Waarschuwingslampje Wat het betekent
amberDPF REINIGING bezig (Alleen Dieselversies met DPF)
Het lampje of symbool gaat continu branden om te waarschuwen dat het DPF-systeem bezig is met het
verwijderen van de opgehoopte vervuilende deeltjes (roet) middels regeneratie.
Het lampje of symbool zal niet bij elk DPF-regeneratie branden, maar alleen als de rijomstandigheden
zodanig zijn dat de bestuurder hiervan op de hoogte moet worden gebracht. Het voertuig tot aan het einde
van het regeneratieproces in beweging blijven om het symbool te laten doven. Een regeneratieproces duurt
gemiddeld 15 minuten. De optimale omstandigheden om het proces te voltooien worden bereikt door de
voertuigsnelheid op 60 km/h te houden met een toerental van meer dan 2000 tpm.
Als dit lampje of symbool gaat branden, wijst dit niet op een defect van de auto en daarom hoeft het
voertuig niet naar een werkplaats te worden gebracht.
25)
BELANGRIJK
21)Als, tijdens het rijden, het lampje gaat knipperen (of het pictogram op het display verschijnt), contact opnemen met het Fiat
Servicenetwerk.
22)Water in het brandstofcircuit kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motor onregelmatig doen draaien. Als het symbool
wordt weergegeven zo snel mogelijk contact opnemen met het Fiat Servicenetwerk om het systeem af te laten tappen. Als bovenstaande
aanwijzingen onmiddellijk na het tanken verschijnen, kan het zijn dat er tijdens het tanken water in de tank terecht is gekomen: zet de motor
onmiddellijk af en neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
23)Wanneer het lampje
gaat branden, moet de afgewerkte motorolie zo spoedig mogelijk, en elk geval binnen 500 km nadat het lampje
voor het eerst ging branden, worden ververst. Het niet naleven van deze instructie kan leiden tot ernstige beschadiging van de motor en de
garantie ongeldig maken. Vergeet niet dat het aangaan van dit lampje niets te maken heeft met het oliepeil in de motor; voeg dus absoluut
geen motorolie toe als het lampje begint te knipperen.
24)Als het symbool tijdens het rijden gaat knipperen, contact opnemen met het Fiat Servicenetwerk.
25)Pas de rijsnelheid altijd aan de verkeers- en weersomstandigheden aan en houd u altijd aan de verkeersregels. De motor afzetten terwijl
het DPF lampje brandt is toegestaan, maar het meermaals onderbreken van het regeneratieproces kan leiden tot voortijdig kwaliteitsverlies van
de motorolie. Daarom wordt het aanbevolen om altijd te wachten tot het symbool is gedoofd voordat de motor wordt afgezet, door
bovenstaande aanwijzingen te volgen. Voltooi het DPF-regeneratieproces niet terwijl het voertuig stil staat.
60
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
SYMBOLEN OP HET DISPLAY
Symbool Wat het betekent
roodMOTORKAP NIET GOED GESLOTEN
Het symbool gaat branden als de motorkap niet volledig gesloten is (voor versies/markten, waar
voorzien). Sluit de motorkap goed.
roodACHTERKLEP NIET GOED GESLOTEN
Het symbool gaat branden als de achterklep niet volledig gesloten is (voor versies/markten,
waar voorzien). Sluit de achterklep correct.
amberSTORING MOTOROLIEDRUKSENSOR
Het symbool gaat continu branden en er verschijnt een bericht op het display als er een storing
van de motoroliedruksensor is.
amberSTORING REGENSENSOR
Het symbool gaat branden als er een storing van de regensensor is. Neem zo snel mogelijk
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
amberINWERKINGTREDING BRANDSTOFAFSLUITSYSTEEM
Het symbool gaat branden in geval van de inwerkingtreding van de afsluiter van de
brandstoftoevoer.
