
BELANGRIJK
2)Het systeem gebruikt een koelmiddel dat
compatibel is met de wetten die van kracht
zijn in de landen waar het voertuig wordt
verkocht, R134a of R1234yf. Gebruik voor
het bijvullen alleen het gas dat is aangeduid
op het plaatje in de motorruimte. Het
gebruik van andere koelmiddelen heeft
invloed op de efficiency en de conditie van
het systeem. Het smeermiddel dat voor de
compressor wordt gebruikt, is ook strikt
gekoppeld aan het type koelgas; raadpleeg
het Fiat Servicenetwerk.
ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
23)
De elektrische ruitbediening werkt met
de startinrichting op MAR en gedurende
ongeveer 3 minuten nadat de
startinrichting op STOP is gezet (of de
sleutel verwijderd is). Wanneer een van
de voorportieren wordt geopend wordt
het systeem buiten werking gesteld.
Bedieningselementen
bestuurdersportier
Alle ruiten kunnen bediend worden
vanaf het portierpaneel aan
bestuurderszijde fig. 40.
1: linker voorruit openen/sluiten.
"Continue automatisch" operatie tijdens
het stadium openen/sluiten ruit;
2: rechter voorruit openen/sluiten.
"Continue automatisch" operatie tijdens
het stadium openen ruit;
3: inschakeling/uitschakeling
elektrische bediening achterste zijruiten;
4: rechter achterruit openen/sluiten
(indien aanwezig);
5: rechter achterruit openen/sluiten
(indien aanwezig).
Bediening passagiersportier en
achterportier aan passagierszijde
Op het bedieningspaneel op het
voorportier aan passagierszijde zitten
toetsen voor de bediening van de
bijbehorende ruiten.
Op de bekledingen van het achterste
deurpanelen zitten de toetsen voor de
bediening van de bijbehorende ruiten.
BELANGRIJK
23)Oneigenlijk gebruik van de elektrische
ruitbediening kan gevaarlijk zijn. Controleer
voor en tijdens het bedienen altijd of de
passagiers niet kunnen worden verwond
door de bewegende ruiten of door
voorwerpen die door de ruit worden
meegesleept of geraakt. Verwijder altijd de
sleutel uit het contactslot als het voertuig
(voorzien van mechanische sleutel met
afstandsbediening) wordt verlaten om te
voorkomen dat onverwachtse bediening
van de elektrische ruitbediening gevaar
oplevert voor de achtergebleven
passagiers.
4004166J0001EM
34
KENNISMAKING MET DE AUTO

tijd heeft om de rechtervoet van het
rempedaal naar het gaspedaal te
verplaatsen.
Als na twee seconden niet wordt
weggereden, wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld en wordt de
remdruk geleidelijk gereduceerd.
Tijdens deze fase kan een typisch
mechanisch remgeluid gehoord
worden, wat aangeeft dat de auto zich
begint te verplaatsen.
57) 58)
ERM-SYSTEEM
(Electronic Rollover
Mitigation)
Het systeem controleert de neiging van
de wielen om van de grond te komen
als de bestuurder extreme manoeuvres
uitvoert zoals snel bijsturen om een
obstakel te vermijden, met name onder
omstandigheden van een slecht
wegdek.
Als zich dergelijke omstandigheden
voordoen, flitst het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel en het systeem
grijpt in op de remmen en het
motorvermogen om de mogelijkheid dat
de wielen van de grond komen te
beperken. Het is niet mogelijk om de
neiging tot over de kop slaan te
voorkomen wanneer dit te wijten is aan
redenen zoals met de wielen aan éénkant op steile hellingen rijden, botsing
tegen voorwerpen of andere voertuigen.
59)
TSC-SYSTEEM (Trailer
Sway Control)
Het systeem maakt gebruik van een
reeks sensoren die zich op het voertuig
bevinden om excessief slingeren van de
aanhanger te identificeren en de
noodzakelijke voorzorgsmaatregelen te
nemen om dit op te lossen.
Om het slingereffect van de aanhanger
tegen te gaan, kan het systeem het
motorvermogen verlagen en ingrijpen
op de betrokken wielen. Het
TSC-systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer buitensporig
slingeren van de aanhanger
gedetecteerd wordt.
