISE) is
gedrukt.
Terugkeren naar ingestelde
rijsnelheid
Beweeg de selectieschakelaar
omhoog (RES+). Als de rijsnelheid
hoger is dan 30 km/h wordt de
ingestelde snelheid weeraangehouden.
iOOS057056OOS057055
Page 378 of 540
5-100
Rijden met uw auto
Uitschakelen van de cruise control
• Druk op de toets (CRUISE) (het controlelampje (CRUISE) zal uitgaan).
• Druk op de toets (het controlelampje gaat uit)
(indien uitgerust met Speed LimitControl). - Als bij ingeschakelde Cruise
Control één keer op de toets wordt
gedrukt, wordt de Cruise Control
uitgeschakeld en wordt de Speed
Limit Control ingeschakeld.
- Als de Cruise Control uitgeschakeld is en de Speed
Limit Control ingeschakeld is,
zullen beide systemen worden
uitgeschakeld als op de toets
wordt gedrukt.
Informatie
De modus wijzigt in onderstaande
volgorde wanneer de toets ( )
wordt ingedrukt.
i
OOS057053
Systeem off Cruise ControlSpeed Limit Control
Page 381 of 540

5-103
Rijden met uw auto
5
• Kijk niet rechtstreeks in dekoplampen van tegemoetkomende
auto's. U kunt daardoor tijdelijk
verblind raken en het duurt enkele
seconden voordat uw ogen weer
aan de duisternis gewend zijn.
Rijden in de regen
Regen en natte wegen kunnen het
rijden gevaarlijk maken. Hier volgt
een aantal aandachtspunten voor
het rijden in de regen of op een glad
wegdek:
• Verlaag uw snelheid en bewaarmeer afstand tot uw voorligger.
Door hevige regenval zal het zicht
beperkt worden en de remweg
groter worden.
• Schakel de cruise control (indien van toepassing) UIT.
• Vervang de ruitenwisserbladen als ze strepen achterlaten of bepaalde
stukken overslaan. • Zorg ervoor dat de banden
voldoende profiel hebben.
Wanneer uw banden niet
voldoende profiel hebben, kunnende wielen bij hard remmen op een
nat wegdek gaan slippen waardoor
een ongeval kan ontstaan. Zie
“Profiel" in hoofdstuk 7.
• Schakel uw koplampen in zodat anderen u beter kunnen zien.
• Te snel door grote waterplassen rijden kan uw remmen aantasten.
Als u door plassen moet rijden,probeer dit dan langzaam te doen.
• Trap het rempedaal tijdens het rijden licht in totdat de remmen
weer normaal werken wanneer u
vermoedt dat uw remmen nat
geworden zijn.
Aquaplaning
Als er voldoende water op het
wegdek ligt en u hard genoeg rijdt,kan het contact tussen uw auto en
het wegdek grotendeels of geheel
verloren gaan, waardoor op het
water rijdt. Het beste advies is
LANGZAMER te gaan rijden als de
weg nat is. De kans op aquaplaning neemt
toe naarmate de profieldiepte van
de banden vermindert, zie
“Profiel” in hoofdstuk 7.