KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Grondige kennis van uw nieuwe
voertuig begint hier.
In dit boekje is op eenvoudige en
rechtstreekse wijze beschreven hoe uw
voertuig gemaakt is en hoe het werkt.
Daarom adviseren wij u het comfortabel
zittend in uw voertuig te lezen, dan kunt
u met eigen ogen onmiddellijk zien wat
hier beschreven is.SLEUTELS.................13
CONTACTSLOT..............26
PORTIEREN................29
STOELEN..................35
HOOFDSTEUNEN............39
STUURWIEL................41
ACHTERUITKIJKSPIEGELS......43
BUITENVERLICHTING..........47
INTERIEURVERLICHTING.......54
SCHAKELAAR RUITENWISSER EN
-SPROEIER................56
AIRCONDITIONINGSSYSTEEM....60
RUIT.....................76
KATALYSATOR ..............78
DIESELROETFILTER (DPF).......78
MOTORRUIMTE..............80
LAADRUIMTE...............81
AANHANGWAGENS TREKKEN....83
INTERIEURUITRUSTING........85
BRANDSTOFKEUZE...........91
TANKEN..................92
IN OF UIT HET VOERTUIG
STAPPEN..................95
12
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
2. Zet de ventilator op
maximumsnelheid.
3. Zet de temperatuur op de hoogste
stand.
Opmerking Richt de luchtstroom van
de zijroosters voor een effectieve
ontwaseming naar de portierruiten.
Zet de temperatuur niet op maximale
koeling. De koele lucht blaast tegen de
ruiten en voorkomt condensvorming.
Als de achterruitverwarmingsschakelaar
op voertuigen met een Start&Stop-
systeem wordt ingedrukt, werkt het
Start&Stop-systeem niet en wordt de
motor zelfs niet automatisch afgezet als
het voertuig wordt stilgezet. Dit is om
het goede zicht te behouden.
BELANGRIJKE ADVIEZEN
VOOR GEBRUIK VAN DE
AIRCONDITIONING
Parkeer het voertuig in de schaduw.
Als het voertuig in de hete zon wordt
geparkeerd, wordt het interieur extreem
warm en is meer tijd nodig om het
interieur te koelen. Als toch in de zon
moet worden geparkeerd, zet dan de
ruiten de eerste minuten dat de
airconditioning aanstaat open om de
hete lucht naar buiten te laten.
Sluit de ruiten als de airconditioning
wordt gebruikt. Als buitenlucht door de
ruiten naar binnenkomt, neemt de
koelefficiëntie af.
Teveel koeling is niet goed voor degezondheid. De binnentemperatuur
dient niet meer dan 5 à 6°C lager te zijn
dan de buitentemperatuur.
Zorg er bij gebruik van het systeem
voor dat de luchtinlaat, voor de voorruit,
niet is geblokkeerd door bijvoorbeeld
bladeren of sneeuw. Als bladeren in de
luchtkamer van de luchtinlaat
terechtkomen, kan de luchtstroom
afnemen en kan de waterafvoer van de
luchtkamer verstopt raken.
Aanbevelingen voor het koelmiddel
van het airconditioningssysteem
Als de airconditioning minder effectief
lijkt dan normaal, zou er sprake kunnen
zijn van een koelvloeistoflek. We raden
u aan het systeem na te laten kijken.
Voor het airconditioningssysteem van
uw voertuig moet koelmiddel HFC-134a
(R134a) worden gebruikt.
Gebruik van andere koel- of
smeermiddelen kan ernstige schade
veroorzaken, waardoor het volledige
airconditioningssysteem van uw
voertuig moet worden vervangen. Er
moet voorkomen worden dat het
koelmiddel in de atmosfeer
terechtkomt.
We raden daarom aan het koelmiddel
op te vangen en te recyclen voor verder
gebruik.
Bij lange perioden van onbruik
De airconditioning moet zelfs bij koud
weer minimaal 5 minuten per weekgebruikt worden. Dit is om te
voorkomen dat het smeermiddel van de
interne delen van de compressor
verslechtert en om een optimale
werking van het
airconditioningssysteem te behouden.