Inwerkingtreding van het systeem
Wanneer het systeem ingeschakeld is,
gaat het waarschuwingslampje
op
het instrumentenpaneel knipperen, het
motorvermogen wordt beperkt en het
remmen kan gevoeld worden op de
afzonderlijke wielen, na een poging om
het slingeren van de aanhanger te
elimineren.
60) 61)
BELANGRIJK
37)Wanneer het ABS wordt ingeschakeld,
is een trilling aan het rempedaal voelbaar.
Verlaag de remdruk niet en houd het
rempedaal goed ingetrapt; zo zorgt het
systeem voor de kortste remweg op basis
van de wegomstandigheden.
38)Een inrijperiode van circa 500 km is
vereist om het beste uit het remsysteem te
halen: vermijd tijdens deze periode bruusk,
herhaaldelijk of langdurig remmen.
39)Als het ABS-systeem ingrijpt, dan
betekent dit dat de limiet van de grip van
de banden op het wegdek is bereikt:
verlaag de snelheid en pas deze aan de
beschikbare grip aan.
40)Het ABS kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
41)Het ABS kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken
wegens overmatige snelheid in bochten,
rijden op wegdek met weinig grip of
aquaplaning.
42)De capaciteiten van het ABS mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.
43)Voor een goede werking van het ABS
moeten de banden van alle wielen van
hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie
verkeren en vooral van het voorgeschreven
type en maat zijn.
44)Het ESC kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
77

Versies met LPG-systeem
De vulopening voor het gas zit naast de
benzinevuldop. Hij heeft een
terugslagklep, die in het feitelijke
vullichaam zit.
Om toegang te krijgen tot vulopening 2
fig. 132, het toegangsklepje 1 openen.
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht tijdens
het tanken:
schakel de motor uit;
trek de handrem aan;
contactsleutel op de stand OFF
gedraaid;
rook niet;
geef het speciale verloopstuk aan het
personeel dat LPG tankt.
BELANGRIJK Afhankelijk van het land
zijn er verschillende soorten adapters
voor tankstations. Adapter 1 fig. 133,
wordt bij de auto in een speciaal doosjegeleverd, is speciaal ontworpen voor
het land waarin de auto verkocht is. Als
u in een ander land rijdt, moet u
uitzoeken welke soort adapter hier
gebruikt wordt.
BELANGRIJK Voordat de tank met LPG
gevuld wordt, dient het gekwalificeerde
personeel te controleren of de adapter
correct op de vulopening is geschroefd.
BELANGRIJK Bewaar uw LPG-adapter
zorgvuldig zodat hij niet beschadigd
raakt.BELANGRIJK Gebruik uitsluitend LPG
voor motorvoertuigen.
Brandstof - Grafisch
symbool voor de
identificatie van de
compatibiliteit van het
voertuig voor
consumenten in
overeenstemming met
EN16942
De onderstaande symbolen
vereenvoudigen de herkenning van het
correcte type brandstof dat u in uw
voertuig moet gebruiken.
Controleer, alvorens te tanken, de
symbolen aan de binnenkant van het
brandstofklepje (waar voorzien) en
vergelijk ze met de symbolen op de
pomp (waar voorzien).
Symbolen voor voertuigen op
benzine
E5: Ongelode benzine met maximaal
2,7% (m/m) zuurstof en maximaal 5,0%
(V/V) ethanol overeenkomstigEN228
E10: Ongelode benzine met maximaal
3,7% (m/m) zuurstof en maximaal
10,0% (V/V) ethanol overeenkomstig
EN228
132PGL000017
133PGL000018
143

SOORTEN LAMPEN
Het voertuig is voorzien van de volgende lampen
Volglas lampen (type 1): klemmontage. Trek om te verwijderen.
Lamp met bajonet-sluiting (type 2): druk de lamp ietwat in en draai
linksom om hem uit de houder te verwijderen.
Halogeenlampen (type 3): om de lamp te verwijderen, aan de
stekker trekken en deze uitnemen.
Halogeenlampen (type 4): draai de lamp linksom om hem uit de
houder te verwijderen.