Zie, om het brandstofafsluitsysteem weer in te schakelen, de beschrijving in het deel
"Brandstofafsluitsysteem" in het hoofdstuk "Noodgevallen". Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk als de brandstoftoevoer nog steeds niet hersteld kan worden.
amberSTORING AFSLUITER VAN DE BRANDSTOFTOEVOER
Het symbool gaat branden in geval van een storing van de afsluiter van de brandstoftoevoer.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
amberSTORING START&STOP SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
Het symbool gaat branden om een storing van het Start&Stopsysteem aan te geven. Op het
display verschijnt een bijbehorend bericht. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
63
Symbool Wat het betekent
amberSTORING BUITENVERLICHTING
Het symbool gaat branden om een storing van een van de volgende lichten aan te geven:
dagverlichting (DRL); parkeerlichten; stadslicht; richtingaanwijzers; mistachterlicht;
achteruitrijlicht; kentekenverlichting.
De storing kan de volgende oorzaken hebben: lamp doorgebrand, zekering doorgebrand of
elektrische verbinding onderbroken.
amberSTORING BRANDSTOFNIVEAUSENSOR
Het symbool gaat branden als de brandstofniveausensor een storing heeft. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
amberSTORING LPG-NIVEAUSENSOR
Het symbool gaat branden als de LPG-niveausensor een storing vertoont. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
amberKANS OP GLAD WEGDEK
Het symbool gaat branden wanneer de buitentemperatuur tot of onder de 3 °C zakt.
BELANGRIJK Indien er een storing is in de buitentemperatuursensor, worden de cijfers die de
waarde aangeven door streepjes vervangen.
amberSTORING SCHEMERSENSOR
Het symbool gaat branden en er verschijnt een bericht op het display indien er een storing van
de schemersensor is. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
amberSTORING AUDIOSYSTEEM
Het symbool gaat branden om een storing van het audiosysteem aan te geven. Neem zo snel
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
64
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Symbool Wat het betekent
amberDit symbool gaat branden om aan te duiden dan het koppelingspedaal ingedrukt moet worden
om het starten in te schakelen voor versies met handmatige versnellingsbak. Voor versies met
automatische transmissie, duidt dit erop het rempedaal in te drukken.
Het gaan branden van dit symbool suggereert naar een hogere of lagere versnelling te
schakelen.
SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN
Het (witte) symbool gaat branden wanneer de via het menu van het display ingestelde snelheid
(bijv. 110 km/h) wordt overschreden (de onderste waarde wordt afhankelijk van de ingestelde
snelheid bijgewerkt).
START&STOP-SYSTEEM INSCHAKELEN
(voor bepaalde versies/markten)
Het symbool gaat branden om aan te geven dat de motor is uitgeschakeld door het
START&STOP-systeem.
HOOGTEREGELING INSTELLING KOPLAMPEN
De hoogteregeling koplampen werkt met de startinrichting op MAR en ingeschakeld dimlicht.
Druk op
enop het bedieningspaneel.
ELEKTRONISCHE CRUISE-CONTROL
Dit symbool gaat branden als de elektronische Cruise Control is ingeschakeld.
66
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
RIJHULPSYSTEMEN
FULL BRAKE CONTROL
SYSTEEM
(indien aanwezig)
60) 61) 62) 63)
26) 27) 28) 29) 30) 31) 32) 33) 34)
Het Full Brake Control-systeem is een
HULPMIDDEL bij het voorkomen van
frontale aanrijdingen.
Het blijft de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om een veilige afstand te
houden en de snelheid van de auto aan
te passen aan het verkeer, het zicht en
de weersomstandigheden, ook als het
systeem is ingeschakeld.
Wacht NIET met afremmen totdat u een
waarschuwing van het systeem krijgt.
Als de bestuurder niet ingrijpt door het
rempedaal in te trappen, kan er een
aanrijding ontstaan.
Het Full Brake Control-systeem kan
geen voetgangers, dieren of andere
voorwerpen waarnemen die de
rijrichting doorkruisen, evenmin als
voertuigen die uit de tegengestelde
richting komen.