VERVANG HET
LUCHTFILTER /
POLLENFILTER VAN HET
INTERIEUR
In deze airconditioning is een luchtfilter
opgenomen, om vuil en stof uit de lucht
te filteren.
Vervang het luchtfilter regelmatig,
aangezien de filterkwaliteit afneemt
naarmate het filter meer pollen en vuil
verzamelt.
Opmerking Gebruik onder bepaalde
omstandigheden, als bijvoorbeeld over
stoffige wegen wordt gereden, en
regelmatig gebruik van de
airconditioning kunnen leiden tot een
minder lange levensduur van het filter.
Vervang het filter als u merkt dat de
luchtstroom minder is dan normaal of
als de ruiten snel beslaan. We raden u
aan het na te laten kijken.
ACHTERRUIT-
VERWARMINGS-
SCHAKELAAR
(indien aanwezig)
De achterruitverwarmingsschakelaar
kan met draaiende motor worden
bediend. Druk op de schakelaar om de
73
BELANGRIJK
42)Om te voldoen aan de Euro 4- en Euro
5-richtlijn, worden dieselvoertuigen
ontworpen voor gebruik van uitsluitend
dieselbrandstof die voldoet aan de norm
EN 590. Gebruik van een andere soort
dieselbrandstof heeft nadelige gevolgen
voor de prestaties en de levensduur van de
motor.
43)Uw voertuig is ontworpen voor gebruik
van uitsluitend dieselbrandstof die voldoet
aan de norm EN 590. Gebruik van een
andere soort dieselbrandstof (biodiesel,
methylester, enz.) heeft nadelige gevolgen
voor de prestaties en de levensduur van de
motor.
44)Bij voertuigen met een dieselmotor kan
het voorkomen dat wanneer u voortdurend
brandstof met meer dan 7% biodiesel
gebruikt, de verontreinigingen in de
biodiesel neerslaan. Indien dat het geval is,
zullen de eigenschappen van de brandstof
in de tank veranderen. Dit kan nadelig zijn
voor de motor, het brandstoffilter en andere
componenten en zal tot motorproblemen
leiden. Indien de motor niet goed werkt,
schakel dan zo snel mogelijk over op
brandstof met 7% of minder biodiesel en
laat het voertuig nakijken door het erkende
Fiat Servicenetwerk.45)Gebruik voor dieselmotoren uitsluitend
dieselbrandstof voor motorvoertuigen
conform de Europese norm EN 590. Het
gebruik van andere producten of mengsels
kan de motor onherstelbaar beschadigen
en derhalve de garantie voor de
veroorzaakte schade ongeldig maken. Als
per ongeluk andere brandstofsoorten
worden getankt, mag de motor niet gestart
worden. Ledig de tank. Als de motor ook
maar heel kort heeft gewerkt, moet behalve
de tank het complete
brandstoftoevoercircuit geledigd worden.
46)Als er in de winter niet de juiste
winterbrandstof wordt gebruikt, kan het
indicatielampje van de
dieselvoorverwarming gaan knipperen en
stijgt het motortoerental niet boven het
stationaire toerental door het bevriezen van
de brandstof. In dit geval dient u de motor
ongeveer 10 minuten stationair te laten
draaien, de contactschakelaar uit te
schakelen of de bedieningsmodus op de
stand OFF te zetten en onmiddellijk weer in
te schakelen of op de stand ON te zetten,
om te bevestigen dat het indicatielampje
van de dieselvoorverwarming uit is.
Raadpleeg "Indicatielampje
dieselvoorverwarming"
47)Gebruik niet meer dan 7% concentratie
of vetzuurmethylesters (biodiesel) met
volume. Gebruik van meer dan 7%
concentratie heeft nadelige gevolgen voor
de prestaties en de levensduur van de
motor.
TANKEN
102) 103) 104) 105) 106) 107) 108) 109) 110) 111) 112)
Tankinhoud: 75 liter.
