NIVEAUS CONTROLEREN
1. Reservoir motorkoelvloeistof 2. Remvloeistofreservoir 3. Koppelingsvloeistofreservoir (waar aanwezig) 4. Motoroliedop
5. Motorolieniveaumeter 6. Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof 7. Ruitensproeierreservoir 8. Accu
A— Versies met rechtse besturing
370) 371)
458VANODIESEL3231
272
SERVICE EN ONDERHOUD
KATALYSATOR
372)
De spoelinrichtingen voor de
uitlaatgassen die met een katalysator
worden gebruikt, zijn uiterst efficiënt in
de reductie van giftige gassen. De
katalysator wordt in het uitlaatsysteem
geïnstalleerd.
Het is belangrijk dat de motor goed
afgestemd blijft om ervoor te zorgen dat
de katalysator naar behoren werkt en
om eventuele schade aan de
katalysator te voorkomen.
Opmerking Gebruik brandstof van het
type dat wordt aanbevolen in
"Brandstofkeuze".
BELANGRIJK
372)Parkeer of gebruik dit voertuig, net als
ieder ander voertuig, niet in omgevingen
waar brandbare materialen, zoals droog
gras of bladeren, in contact kunnen komen
met een hete uitlaat, aangezien hierdoor
brand kan ontstaan.
MOTOROLIE
De motorolie controleren en
bijvullen
373)
A — Minimumpeil
B — Maximumpeil
C — Markering olieverversing
De gebruikte motorolie heeft een
enorme invloed op de prestaties, de
duurzaamheid en het startvermogen
van de motor. Gebruik altijd olie van de
aanbevolen kwaliteit en met de juiste
viscositeit. Iedere motor verbruikt bij
normale werking een bepaalde
hoeveelheid olie. Het is daarom
belangrijk het oliepeil regelmatig of voor
iedere lange reis te controleren.
1. Parkeer de auto op een horizontale
ondergrond.
2. Zet de motor af.
3. Wacht een paar minuten.4. Neem de peilstok uit en doe hem af
met een schone doek.
5. Steek de peilstok zo diep mogelijk
terug.
6. Neem de peilstok uit en lees het
oliepeil af, dat binnen het aangegeven
bereik zou moeten staan.
7. Als het oliepeil zich onder de
gespecificeerde limiet bevindt, verwijder
dan de dop op de cilinderkop en vul
olie bij tot het peil zich weer binnen het
gespecificeerde bereik bevindt. Vul niet
teveel olie bij om schade aan de motor
te voorkomen. Gebruik altijd de
gespecificeerde motorolie en meng
nooit verschillende soorten olie.
8. Sluit de dop stevig na het bijvullen.
9. Controleer het oliepeil door de
stappen 4 t/m 6 te herhalen.
Opmerking Controleer of vul de olie als
volgt bij.
Als het oliepeil in bovengenoemde
stap 6 is gecontroleerd, controleer het
dan ook aan de onderkant van de
peilstok, want het oliepeil ziet er anders
uit aan de twee kanten van de peilstok.
Op voertuigen met een dieselroetfilter
(DPF) moet het oliepeil zich tussen (A)
en (B) op de peilstok bevinden.
Op voertuigen met DPF moet het
oliepeil zich tussen (A) en (C) (markering
voor olieverversing) op de peilstok
bevinden. Ververs de olie zo snel
mogelijk, als het oliepeil verder staat
459AHA102654
274
SERVICE EN ONDERHOUD
Koelvloeistof bijvullen
Het koelsysteem is een gesloten
systeem en het verlies van koelvloeistof
zou zeer gering moeten zijn. Een
merkbare daling in het koelvloeistofpeil
zou op lekkage kunnen duiden. Als dit
gebeurt, raden we u aan het systeem
zo snel mogelijk te laten nakijken. Open
het deksel en vul koelvloeistof bij, als
het peil in de reservetank daalt tot
onder "L" (laag).
Verwijder bovendien de radiateurdop (B)
en vul koelvloeistof bij tot het peil de
vulhals bereikt, als de reservetank
volledig leeg is.