Xenon-gasontladingslamp (type 5):
(voor bepaalde versies/markten)
neem voor het verwijderen van de lamp contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
147

Lampen Type VermogenReferentieaf-
beelding
Dagverlichting (versies met polyelliptische koplampen) LED – –
Zijverlichting voor/dagverlichting) (versies met bi-parabolische
koplampen)H15 15W 4
Lampen grootlicht (versies met polyelliptische koplampen) H7 55W 3
Lampen grootlicht (versies met bi-parabolische koplampen) H15 55W 4
Dimlicht H7 55W 3
Koplampen grootlicht/dimlicht (Xenon gasontladingslampen)
(voor bepaalde versies/markten)D5S 25W 5
Richtingaanwijzers voor PY21W 21W 2
Zijrichtingaanwijzer WY5W 5W 1
Kentekenverlichting W5W 5W 1
Stadslicht achter / remlichten P21W 21W 2
Richtingaanwijzers achter PY21W 21W 2
Achteruitrijlicht W16W 16W 1
Extra remlicht LED – –
Mistlampen H11 55W 4
Mistachterlicht W16W 16W 1
Plafondverlichting voor C5W 5W 1
Plafondverlichting voor (zonnekleppen) C5W 5W 1
Plafondverlichting achterin C5W 6W 1
Verlichting bagageruimte W5W 5W 1
Verlichting dashboardkastje W5W 5W 1
148
NOODGEVALLEN

BELANGRIJK
163)Rook nooit tijdens het uitvoeren van
werkzaamheden in de motorruimte: er
kunnen ontvlambare gassen en dampen
vrijkomen die brand kunnen veroorzaken.
164)Wees erg voorzichtig bij het uitvoeren
van werkzaamheden in de motorruimte
wanneer de motor nog warm is: gevaar
voor brandwonden. Kom niet te dicht bij de
koelventilator van de radiateur: de
elektrische ventilator kan inschakelen;
gevaar voor verwondingen. Sjaals, dassen
of andere loszittende kleding kunnen door
de bewegende onderdelen worden
meegetrokken.
165)Wacht voor het bijvullen van de
motorolie tot de motor is afgekoeld
alvorens de vuldop los te maken. Dit geldt
in het bijzonder voor voertuigen met een
aluminium vuldop (waar aanwezig).
WAARSCHUWING: gevaar voor
brandwonden!
166)Het koelsysteem staat onder druk. Als
de dop vervangen moet worden, doe dit
dan alleen door een origineel exemplaar;
anders kan dit de werking van het systeem
negatief beïnvloeden. Draai bij warme
motor de dop van het reservoir niet los:
gevaar voor brandwonden.
167)Rijd nooit met een leeg
ruitensproeierreservoir: ruitensproeiers zijn
van fundamenteel belang voor een goed
zicht. Herhaaldelijke werking van het
systeem zonder vloeistof kan leiden tot
schade aan of snelle verslechtering van
sommige systeemcomponenten.168)Sommige in de handel verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn ontvlambaar.
De motorruimte omvat warme onderdelen
die bij contact met de vloeistof brand
kunnen veroorzaken.
169)Remvloeistof is giftig en uiterst
corrosief. Als er per ongeluk remvloeistof
gemorst wordt, moeten de betrokken delen
onmiddellijk worden gewassen met water
en neutrale zeep. Vervolgens met veel
water afspoelen. In geval van inslikken
onmiddellijk een arts raadplegen.
170)Het symbool
, op het reservoir van
de remvloeistof geeft aan dat een
remvloeistof een synthetische of op
mineralen gebaseerde vloeistof is. Het
gebruik van minerale vloeistoffen kan de
speciale rubberen pakkingen in het
remsysteem onherstelbaar beschadigen.
171)Accuvloeistof is giftig en corrosief.
Vermijd contact met huid en ogen. Houd
open vuur en vonkvormende apparaten uit
de buurt van de accu: brand- en
explosiegevaar.
172)Als de accu met onvoldoende
vloeistof werkt, kan dit de accu
onherstelbaar beschadigen en een explosie
veroorzaken.
