Page 145 of 304

Versies met LPG-systeem
De vulopening voor het gas zit naast de
benzinevuldop. Hij heeft een
terugslagklep, die in het feitelijke
vullichaam zit.
Om toegang te krijgen tot vulopening 2
fig. 132, het toegangsklepje 1 openen.
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht tijdens
het tanken:
schakel de motor uit;
trek de handrem aan;
contactsleutel op de stand OFF
gedraaid;
rook niet;
geef het speciale verloopstuk aan het
personeel dat LPG tankt.
BELANGRIJK Afhankelijk van het land
zijn er verschillende soorten adapters
voor tankstations. Adapter 1 fig. 133,
wordt bij de auto in een speciaal doosjegeleverd, is speciaal ontworpen voor
het land waarin de auto verkocht is. Als
u in een ander land rijdt, moet u
uitzoeken welke soort adapter hier
gebruikt wordt.
BELANGRIJK Voordat de tank met LPG
gevuld wordt, dient het gekwalificeerde
personeel te controleren of de adapter
correct op de vulopening is geschroefd.
BELANGRIJK Bewaar uw LPG-adapter
zorgvuldig zodat hij niet beschadigd
raakt.BELANGRIJK Gebruik uitsluitend LPG
voor motorvoertuigen.
Brandstof - Grafisch
symbool voor de
identificatie van de
compatibiliteit van het
voertuig voor
consumenten in
overeenstemming met
EN16942
De onderstaande symbolen
vereenvoudigen de herkenning van het
correcte type brandstof dat u in uw
voertuig moet gebruiken.
Controleer, alvorens te tanken, de
symbolen aan de binnenkant van het
brandstofklepje (waar voorzien) en
vergelijk ze met de symbolen op de
pomp (waar voorzien).
Symbolen voor voertuigen op
benzine
E5: Ongelode benzine met maximaal
2,7% (m/m) zuurstof en maximaal 5,0%
(V/V) ethanol overeenkomstigEN228
E10: Ongelode benzine met maximaal
3,7% (m/m) zuurstof en maximaal
10,0% (V/V) ethanol overeenkomstig
EN228
132PGL000017
133PGL000018
143
Page 146 of 304

Symbolen voor voertuigen op diesel
B7: Diesel met maximaal 7% (V/V)
FAME (Fatty Acid Methyl Esters)
overeenkomstigEN590
B10: Diesel met maximaal 10% (V/V)
FAME (Fatty Acid Methyl Esters)
overeenkomstigEN16734
Symbolen voor voertuigen op
benzine/LPG
E5: Ongelode benzine met maximaal
2,7% (m/m) zuurstof en maximaal 5,0%
(V/V) ethanol overeenkomstigEN228
E10: Ongelode benzine met maximaal
3,7% (m/m) zuurstof en maximaal
10,0% (V/V) ethanol overeenkomstig
EN228
LPG: Auto-LPG overeenkomstig
EN589
BELANGRIJK
136)Monteer geen voorwerp/dop op de
rand van de vulopening die niet geschikt is
voor het voertuig. Het gebruik van
voorwerpen/doppen van het verkeerde
type kan de druk in de tank doen
toenemen, waardoor gevaarlijke situaties
kunnen ontstaan.
137)Breng geen open vuur of brandende
sigaretten in de buurt van de vulopening
van de tank: brandgevaar. Kom niet te
dicht met het gezicht bij de vulopening, om
geen schadelijke dampen in te ademen.
138)Maak geen gebruik van een mobiele
telefoon in de buurt van de benzinepomp:
brandgevaar.
BELANGRIJK
60)Gebruik voor dieselmotoren uitsluitend
dieselbrandstof voor motorvoertuigen
conform de Europese norm EN 590. Het
gebruik van andere producten of mengsels
kan de motor onherstelbaar beschadigen
en derhalve de garantie, door de
veroorzaakte schade, ongeldig maken. Als
per ongeluk andere brandstofsoorten
worden getankt, mag de motor niet gestart
worden. Ledig de tank. Als de motor ook
maar heel kort heeft gewerkt, moet behalve
de tank het complete
brandstoftoevoercircuit geledigd worden.
144
STARTEN EN RIJDEN
Page 147 of 304
NOODGEVALLEN
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in
gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren u om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen dat
in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis landelijke of
internationale universele
telefoonnummer bellen om het
dichtstbijzijnde Fiat Servicepunt te
vinden.ALARMKNIPPERLICHTEN......146
LAMP VERVANGEN..........146
ZEKERINGEN VERVANGEN.....156
EEN WIEL VERVANGEN........162
FIX&GO AUTOMATIC-KIT.......167
STARTEN MET HULPACCU.....169
AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER........171
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK..........173
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE
MET DUBBELE KOPPELING. . . .175
SLEPEN VAN HET VOERTUIG. . . .176
145
Page 148 of 304