377) 378)
Antivries
De motorkoelvloeistof bevat een
corrosiewerend middel met
ethyleenglycol. Sommige delen van de
motor bestaan uit een
gietaluminiumlegering en de
motorkoelvloeistof moet dus regelmatig
worden ververst om corrosie van deze
onderdelen te voorkomen.
Gebruik de door Fiat aanbevolen
koelvloeistof of een equivalent (een op
ethyleenglycol gebaseerde koelvloeistof
van vergelijkbare hoge kwaliteit, zonder
silicaat, amine, nitraat en boraat, met
een hybride organische zuurtechnologie
voor een lange levensduur).
De originele koelvloeistof van Fiat biedt
een uitstekende bescherming tegen
corrosie- en roestvorming van allemetalen, inclusief aluminium, en
voorkomt verstoppingen van radiateur,
verwarming, cilinderkop, motorblok,
enz.
Omdat een corrosiewerend middel
noodzakelijk is, mag de koelvloeistof
zelfs 's zomers niet worden vervangen
door water. De vereiste concentratie
antivries varieert, afhankelijk van de
verwachte omgevingstemperatuur.
Hoger dan -35°C: 50 % concentratie
van antivries
Lager dan -35°C: 60 % concentratie
van antivries
183) 184) 185) 186) 187)
Bij koud weer
Als de temperaturen in uw omgeving tot
onder het vriespunt dalen, bestaat het
gevaar dat de koelvloeistof in de motor
of radiateur bevriest en ernstige schade
aan de motor en/of radiateur
veroorzaakt. Voeg voldoende antivries
aan het koelmiddel toe om te
voorkomen dat het bevriest.
De concentratie dient voor aanvang van
het koude weer te worden
gecontroleerd en indien nodig moet het
systeem worden bijgevuld met antivries.
BELANGRIJK
377)De uitgewerkte motorolie en het
vervangen motoroliefilter bevatten stoffen
die schadelijk zijn voor het milieu. Het
verdient aanbeveling de olie en de filters te
laten vervangen door het Fiat
Servicenetwerk.
378)Open de radiateurdop (B) niet zolang
de motor warm is. Het koelsysteem staat
onder druk, waardoor hete koelvloeistof vrij
zou kunnen komen en brandwonden zou
kunnen veroorzaken.
BELANGRIJK
183)Gebruik geen antivries op alcohol- of
methanolbasis of koelvloeistoffen gemengd
met antivries op alcohol- of methanolbasis.
Door gebruik van ongeschikte antivries
kunnen de aluminium onderdelen
corroderen.
184)Concentraties hoger dan 60% leiden
tot een afname in zowel de antivries- als de
koelprestaties en heeft nadelige gevolgen
voor de motor.
185)Vul niet bij met uitsluitend water.
186)Het motorkoelsysteem moet worden
gevuld met PARAFLUUP antivries. Vul
koelvloeistof bij met dezelfde kenmerken als
de koelvloeistof waarmee het koelsysteem
reeds is gevuld. PARAFLU UP mag niet
met andere typen vloeistoffen worden
gemengd. Mocht dit toch gebeuren, start
de motor dan in geen geval en neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
276
SERVICE EN ONDERHOUD
REMVLOEISTOF
Het vloeistofpeil controleren
Controleer het peil van de remvloeistof
in het reservoir. Het remvloeistofpeil
moet tussen de markeringen "MAX" en
"MIN" op het reservoir liggen.
Het remvloeistofpeil wordt bewaakt
door een vlotter. Als het remvloeistofpeil
daalt tot onder de markering "MIN",
gaat het waarschuwingslampje van de
remvloeistof branden.
Het vloeistofpeil daalt enigszins door
slijtage van de remblokken, maar dit
duidt niet op een probleem.
Als het remvloeistofpeil binnen korte tijd
aanmerkelijk daalt, duidt dit op een lek
in het remsysteem. Als dit gebeurt,
raden we u aan het voertuig te laten
nakijken.Vloeistoftype
Gebruik vloeistof conform DOT3 of
DOT4. De remvloeistof is
hygroscopisch. Teveel vocht in de
remvloeistof heeft nadelige gevolgen
voor het remsysteem, waardoor de
remwerking afneemt.