1. Zet voor het tanken de motor af.
2. De vulopening bevindt zich aan de
linkerkant van het voertuig.
Type 1, 2
1. Open de brandstoftankklep met de
ontgrendelingshendel onder het
instrumentenpaneel.
Type 1
175AHA105802
92
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
1. Breng het voertuig tot stilstand.
2. Trap het rempedaal en het
koppelingspedaal tegelijkertijd volledig
in en zet de versnellingspook in de
stand "N" (vrijstand).
3. Laat het koppelingspedaal los. De
motor wordt automatisch afgezet.Opmerking Als de motor automatisch
is afgezet, verandert de rijwerking. Let
goed op het volgende.
De rembekrachtiging wordt
uitgeschakeld en het pedaal is
moeilijker in te trappen. Trap harder dan
normaal op het rempedaal als het
voertuig in beweging komt.
107)
Opmerking In de volgende gevallen
gaat het Start&Stop-indicatielampje
branden om de bestuurder te
waarschuwen en wordt de motor niet
automatisch afgezet.
De veiligheidsgordel van de
bestuurder is niet omgelegd
Het bestuurdersportier is open
De motorkap is open
Opmerking In de volgende gevallen
gaat het Start&Stop-indicatielampje uit
en wordt de motor niet automatisch
afgezet.
Als het voertuig na het automatisch
herstarten van de motor geen snelheid
heeft behaald van meer dan ca.
5 km/u.
Als niet meer dan ca. 30 seconden
of meer is verstreken, na het starten
van de motor.
Als het voertuig na het automatisch
herstarten van de motor, binnen
10 seconden weer stopt.
Bij een lage koelvloeistoftemperatuur.
Bij een lage omgevingstemperatuur.
Als de verwarming wordt
ingeschakeld, terwijl de aangegeven
temperatuur in het voertuig nog niet
hoog genoeg is.
Als de airconditioning is ingeschakeld
en het interieur niet voldoende is
gekoeld.
Als de
achterruitverwarmingsschakelaar is
ingedrukt. Raadpleeg "Ontwasemen
van de voor- en portierruiten: snel
ontwasemen".
Als de airconditioning in de
automatische modus werkt, terwijl de
temperatuurregeling op max.
verwarming of max. koeling staat (voor
voertuigen met een automatische
airconditioning).
Als het dieselroetfilter (DPF)
automatisch de opgevangen
roetdeeltjes (PM) verbrandt.
253AHA106317
254AHA106320
255AA0112064
165
PERIODIEKE
CONTROLES
Vóór een lange reis controleren en
eventueel bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof;
remvloeistofniveau;
vloeistofniveau ruitensproeier;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
enz..);
conditie en spanning banden;
uitlijning banden;
werking ruitenwissers/-sproeiers en
stand/slijtage wisserbladen voor/achter.
Voor een goede werking en onderhoud
van het voertuig, is het raadzaam de
bovenstaande werkzaamheden
regelmatig uit te voeren (het is
raadzaam ongeveer elke 1000 km het
niveau van de motorolie te controleren
en elke 3000 km bij te vullen).
GEBRUIK VAN HET
VOERTUIG ONDER
ZWARE
OMSTANDIGHEDEN
Als het voertuig voornamelijk gebruikt
wordt onder de volgende
omstandigheden:
het trekken van aanhangers of
caravans;
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan
7-8 km) en bij buitentemperaturen
onder het vriespunt;
vaak stationair lopende motor of
lange afstanden op lage snelheden of
als het voertuig langdurig niet gebruikt
wordt;
de volgende controles dienen vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven in
het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen vóór
op conditie en slijtage controleren;
slot van motorkap en achterklep op
aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen
smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat, brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen, balgen, bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen.
271
dan de markering voor olieverversing
(C). De olie dient dan te worden
bijgevuld tot het maximumpeil (B).
Op voertuigen met DPF neemt de
motorolie toe doordat brandstof in de
motorolie terechtkomt als het DPF
regenereert om de roetdeeltjes (PM)
weg te branden. Dit geeft echter gaan
storing aan.