ALARM-
KNIPPERLICHTEN
CONTROLE
Druk op de knop fig. 134 om de lichten
aan of uit te zetten.
Wanneer de alarmknipperlichten
werken, knipperen de controlelampjes
en.
BELANGRIJK Het gebruik van de
alarmknipperlichten wordt geregeld
door de wegenverkeerswetgeving van
het land waar u rijdt: neem de wettelijke
voorschriften in acht.
Noodremmen
Bij het remmen in noodsituaties gaan
de alarmknipperlichten automatisch
branden, evenals de controlelampjes
enop het instrumentenpaneel.
De lichten gaan automatisch uit
wanneer het noodremmen ophoudt.
LAMP VERVANGEN
139) 140) 141)
61)
ALGEMENE INSTRUCTIESControleer alvorens een lamp te
vervangen of de contacten zijn
geoxideerd;
vervang doorgebrande lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
controleer na vervanging van een
gloeilamp in de koplamp altijd of de
koplampafstelling goed is;
als een lamp niet werkt, controleer
dan of de betreffende zekering is
doorgebrand alvorens de lamp te
vervangen. Om de zekeringen te vinden
wordt verwezen naar de paragraaf
“Zekeringen vervangen” in dit
hoofdstuk.
BELANGRIJK Bij koude of vochtige
weersomstandigheden of na hevige
regen of een wasbeurt, kan de
binnenzijde van de koplampen of
achterlichten enigszins beslagen zijn
en/of kunnen er condensdruppels
aanwezig zijn. Dit is geen defect maar
een natuurlijk verschijnsel dat
veroorzaakt wordt door de
temperatuur- enluchtvochtigheidsverschillen tussen de
binnen- en buitenzijde van het glas, en
dat geen negatieve invloed heeft op de
normale werking van de lichten. Deze
aanslag verdwijnt geleidelijk aan (van
het midden tot de randen) zodra de
lichten worden ingeschakeld.
134P2000021-000-000
146
NOODGEVALLEN
Page 149 of 304
SOORTEN LAMPEN
Het voertuig is voorzien van de volgende lampen
Volglas lampen (type 1): klemmontage. Trek om te verwijderen.
Lamp met bajonet-sluiting (type 2): druk de lamp ietwat in en draai
linksom om hem uit de houder te verwijderen.
Halogeenlampen (type 3): om de lamp te verwijderen, aan de
stekker trekken en deze uitnemen.
Halogeenlampen (type 4): draai de lamp linksom om hem uit de
houder te verwijderen.
Xenon-gasontladingslamp (type 5):
(voor bepaalde versies/markten)
neem voor het verwijderen van de lamp contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
147
Page 150 of 304
Lampen Type VermogenReferentieaf-
beelding
Dagverlichting (versies met polyelliptische koplampen) LED – –
Zijverlichting voor/dagverlichting) (versies met bi-parabolische
koplampen)H15 15W 4
Lampen grootlicht (versies met polyelliptische koplampen) H7 55W 3
Lampen grootlicht (versies met bi-parabolische koplampen) H15 55W 4
Dimlicht H7 55W 3
Koplampen grootlicht/dimlicht (Xenon gasontladingslampen)
(voor bepaalde versies/markten)D5S 25W 5
Richtingaanwijzers voor PY21W 21W 2
Zijrichtingaanwijzer WY5W 5W 1
Kentekenverlichting W5W 5W 1
Stadslicht achter / remlichten P21W 21W 2
Richtingaanwijzers achter PY21W 21W 2
Achteruitrijlicht W16W 16W 1
Extra remlicht LED – –
Mistlampen H11 55W 4
Mistachterlicht W16W 16W 1
Plafondverlichting voor C5W 5W 1
Plafondverlichting voor (zonnekleppen) C5W 5W 1
Plafondverlichting achterin C5W 6W 1
Verlichting bagageruimte W5W 5W 1
Verlichting dashboardkastje W5W 5W 1
148
NOODGEVALLEN
Page 151 of 304