Bovendien is het remvloeistofreservoir
uitgerust met een speciale dop om
toetreding van lucht te voorkomen.
Deze dop mag niet worden verwijderd.
381) 382) 383) 384) 385) 386) 387)
188) 189) 190)
BELANGRIJK
381)Remvloeistof is schadelijk voor de
ogen, kan de huid irriteren en kan gelakte
oppervlakken beschadigen. Betracht dus
uiterste zorg bij het gebruik van
remvloeistof. Veeg gemorste vloeistof
onmiddellijk op. Als remvloeistof op uw
handen of in uw ogen terechtkomt, spoel
dan direct met schoon water. Raadpleeg
zo nodig een arts.
382)Sommige in de handel verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn licht
ontvlambaar. De motorruimte bevat warme
onderdelen die bij contact met de vloeistof
brand kunnen veroorzaken.
383)Rijd nooit met een leeg
ruitensproeiervloeistofreservoir:
ruitensproeiers zijn van fundamenteel
belang voor een goed zicht.384)Het koelsysteem staat onder druk.
Vervang indien nodig de dop alleen door
een origineel exemplaar om de werking van
het systeem niet negatief te beïnvloeden.
Draai bij warme motor de dop van het
reservoir niet los: gevaar voor
brandwonden.
385)Gebruik alleen de gespecificeerde
remvloeistof. Meng geen remvloeistoffen
en vul de remvloeistof niet bij met een
remvloeistof van een ander merk, om
chemische reacties te voorkomen. Zorg
ervoor dat er geen op petroleum
gebaseerde vloeistof in aanraking komt
met, gemengd wordt met of terechtkomt in
de remvloeistof. Dit leidt tot schade aan de
afdichtingen.
386)Reinig de vuldop voordat u hem
verwijdert en sluit de dop stevig na
onderhoud.
387)Remvloeistof is giftig en uiterst
corrosief. Als er per ongeluk remvloeistof
gemorst wordt, moeten de betrokken delen
onmiddellijk worden gewassen met water
en neutrale zeep. Vervolgens met veel
water afspoelen. In geval van inslikken
onmiddellijk een arts raadplegen.
BELANGRIJK
188)Houd de dop van het reservoir
gesloten om verslechtering van de
remvloeistof te voorkomen, behalve tijdens
onderhoud.
189)Vermijd elk contact tussen de uiterst
corrosieve remvloeistof en de gelakte
delen. Spoel bij contact onmiddellijk uit met
rijkelijk water.
462AHA102566
278
SERVICE EN ONDERHOUD
190)Het symbool, op het reservoir van
de remvloeistof geeft aan dat een
remvloeistof een synthetische of op
mineralen gebaseerde vloeistof is. Het
gebruik van minerale vloeistoffen kan de
speciale rubberen pakkingen van het
remsysteem onherstelbaar beschadigen.KOPPELINGS-
VLOEISTOF
(indien aanwezig)
Het vloeistofpeil controleren
De koppelingsvloeistof in de
hoofdremcilinder moet worden
gecontroleerd voordat werkzaamheden
onder de motorkap worden verricht.
Bovendien moet het systeem gelijk op
lekkage worden gecontroleerd.
Controleer of het peil van de
koppelingsvloeistof altijd tussen de
markeringen "MAX" en "MIN" op het
vloeistofreservoir staat.
Een snel vloeistofverlies duidt op een
lek in het koppelingssysteem, dat
onmiddellijk nagekeken moet worden
door een Fiat Servicenetwerk.Vloeistoftype
Gebruik remvloeistof conform DOT 3 of
DOT 4. De dop van het reservoir moet
volledig worden gesloten om
verontreiniging met vreemde stoffen of
vocht te voorkomen. ZORG ERVOOR
DAT ER GEEN OP PETROLEUM
GEBASEERDE VLOEISTOF IN
CONTACT KOMT OF GEMENGD
WORDT MET DE REMVLOEISTOF OF
DE REMVLOEISTOF OP ENIGE
ANDERE WIJZE VERONTREINIGT. DIT
LEIDT TOT SCHADE AAN DE
AFDICHTINGEN.