173)Bij werkzaamheden aan de accu of in
de buurt van de accu, moeten de ogen
altijd met een speciale bril beschermd
worden.
BELANGRIJK
71)Let erop dat de verschillende types
vloeistoffen tijdens het bijvullen niet
verwisseld worden: ze mogen absoluut niet
onderling gemengd worden! Bijvullen met
een ongeschikte vloeistof kan leiden tot
ernstige schade aan het voertuig.
72)Het olieniveau mag nooit boven het
MAX-teken komen.
73)Vul motorolie bij met dezelfde
kenmerken als de motorolie waarmee de
motor reeds is gevuld.
74)Het motorkoelsysteem moet worden
gevuld met PARAFLU
UPantivries. Vul
koelvloeistof bij met dezelfde kenmerken als
de koelvloeistof waarmee het koelsysteem
reeds is gevuld. PARAFLU
UPmag niet met
andere typen vloeistoffen worden
gemengd. Mocht dit toch gebeuren, start
de motor dan in geen geval en neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
75)Vermijd elk contact tussen de uiterst
corrosieve remvloeistof en de gelakte
delen. Spoel bij contact onmiddellijk uit met
rijkelijk water.
76)Als de auto langdurig gestald moet
worden bij zeer lage temperaturen,
verwijder dan de accu en breng deze naar
een verwarmde plek, om bevriezing te
voorkomen.
201

Gereedschapshouder..........38
Gewichten.................226
Grootlicht..................23
Grootlicht (lamp vervangen)......149
Grootlichtsignaal..............24
GSI (Gear Shift Indicator)........52
Handbediende klimaatregeling....30
Handgeschakelde versnellingsbak . .115
Hendel loslaten (automatische
versnellingsbak met dubbele
koppeling)...............175
Herconfigureerbaar
multifunctioneel display........50
Het voertuig opkrikken.........207
HHC (systeem)...............76
Hoofdairbag................109
Hoofdmenu..............53,54
Hoofdsteunen...............19
Hoogteregeling koplampen.......24
i-Size kinderzitjes.............99
Identificatiegegevens
chassisnummer...........213
motorcode..............213
typeplaatje met
identificatiegegevens........213
Imperiaal/skidrager............42
Instapverlichting..............25
Interieur (reiniging)............210
Interieurverlichting.............26
ISOFIX-kinderzitje (montage)......96iTPMS (indirect Tyre Pressure
Monitoring System)..........83
Kentekenverlichting (lamp
vervangen)...............155
Kinderen veilig vervoeren........92
Kinderslot..................14
Kinderzitjes.................92
Klimaatregeling...............30
Koplampen (reiniging)..........209
Koplampen met Xenon
gasontladingslampen
grootlicht/dimlicht (lamp
vervangen)...............152
Lakwerk (reiniging en onderhoud) . .208
Lamp buitenverlichting vervangen......................149
Lampen
Soorten lampen...........147
Lampjes en berichten...........56
Loslaten hendel (automatische
transmissie)..............173
Media-modus..............275
Mistlamp voor (lamp vervangen) . . .150
Mistlampen.................24
Motor....................214
code..................213
Motorkap..................35
Motorolie (niveau controleren).....199
Motorolie (verbruik)...........199
Motorruimte................191Motorruimte (uitspuiten)........209
Multifunctioneel display..........49
Multimedia
Uconnect™ LIVE-Services .264 ,279
Niveaus controleren..........191
Officiële typegoedkeuringen.....285
Onderhoudsprocedures........203
Overzichtstabel
bedieningselementen
frontpaneel...............270
Parkeerlichten...............23
Parkeerrem................114
Parkeersensoren.............135
Passieve/actieve veiligheid
(LPG-systeem).............42
PBA (systeem)...............76
Periodieke controles
(geprogrammeerd
onderhoudsschema).........190
Plafondverlichting voor..........26
Portieren...................13
Prestaties (topsnelheid).........236
Radiomodus...............275
Regensensor................28
Richtingaanwijzers............25
Richtingaanwijzers zijkant (lamp
vervangen)...............150
Richtlijnen voor de behandeling
van het voertuig aan het einde
van de levensduur..........242
ALFABETISCH REGISTER