Het Full Brake Control-systeem bestaat
uit een radar die zich achter de
voorbumper fig. 61 bevindt.In het geval van een dreigende botsing
kan het systeem ingrijpen door de auto
automatisch af te remmen om een
botsing te voorkomen of de gevolgen
daarvan te beperken.
Als het systeem het risico van een
botsing vaststelt, krijgt de bestuurder
een geluidssignaal en visuele meldingen
in de vorm van speciale berichten op
het display van het instrumentenpaneel.
De berichten zijn bedoeld om de
bestuurder tijdig te laten reageren, om
een mogelijke aanrijding te voorkomen
of de gevolgen daarvan te beperken.
Als vervolgens geen actie door de
bestuurder wordt ondernomen, kan het
systeem ingrijpen door automatisch te
remmen en zo de gevolgen van de
aanrijding te beperken. Als wordt
vastgesteld dat de druk die de
bestuurder op het gaspedaal uitoefent
onvoldoende is, kan het systeemingrijpen om de reactie van het
remsysteem te verbeteren, zodat de
snelheid van het voertuig verder wordt
verlaagd (extra assistentie tijdens het
remmen).
Versies uitgerust met Start&Stop
systeem: na afloop van de
automatische remingreep, zal het
Start&Stop systeem gaan werken zoals
beschreven in paragraaf "Start&Stop
systeem" in het hoofdstuk "Starten en
rijden".
Versies met handgeschakelde
versnellingsbak: na afloop van de
automatische remingreep kan de motor
haperen en afslaan, tenzij de bestuurder
het koppelingspedaal intrapt.
Voor versies met geautomatiseerde
transmissie:blijft de laatst opgeslagen
versnelling na de remingreep
ingeschakeld. Het voertuig kan na een
automatisch stop van een paar
seconden opnieuw starten.
BELANGRIJK Nadat het voertuig
gestopt is, kunnen de remklauwen
gedurende ongeveer 2 seconden
geblokkeerd worden om
veiligheidsredenen. Zorg ervoor dat u
het rempedaal intrapt als de auto iets
vooruit mocht rijden.
61P2000076-000-000
72
VEILIGHEID
Inschakelen/uitschakelen
Het Full Brake Control-systeem kan via
het menu op het instrumentenpaneel
worden uitgeschakeld en vervolgens
opnieuw worden ingeschakeld.
Opmerking Bij hetUconnect™5"-
systeem worden sommige menuopties
weergegeven en beheerd op het
display van dat systeem en niet op het
display op het instrumentenpaneel (zie
het speciale Multimedia-hoofdstuk of
het supplement beschikbaar online).
Het systeem kan alleen worden
uitgeschakeld met de startinrichting in
stand MAR.
BELANGRIJK De status van het
systeem kan alleen worden gewijzigd bij
stilstaand voertuig.
Het Full Brake Control-systeem kan
worden ingesteld door een van de drie
menuopties te selecteren:
Systeem actief: het systeem (indien
actief) biedt, in aanvulling op de visuele
en akoestische waarschuwingen,
automatisch remmen en extra
assistentie tijdens het remmen wanneer
de bestuurder onvoldoende hard remt
in het geval van een mogelijke frontale
botsing;
Systeem deels actief: het systeem
(indien actief) geeft geen visuele en
akoestische waarschuwingen, maarkan automatisch remmen en extra
assistentie bieden tijdens het remmen
wanneer de bestuurder onvoldoende
hard remt in het geval van een
mogelijke frontale botsing;
Systeem niet actief: het systeem
biedt geen visuele en akoestische
waarschuwingen, beperkte remwerking,
automatisch remmen of extra
assistentie tijdens de remfase. Het
systeem geeft dus geen enkele melding
van een mogelijk ongeval.
Inschakelen/uitschakelen
Als het Full Brake Control-systeem
correct is ingeschakeld via het menu,
dan zal het elke keer dat de motor
wordt gestart in werking treden.
Na uitschakeling zal het systeem de
bestuurder niet waarschuwen voor een
mogelijke botsing met een
vooroprijdend voertuig.
