KENNISMAKING MET DE AUTO
90
❒ zoek naarUconnect™op het
Bluetooth®audio-apparaat
(tijdens de koppelingsfase verschijnt
op het scherm de voortgang van
het proces);
❒ voer, als het audioapparaat hierom
vraagt, de PIN-code in die wordt
getoond op het display van het
systeem of bevestig de op het
apparaat getoonde PIN;
❒ wanneer de koppelingsprocedure
met succes is voltooid, wordt de
gebruiker gevraagd “Deze uw
favoriet maken”?. Als “Ja” wordt
geselecteerd als antwoord op de
vraag, wordt het Bluetooth®
apparaat geregistreerd als favoriet
(het apparaat zal voorrang hebben
op de andere toestellen die later
gekoppeld zijn). Als "Nee" wordt
geselecteerd, wordt de prioriteit op
basis van de volgorde van
verbinding bepaald. Het laatst
verbonden apparaat heeft de
hoogste prioriteit;
❒ een audioapparaat kan ook
gekoppeld worden door te drukken
op “Telefoon” grafische knop op het
display en door het selecteren van
“Instellingen” of door in het
“Instellingen”-menu
“Telefoon/Bluetooth®” te
selecteren.BELANGRIJK als de Bluetooth®
verbinding tussen telefoon en systeem
verloren is gegaan, raadpleeg dan het
handboek van de mobiele telefoon.
OPMERKING: De radio kan het
nummer dat wordt gespeeld
veranderen door het wijzigen van het
naam-apparaat in de
Bluetoothinstellingen van de telefoon
(waar voorzien), als het apparaat is
aangesloten via USB na de
bluetoothverbinding.
USB BRON
Om de USB-modus te activeren, moet
het betreffende apparaat worden
gestoken in de USB-poort die zich op
de tunnelconsole bevindt.
Als een USB apparaat bij
ingeschakeld systeem wordt
ingebracht, zullen de nummers die op
het apparaat aanwezig zijn afgespeeld
worden.
AUX-BRON
(waar aanwezig)
Om de AUX-modus in te schakelen,
een geschikt apparaat aansluiten op
de AUX-aansluiting in het voertuig.
Als een apparaat wordt ingebracht met een
AUX-stekker, dan begint het systeem de
aangesloten AUX-bron af te spelen als
deze niet al aan het afspelen is.
Stel het volume in met de toets/knop
gop het voorpaneel of met de
volume-instelkop op het aangesloten
apparaat.
De functie "AUX Volume Offset" (waar
aanwezig) kan alleen worden
geselecteerd in de radiomodus als de
AUX-bron actief is.
BELANGRIJKDe functies van het
apparaat dat aangesloten is op het
AUX-stopcontact worden rechtstreeks
geregeld door het apparaat zelf; het is
niet mogelijk om nummer/map/playlist
te veranderen of start/einde/pauze te
bedienen met de bedieningstoetsen op
het voorpaneel of die op het stuurwiel.
Laat de kabel van uw draagbare speler
niet in de AUX-aansluiting zitten om
mogelijk geruis van de luidsprekers te
voorkomen.
TELEFOONMODUS
ACTIVERING TELEFOONMODUS
Druk op de knop “Telefoon” op het
display om de telefoonmodus in te
schakelen.
OPMERKING Als u de lijst met mobiele
telefoons en ondersteunde functies wilt
te raadplegen, gaat u naar de website
www.DriveUconnect.eu
91
❒ het telefoonnummer kiezen (met
behulp van het grafische
toetsenbord op het display);
❒ de contacten in het telefoonboek
weergeven en bellen;
❒ de contacten uit de registers van
recente gesprekken weergeven en
bellen;
❒ een maximum van 10
telefoons/audioapparaten koppelen
om de toegang en de verbinding
eenvoudiger en sneller te maken;
❒ gesprekken van het systeem naar
de mobiele telefoon en andersom
overzetten en het geluid van de
microfoon uitschakelen bij
privégesprekken.
Het geluid van de mobiele telefoon
wordt over het audiosysteem van het
voertuig uitgezonden: het systeem
schakelt automatisch het geluid van de
autoradio uit wanneer de
Telefoonfunctie wordt gebruikt.MOBIELE TELEFOON KOPPELEN
WAARSCHUWING Voer deze
handeling uit bij stilstaand voertuig en
onder veilige omstandigheden; deze
functie is uitgeschakeld wanneer het
voertuig rijdt. Hieronder wordt de
koppelingsprocedure van de mobiele
telefoon beschreven: raadpleeg in elk
geval ook de handleiding van de
mobiele telefoon.