LAMP
BUITENVERLICHTING
VERVANGEN
Versies met poly-elliptische
koplampen
Voorste lamp positie
1. Dimlicht
2. Mistlampen
3. Grootlicht
4. Dagrijlichten (DRL)
5. RichtingaanwijzersDimlicht
Ga als volgt te werk om lamp 1
fig. 135 te vervangen:
Werkend vanuit de binnenkant van
de motorruimte, verwijder rubberen
afdekkap 1 fig. 136;
maak eerst de stekker los en
vervolgens de borgklem;
vervang lamp 2;
sluit de stekker weer aan en plaats
de lamp terug in de behuizing;
maak de borgklem goed dicht;
monteer de rubber kap 1 weer.
Grootlicht
Ga als volgt te werk om lamp 3
fig. 135 te vervangen:
Werkend vanuit de binnenkant van
de motorruimte, verwijder rubberen
afdekkap 2 fig. 137;
verwijder de stekker van de lamp;
maak de stekker 3 los en vervang de
lamp 4 ;
plaats de lamp terug in de behuizing
en zorg dat deze goed vastzit.
Richtingaanwijzers voor
Ga als volgt te werk om lamp 5
fig. 135 te vervangen:
draai de lamp/lamphouder 1
fig. 138 een kwartslag linksom en trek
hem naar buiten;
vervang lamp 2 door er zachtjes op
te drukken (bij de as) en gelijktijdig
linksom te draaien (bayonetsluiting);
plaats de lamp/lamphouder terug in
de behuizing en draai het geheel
2 rechtsom, verzeker u ervan dat hij
goed vergrendeld is.135P1030127-000-000
136P1030234-000-000
137P1030234-000-001
149
Page 152 of 304

Mistkoplampen
Ga als volgt te werk om lamp 2
fig. 135 te vervangen:
draai de wielen van de auto helemaal
naar binnen;
draai de schroef 1 fig. 139 met de
geleverde schroevendraaier los en
verwijder het inspectieklepje 2;
draai de lamp/lamphouder 3 een
kwartslag linksom en trek hem naar
buiten;
maak de stekker los en vervang het
geheel als unit;
sluit de stekker aan op de nieuwe
lamp/lamphouder;
plaats de unit in de behuizing, draai
het geheel rechtsom en zorg dat hij
goed vastzit;
plaats ten slotte de inspectieklep
1 terug.
Dagrijlichten (DRL)
De lampen van de dagverlichting 4
fig. 135 zijn LED-lampen om hun
levensduur te verlengen. Vervanging
zou daarom niet nodig moeten zijn.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk als er problemen zijn.
Zijrichtingaanwijzer
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
druk op het lampenglas 1
fig. 140 om de inwendige borgveer 2 in
te drukken en trek de lichtunit naar
buiten; ga voorzichtig te werk om de lak
niet te beschadigen;
draai de lamphouder 2 linksom,
verwijder de lamp 3 en vervang hem;
plaats de lamphouder 2 terug in het
lampenglas en draai hem rechtsom;
monteer de lichtunit zodat de
inwendige borgveer op zijn plaats
vastklikt.
138P2000185
139P2000135
140P1030251-000-000
150
NOODGEVALLEN