De uitschakelingsstatus van het
systeem wordt niet in het geheugen
opgeslagen wanneer de motor afgezet
wordt: als het systeem wordt
uitgeschakeld wanneer de motor
afgezet is, zal het bij de volgende start
ingeschakeld worden.
Deze functie is niet actief bij een
snelheid lager dan 7 km/h of hoger dan
200 km/h.Het systeem is alleen actief als:
het correct is ingeschakeld via het
menu;
de contactsleutel op MAR staat;
de voertuigsnelheid tussen 7 en
200 km/h ligt;
de veiligheidsgordels van de
voorstoelen zijn omgelegd.
De gevoeligheid van het systeem
wijzigen
De gevoeligheid van het systeem kan
gewijzigd worden via het menu, door
een van de volgende drie opties te
kiezen: "Nabij", "Gemiddeld" of "Ver".
Zie voor het wijzigen van de instellingen
de beschrijving in de
Uconnect™5"bijlage.
De optie is standaard ingesteld op
"Nabij". Met deze instelling zal het
systeem de bestuurder voor een
mogelijke botsing met het
vooroprijdende voertuig waarschuwen
wanneer dat voertuig zich dichtbij
bevindt. Deze instelling biedt de
bestuurder bij een mogelijke botsing
een kortere reactietijd in vergelijking met
de instellingen "Gemiddeld" en "Ver",
maar staat een meer dynamische rijstijl
van de auto toe.
73
Met de gevoeligheid van het systeem
ingesteld op "Ver", zal het systeem de
bestuurder voor een mogelijke botsing
met het vooroprijdende voertuig
waarschuwen wanneer dat voertuig
zich op een grotere afstand bevindt,
waardoor de mogelijkheid wordt
geboden om de remmen lichter en
geleidelijker te bedienen. Deze instelling
biedt de bestuurder de grootst
mogelijke reactietijd om een mogelijk
ongeval te voorkomen.
Als u de instelling wijzigt in
"Gemiddeld", waarschuwt het systeem
de bestuurder voor een mogelijke
botsing met de voorligger wanneer dat
voertuig zich op een standaard afstand,
tussen die van de andere twee
instellingen, bevindt. De instelling van
de gevoeligheid van het systeem wordt
in het geheugen bewaard wanneer de
motor wordt afgezet.
Melding storing van het systeem
Als het systeem wordt uitgeschakeld en
een speciaal bericht op het display
wordt weergegeven, dan is er een
storing in systeem aanwezig.
In dit geval kan er nog steeds met de
auto gereden worden, maar wordt toch
geadviseerd zo spoedig mogelijk
contact op te nemen met het Fiat
Servicenetwerk.Melding radar niet beschikbaar
Als de omstandigheden zodanig zijn dat
de radar niet correct obstakels kan
detecteren, wordt het systeem
uitgeschakeld en verschijnt er een
speciaal bericht op het display. Dit
gebeurt meestal in het geval van slecht
zicht, zoals wanneer het sneeuwt of
zwaar regent.
De werking van het systeem kan ook
tijdelijk zijn verstoord door de
aanwezigheid van belemmeringen op
de bumper, zoals modder, vuil of ijs. In
die gevallen verschijnt er een speciaal
bericht op het display en wordt het
systeem uitgeschakeld. Dit bericht kan
soms verschijnen onder
omstandigheden met hoge lichtreflectie
(bijvoorbeeld in tunnels met
reflecterende wanden, of bij ijs en/of
sneeuw). Wanneer de omstandigheden
die de werking van het systeem hebben
beperkt ophouden, zal het systeem
naar een normale en volledige werking
terugkeren.
In enkele uitzonderlijke gevallen kan dit
speciaal bericht verschijnen als er in het
gezichtsveld van de radar geen voertuig
of object wordt gedetecteerd.
Als weersomstandigheden niet de
echte reden zijn achter dit bericht,
controleer dan of de sensor vuil is.Het kan nodig zijn belemmeringen te
reinigen of te verwijderen in de zone die
is aangegeven in fig. 61.