Ga als volgt te werk voor het koppelen
van de mobiele telefoon:
❒ Schakel de Bluetooth®functie in
op de mobiele telefoon;
❒ druk op de knop “Telefoon” op het
display;
❒ als er nog geen telefoon aan het
systeem gekoppeld is, toont het
display een speciaal scherm;
❒ ga naar “Instellingen” en selecteer
"Toestel toev." om het koppelen te
starten en zoek dan naar het
Uconnect™ -toestel op de
mobiele telefoon;
❒ wanneer u gevraagd wordt door de
mobiele Telefoon, gebruik het
toetsenbord om de PIN-code in te
voeren die getoond wordt op het
systeemdisplay of bevestig de
weergegeven PIN op de mobiele
telefoon;❒ tijdens de koppelingsfase verschijnt
een scherm dat de voortgang van
het proces toont.
❒ wanneer de koppelingsprocedure
met succes is voltooid, wordt de
gebruiker gevraagd “Deze uw
favoriet maken”?. Antwoord "Ja" op
de vraag om de mobiele telefoon te
koppelen als favoriet (het apparaat
heeft voorrang op alle andere
apparaten die later worden
gekoppeld). Als geen andere
apparaten worden gekoppeld, zal
het systeem het eerst gekoppelde
apparaat als favoriet beschouwen.
OPMERKING Na het bijwerken van de
telefoonsoftware is het raadzaam voor
correcte bediening om de telefoon van
de lijst van aan de radio gekoppelde
apparaten te verwijderen, de
voorgaande koppeling van het
systeem te verwijderen ook van de
beschikbare Bluetooth®
apparatenlijst op de telefoon en deze
opnieuw te koppelen.
BELLEN
De hieronder beschreven procedures zijn
alleen toegankelijk indien ze door de
gebruikte mobiele telefoon worden
ondersteund.
Met de knoppen op het display kan
men:
KENNISMAKING MET DE AUTO
92
Raadpleeg de handleiding van de
mobiele telefoon om alle beschikbare
functies te kennen.
Een nummer kan op de volgende
manieren gebeld worden:
❒ selecteer “Telefoonboek”;
❒ selecteer “Recent”;
❒ selecteer “Kies”;
FAVORIETEN
U kunt tijdens een gesprek een
nummer of een contact (indien al
aanwezig in Contacten) toevoegen aan
de lijst met favorieten door boven aan
het display op een van de vijf grafische
knoppen “Leeg” te drukken. Favorieten
kunnen ook worden beheerd via de
Telefoonboekopties.
BERICHTENLEZER
Het systeem kan de SMS-berichten
die de mobiele telefoon ontvangt
voorlezen.
Om deze functie te gebruiken, moet de
mobiele telefoon de uitwisseling van
tekstberichten via Bluetooth®
ondersteunen.
Als deze functie niet door de telefoon
wordt ondersteund, kan de knop
“Tekst” niet worden gekozen (is grijs). Bij ontvangst van een SMS-bericht,
ziet u op het display een scherm
waarop de opties “Lees”, “Toon”,
“Bellen” of “Negeer” gekozen kunnen
worden. Druk op de grafische knop
“Tekstbericht” voor toegang tot de lijst
van SMS-berichten die door de
mobiele telefoon zijn ontvangen
(de lijst toont een maximum van 60
ontvangen berichten).
OPMERKING Op sommige mobiele
telefoons moet de
tekstberichtennotificatie-optie worden
geactiveerd, om tekstbericht
spraaklezing beschikbaar te maken.
Deze optie is normaalgesproken
beschikbaar op de telefoon, in het
Bluetooth®connecties-menu voor
een apparaad gekoppeld als
Uconnect™. Na het inschakelen van
deze functie op de mobiele telefoon,
moet deze uit- en weer ingeschakeld
worden met het Uconnect™ systeem
om de functie te laten werken.
SMS-BERICHTOPTIES
Er zijn standaard tekstberichten in het
systeemgeheugen opgeslagen die als
antwoord op een ontvangen bericht of
als nieuw bericht verzonden kunnen
worden:
❒ Ja.
❒ Nr.
❒ OK.❒ Ik kan nu niet praten.
❒ Bel me.
❒ Ik bel je straks.
❒ Ik ben onderweg.
❒ Bedankt.
❒ Ik kom te laat.
❒ Zit vast in verkeer.
❒ Begin maar vast.
❒ Waar ben je?
❒ Ben je er al?
❒ Ik heb uitleg nodig.
❒ Ik ben de weg kwijt.
❒ Tot straks.
❒ Ik kom 5 (of 10, 15, 20, 25, 30, 45,
60)* minuten later.