388)
BELANGRIJK
388)Remvloeistof is schadelijk voor de
ogen, kan de huid irriteren en kan gelakte
oppervlakken beschadigen. Wees dus
voorzichtig bij het gebruik van remvloeistof.
Veeg gemorste vloeistof onmiddellijk op.
Als remvloeistof op uw handen of in uw
ogen terechtkomt, spoel dan onmiddellijk
met schoon water. Raadpleeg zo nodig een
arts.
463AHA106519
279
STUUR-
BEKRACHTIGINGS-
OLIE
389)
3)
Het vloeistofpeil controleren
Controleer het vloeistofpeil in het
reservoir, terwijl de motor stationair
draait. Controleer of het peil van de
stuurbekrachtigingsolie altijd tussen de
markeringen "MAX" en "MIN" op het
vloeistofreservoir staat en vul, indien
nodig, bij.
BELANGRIJK
389)Vermijd elk contact tussen de
stuurbekrachtigingsolie en de hete
motoronderdelen: de olie is licht
ontvlambaar.
BELANGRIJK
3)Het verbruik van de
stuurbekrachtigingsolie is bijzonder laag; als
na het bijvullen binnen korte tijd het niveau
weer moet worden hersteld, dan moet het
systeem op eventuele lekkages worden
gecontroleerd door het Fiat
Servicenetwerk.
ACCU
4)
De toestand van de accu is zeer
belangrijk voor een snelle start van de
motor en een juiste werking van het
elektrische systeem van het voertuig.
Regelmatige controle en onderhoud zijn
vooral bij koud weer belangrijk.
390) 391) 392) 393) 394) 395) 396) 397)
Accuvloeistofpeil controleren
Het accuvloeistofpeil moet tussen de
op de buitenkant van de accu
gespecificeerde grenzen liggen. Vul
indien nodig bij met gedestilleerd water.
De binnenkant van de accu is
onderverdeeld in verschillende
compartimenten; verwijder de dop van
ieder compartiment en vul de
compartimenten bij tot de bovenste
markering.
464AHA102582
465AHA102595
280
SERVICE EN ONDERHOUD
BELANGRIJK
390)Accuvloeistof is giftig en corrosief.
Vermijd contact met huid en ogen. Houd
open vuur en bronnen van vonken uit de
buurt van de accu: brand- en
ontploffingsgevaar.
391)Alvorens aan het elektrische systeem
te gaan werken, de negatieve accukabel
losmaken middels de daarvoor bestemde
klem, na ten minste een minuut te hebben
gewacht nadat de contactsleutel op STOP
is geplaatst.
392)Zorg ervoor dat er geen vonken,
sigaretten en vlammen in de buurt van de
accu komen; hierdoor zou de accu kunnen
ontploffen.
393)Accuvloeistof is extreem bijtend.
Vermijd contact met uw ogen, huid, kleding
of de gelakte oppervlakken van het
voertuig. Gemorste accuvloeistof moet
onmiddellijk worden weggespoeld met ruim
water. Irritatie van de ogen of de huid door
contact met accuvloeistof vereist
onmiddellijk medische zorg.
394)Gebruik of laad accu's alleen op in
goed geventileerde ruimtes.
395)Draag altijd oogbescherming als u in
de buurt van de accu werkt.
396)Houd accu's buiten bereik van
kinderen.
397)Als de accu met onvoldoende
vloeistof werkt, kan dit de accu
onherstelbaar beschadigen en een explosie
veroorzaken.
BELANGRIJK
191)Onjuiste installatie van elektrische en
elektronische apparatuur kan ernstige
schade aan het voertuig toebrengen. Als na
aanschaf van het voertuig accessoires
(alarmsysteem, mobiele telefoon, enz.)
gemonteerd moeten worden, neem dan
contact op met het Fiat Servicenetwerk,
dat de geschiktste apparaten weet aan te
raden en vooral kan beoordelen of een
accu met een grotere capaciteit nodig is.