Als het bericht vaak verschijnt, zelfs in
afwezigheid van weersomstandigheden
als sneeuw, regen, modder of andere
belemmeringen, neem dan contact op
met het Fiat Servicenetwerk om de
sensoruitlijning te laten controleren.
Bij afwezigheid van zichtbare
belemmeringen, kan het reinigen van
het radaroppervlak, door handmatig de
decoratieve kapbekleding te
verwijderen, vereist zijn. Neem hiervoor
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Het wordt aanbevolen
geen toestellen, accessoires of
aereodynamische bevestigingen te
installeren voor de sensor of deze te
verduisteren op enige wijze, omdat dit
de correcte werking van het systeem in
gevaar kan brengen. Aanpassingen van
de geometrie van het voertuig of van de
voorzijde (inclusief reparaties niet
uitgevoerd door het Fiat
Servicenetwerk) kunnen gevolgen
hebben voor de juiste werking van het
systeem.
74
VEILIGHEID
Voertuigen die in dwarsrichting ten
opzichte van het voertuig rijden.
Het systeem kan tijdelijk reageren op
een voertuig dat op een rechte hoek
door het werkingsbereik van de
radarsensor rijdt fig. 65.
Belangrijke opmerkingen
Het systeem is niet ontworpen om
botsingen te voorkomen en kan
mogelijke omstandigheden die tot een
ongeval leiden niet van te voren
detecteren. Het niet in acht nemen van
deze waarschuwing kan leiden tot
ernstig of dodelijk letsel.
Het systeem kan in werking treden,
door het traject van het voertuig te
beoordelen, vanwege de aanwezigheid
van reflecterende metalen voorwerpen
die geen voertuigen zijn, zoals vangrails,
verkeersborden, slagbomen voor
parkeerterreinen, tolpoorten,
spoorwegovergangen, poorten,spoorwegen, voorwerpen in de buurt
van wegwerkzaamheden of voorwerpen
die zich hoger dan de auto bevinden
(bijv. een viaduct). Op dezelfde manier
kan het systeem in werking treden
binnen parkeergarages met meerdere
verdiepingen of tunnels, of wegens een
schittering op het wegdek. Deze
mogelijke activeringen volgen de
normale werkingslogica van het
systeem en duiden dus niet op een
storing.
Het systeem is uitsluitend
ontworpen voor gebruik op verharde
wegen. Als de auto off-road wordt
gebruikt, dan moet het systeem
uitgeschakeld worden om onnodige
waarschuwingen te voorkomen.
Het systeem moet worden
uitgeschakeld wanneer het voertuig in
of op een trein, veerboot of pont wordt
vervoerd, wordt gesleept of op een
rollenbank wordt getest.
iTPMS (indirect Tyre
Pressure Monitoring
System)
64) 65) 66) 67) 68) 69)
Beschrijving
Het voertuig is uitgerust met het iTPMS
(indirect Tyre Pressure Monitoring
System) dat via de
wielsnelheidsensoren de toestand van
de bandenspanning controleert.Correcte bandenspanning
Als er geen lekke banden worden
gedetecteerd, wordt de uitlijntekening
van het voertuig getoond op het
display.
Lage bandenspanning
Het systeem waarschuwt de bestuurder
als een of meer banden leeg zijn met
een waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel en een
waarschuwingsbericht op het display,
samen met een geluidssignaal.
In dit geval wordt de uitlijntekening van
het voertuig getoond op het display met
de twee symbolen
.
Deze aanduiding wordt ook
weergegeven nadat de motor wordt
afgezet en weer gestart wordt, zolang
de resetprocedure niet wordt
uitgevoerd.
Resetprocedure
Het iTPMS-systeem heeft een
"inleerfase" nodig (met een duur die
afhangt van de rijstijl en de
wegomstandigheden: bij optimale
omstandigheden wordt gereden op een
rechte weg met 80 km/h gedurende
minstens 20 minuten) die begint
wanneer de RESET-procedure wordt
uitgevoerd.
65P6J2000152
76
VEILIGHEID