Het motoroliepeil neemt toe door de
hoeveelheid brandstof dat in de
motorolie terechtkomt als het DPF
regenereert om de roetdeeltjes (PM)
weg te branden. Het duidt niet op een
storing. In de volgende
omstandigheden kan het
motorolieniveau gemakkelijk toenemen.
We raden u aan dit regelmatig na te
laten kijken.:
vaak omhoog en omlaag rijden;
vaak op hoge hoogten rijden;
vaak en langdurig stationair draaien;
vaak file rijden.
Opmerking De motorolie verslechterd
snel als het voertuig wordt
onderworpen aan zware
omstandigheden, waardoor de olie
eerder moet worden ververst.
Raadpleeg het onderhoudsschema.
Keuze motorolie
Raadpleeg “Vulinhouden” onder
Technische gegevens.Veiligheids- en
verwijderingsinformatie voor
gebruikte motorolie
374) 375) 376)
Bescherm het milieu
Het is illegaal om aftappingen,
waterstromen en de bodem te
verontreinigen. Gebruik geautoriseerde
afvalverzamelingsfaciliteiten, inclusief
publieke verzamelplaatsen en garages
die faciliteiten bieden voor het
verwijderen van gebruikte olie en
oliefilters. Als u twijfelt neem dan
contact op met uw plaatselijke
autoriteiten voor advies over de
verwijdering.
BELANGRIJK
373)Wacht voor het bijvullen van de
motorolie tot de motor is afgekoeld
alvorens de vuldop los te maken. Dit geldt
in het bijzonder voor voertuigen met een
aluminium vuldop (waar aanwezig).
WAARSCHUWING: gevaar voor
brandwonden!
374)Langdurig en regelmatig contact kan
tot ernstige huidaandoedingen, inclusief
dermatitis en kanker leiden.
375)Voorkom zoveel mogelijk contact met
de huid en was de huid na ieder contact
grondig.
376)Houd gebruikte motoroliën buiten het
bereik van kinderen.
MOTOR-
KOELVLOEISTOF
Het motorkoelvloeistofpeil
controleren
In de motorruimte bevindt zich een
doorzichtige reservetank (A) voor
koelvloeistof. Het koelvloeistofpeil in
deze tank moet tussen de markeringen
"L" (laag) en "F" (vol) blijven, gemeten
met een koude motor.
460AHM100742
275
ALFABETISCH
REGISTER
Aandachtig doorlezen...........2
Aanhangwagens trekken........83
Aansteker..................86
Accu....................280
Achterbank.................36
Achterklep..................33
Achterportieren met kinderslot
(dubbele cabine)............33
Achterruitverwarmingsschakelaar . . .73
Achterste differentieelslot.......188
Achteruitkijkcamera...........213
Achteruitkijkspiegel............43
Achteruitkijkspiegels...........43
Actieve veiligheidssystemen......147
Afmetingen voertuig...........300
Airbag aanvullend veiligheidssysteem
(SRS)..................136
Airconditioning met automatische
klimaatregeling.............66
Airconditioningssysteem.........60
Algemeen onderhoud..........284
Als de bedieningsmodus niet kan
worden gewijzigd naar OFF. . . .225
Asbak....................85
Automatic transmission.........170
Banden..................290
Banden en wielen............313
Bekerhouder................89Belading...................81
Belangrijke adviezen voor gebruik van
de airconditioning...........73
Besturing onder slechte
rijomstandigheden..........246
Brandstofkeuze..............91
Brandstofverbruik............320
Buitenspiegels...............44
Buitenverlichting..............47
Capaciteit.................314
Centrale portiervergrendeling......30
Claxonschakelaar.............42
Combinatieschakelaar koplampen en
dimlicht..................47
Contactslot.................26
Cruise control...............197
De binnenkant van het voertuig
reinigen.................285
De buitenkant van het voertuig
reinigen.................286
De koplampen afdekken.........52
De motor starten en afzetten.....160
Dead Lock-systeem...........32
Dieselroetfilter...............78
Digitale klok.................86
Easy Select 4WD............176
Een band vervangen..........235
Elektrisch systeem............312