192)Als het voertuig langdurig gestald
moet worden bij zeer lage temperaturen,
verwijder dan de accu en breng deze naar
een verwarmde plek, om bevriezing te
voorkomen.
193)Breng omliggende onderdelen,
kunststof onderdelen, enz. niet in contact
met zwavelzuur (accuvloeistof), aangezien
die zouden kunnen scheuren, vlekken of
verkleuren. Mochten deze onderdelen er
toch mee in contact komen, veeg ze dan
schoon met een zachte doek, zeem, o.i.d.
en een oplossing van een neutraal
reinigingsmiddel in water en spoel de
aangetaste delen af met ruim water.
194)Als de auto langdurig gestald moet
worden bij zeer lage temperaturen,
verwijder dan de accu en breng deze naar
een verwarmde plek, om bevriezing te
voorkomen.
195)Ontkoppel nooit een accu met de
contactschakelaar of de bedieningsmodus
in de stand "ON"; hierdoor zouden de
elektrische componenten van het voertuig
kunnen beschadigen.196)Zorg ervoor dat de accu nooit wordt
kortgesloten. Hierdoor kan de accu
oververhit raken en beschadigen.
197)Als de accu snel moet worden
opgeladen, ontkoppel dan eerst de
accukabels.
198)Zorg ervoor dat eerst de minpool (-)
wordt ontkoppeld, om kortsluiting te
voorkomen.
BELANGRIJK
4)Accu’s bevatten stoffen die zeer
gevaarlijk zijn voor het milieu. Neem voor
het vervangen van de accu contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
282
SERVICE EN ONDERHOUD
ALGEMEEN
ONDERHOUD
Brandstof-, motorkoelvloeistof-,
olie- en uitlaatgaslekken
Kijk onder de carrosserie van uw
voertuig om te controleren op
brandstof-, motorkoelvloeistof-, olie- en
uitlaatgaslekken.
Werking van de binnen- en
buitenverlichting
Bedien de schakelaar van de
combinatieverlichting om te controleren
of alle lampen naar behoren werken. Als
de lampen niet gaan branden, zou dat
kunnen komen door een gesprongen
zekering of een defecte lamp.
Controleer eerst de zekeringen. Als er
geen gesprongen zekeringen zijn,
controleer dan de lampen. Raadpleeg
"Zekeringen" en "Lampen vervangen"
voor informatie over de controle en
vervanging van zekeringen en lampen.
Werking meters, tellers en
indicatie-/waarschuwingslampjes
Start de motor om de werking van alle
instrumenten, meters, en indicatie- en
waarschuwingslampjes te controleren.
Als er iets niet in orde is, raden we aan
het voertuig te laten nakijken.
Smering scharnieren en
vergrendelingen
Controleer alle vergrendelingen en
scharnieren en laat deze, indien nodig,
smeren.
VOORZORGSMAAT-
REGELEN VOOR
VOERTUIG-
VERZORGING
399)
200)
5)
Om de waarde van uw voertuig te
behouden, moet regelmatig onderhoud
verricht worden volgens de correcte
procedures.
Zorg ervoor dat uw voertuig altijd
voldoet aan de milieuvoorschriften.
Selecteer zorgvuldig de materialen die u
voor het wassen, enz. gebruikt, om
zeker te zijn dat ze geen
schuurmiddelen bevatten. We raden u
aan bij twijfel een specialist te
raadplegen voor de selectie van deze
materialen.
BELANGRIJK
399)Reinigingsmiddelen kunnen gevaarlijk
zijn. Volg altijd de instructies van de
fabrikant van het reinigingsmiddel.
BELANGRIJK
200)Gebruik om schade te voorkomen
nooit de volgende producten om uw
voertuig te reinigen: Benzine;
Verfverdunner; Wasbenzine; Petroleum;
Terpentijn; Nafta; Lakverdunner;
Koolstoftetrachloride; Nagellakremover;
Aceton.
BELANGRIJK
5)Schoonmaakmiddelen verontreinigen het
milieu. Was het voertuig daarom op een
plaats waar het afvalwater direct wordt
opgevangen en gezuiverd.
284
SERVICE EN ONDERHOUD