Elektrische ruitbediening.........76Elektronische startonderbreker.....13
Emissie...................320
Era Glonass................219
Etiketten op het voertuig........296
Flessenhouder..............89
Gebruik van het Instructieboek.....3
Gebruik van het voertuig onder zware
omstandigheden...........271
Geprogrammeerd
onderhoudsschema.........266
Gereedschap, krik en krikhandgreep.230
Gewichten.................307
Gordelspanners.............120
Grafische inhoudsopgave.........9
Handgeschakelde versnellingsbak .168
Handmatige ruitbediening........76
Hendel richtingaanwijzers........50
Het brandstofsysteem ontluchten . .228
Hoofdsteunen...............39
Hoog belastbaar systeem........81
Hoogte- en diepteverstelling stuurwiel41
Instrumenten................97
Interieuruitrusting.............85
Interieurverlichting.............54
ISOFIX-plaatsen.............125
Jashaak...................90
Katalysator.................78
Keyless invoersysteem..........14
Keyless Operation-systeem.......17
Kinderzitjes................121
Koppelingsvloeistof...........279
Krachtbegrenzer.............120
Laadruimte.................81
Label met sleutelnummer........13
Lampen vervangen...........255
Luchtfilter..................73
Luchtroosters................60
Make-upspiegel.............85
Motorkoelvloeistof............275
Motorolie..................274
Motorruimte.................80
Motorschakelaar..............26
Motorspecificaties............298
Multi-informatiedisplay..........97
Niveaus controleren..........272
Nivelleringsschakelaar koplampen . . .50
Noodstart.................225
Officiële typegoedkeuringen.....322
Opbergvakken...............87
Ophanghaakje...............89
Oververhitting van de motor......227
Parkeerrem................158
Parkeren
..................159Pech met het voertuig.........224
Periodieke controles..........271
Plafondhandgreep.............89
Portieren...................29
Remvloeistof...............278
Rijden, alcohol en drugs........155
Rijhulpsysteem..............151
Rijstrookwaarschuwing (LDW). . . .210
Ruit......................76
Ruitensproeiervloeistof.........277
SBR-systeem..............118
Schakelaar alarmknipperlichten....51
Schakelaar mistlampen.........51
Schakelaar ruitenwisser en -sproeier .56
Slepen...................242
Sleutels...................13
Smeltzekeringen.............247
Snelheidsbegrenzer...........203
Sports mode...............170
Start&Stop-systeem...........164
Stoelen....................35
Stoelverstelling...............35
Stopcontact................86
Stuurbekrachtigingsolie.........280
Stuurslot...................41
Stuurwiel...................41
Super Select 4WD II...........181
Veilige rijtechnieken...........155
Veiligheidsgordels
Gebruik................116
veiligheidssystemen...........147
Veranderingen/wijzigingen aan het
voertuig..................5
Verwarming / handmatige
airconditioning.............63
Verwijdering van de uitgeputte accu .323
Vloeistoffen en smeermiddelen. . . .317
Voertuigprestaties............306
Voorstoelen.................35
Voorzorgsmaatregelen voor
onderhoud...............265
Voorzorgsmaatregelen voor
voertuigverzorging..........284
Waarschuwingen voor gebruik van
voertuigen met vierwielaandrijving.195
Water uit het brandstoffilter
verwijderen...............229
Werking van de turbocompressor . .164
Werking van de vierwielaandrijving . .192
Wisserblad vervangen.........283
Zekeringen................247
Zijairbags.................141
Zonnekleppen...............85
Zuinig rijden................154
FCA Italy S.p.A. - MOPAR - Technical Services - Service Engineering
Largo Senatore G. Agnelli, 3 - 10040 Volvera - Torino (Italia)
Stampato n. 603.91.515NL -
ALFABETISCH REGISTER
11/2017 - 1
Editie