❒ Tot over 5 (of 10, 15, 20, 25, 30,
45, 60)* minuten.
* Gebruik alleen de kiesbare getallen,
anders neemt het systeem het bericht
niet aan.
NIET STOREN-FUNCTIE
Door de grafische knop
“Niet storen” in te drukken, krijgt de
gebruiker alleen meldingen voor
binnenkomende oproepen of
ontvangen SMS-berichten.
De gebruiker kan antwoorden met een
standaard of aangepast bericht door
middel van de instellingen.
KENNISMAKING MET DE AUTO
94
eco:Drive™ display
Druk op de toets eco:Drive™ om van
deze functie gebruik te maken.
Er wordt een scherm weergegeven op
de radio met de 4 indexen:
Acceleratie, deceleratie, snelheid en
schakelen. Deze indexen zijn grijs
totdat het systeem genoeg gegevens
heeft om de rijstijl te analyseren.
Zodra voldoende gegevens
beschikbaar zijn, nemen de indexen op
basis van de beoordeling 5 kleuren
aan: donkergroen (zeer goed),
lichtgroen, geel, oranje en rood (zeer
slecht).
Na langdurige stilstand toont het
display de gemiddelde van de indexen
tot dat moment (de “Gemiddelde
index”), waarna de indexen in realtime
opnieuw kleuren zodra het voertuig
opnieuw gestart wordt.
Opnemen en overzetten van
reisgegevens
De reisgegevens worden opgeslagen
in het systeemgeheugen en
overgebracht door middel van een
geschikt geconfigureerde USB-
geheugenstick of via de app
Uconnect™ LIVE. Op die manier kunt u de geschiedenis
van de verzamelde gegevens, met een
volledige analyse van de
routegegevens en van uw rijstijl,
weergeven.
Ga voor meer informatie naar
www.DriveUconnect.eu.
my:Car
Met my:Car kunt u de “gezondheid”
van uw voertuig bewaken.
my:Car kan storingen in realtime
detecteren en de gebruiker informeren
wanneer het onderhoudsinterval
verlopen is. Druk op de knop “my:Car”
om van deze toepassing gebruik te
maken.
Op het display verschijnt een scherm
met de “care:Index” sectie, waarin alle
gedetailleerde informatie over de status
van het voertuig wordt getoond. Druk
op de knop
“Actieve waarschuwingen” om de
informatie (indien aanwezig) over de
storingen van het voertuig te tonen die
het branden van een
waarschuwingslampje tot gevolg
hadden.Apple CarPlay en
Android Auto
(voor bepaalde versies/markten)
Met de applicaties Apple CarPlay en
Android Auto kunt u uw smartphone
veilig en intuïtief in de auto gebruiken.
U kunt deze gebruiken door gewoon
een compatibele smartphone op de
USB-aansluiting aan te sluiten, waarna
de content van de telefoon
automatisch op het display van het
Uconnect™-systeem verschijnt.
Informatie over de compatibiliteit van
uw smartphone is te vinden op de
volgende websites:
https://www.android.com/intl/it_it/auto/
en http://www.apple.com/it/ios/carplay/.
Als de smartphone correct via de USB-
aansluiting met de auto is verbonden, zal
het symbool van Apple CarPlay of
Android Auto getoond worden in plaats
van de knop in het hoofdmenu.
Android Auto – app-configuratie
Download eerst de applicatie Android
Auto op uw smartphone vanuit de
Google Play Store.
De applicatie is compatibel met
Android 5.0 (Lollipop) en latere versies.
95
Om Android Auto te kunnen
gebruiken, moet de smartphone via
een USB-kabel met de auto zijn
verbonden.
Bij de eerste verbinding die tot stand
wordt gebracht, moet u de
instellingsprocedure op de smartphone
doorlopen. Deze procedure kan alleen
worden uitgevoerd als de auto
stilstaat.
Apple CarPlay – app-configuratie
Apple CarPlay is compatibel met de
iPhone 5 of recentere modellen en het
besturingssysteem iOS 7.1 of nieuwere
versies hiervan.
Voordat Apple CarPlay kan worden
gebruikt, moet Siri worden
ingeschakeld via Instellingen
Algemeen Siri op de smartphone.
Om Apple CarPlay te kunnen
gebruiken, moet de smartphone via
een USB-kabel met de auto zijn
verbonden.
OPMERKING Voor de activering van
Apple CarPlay/Android Auto of
sommige functies kan het nodig zijn
handelingen op de smartphone uit te
voeren. Voltooi indien nodig de stap op
uw apparaat (smartphone).Interactie
Na de instellingsprocedure zal de
applicatie automatisch op het
Uconnect™-systeem draaien als uw
smartphone met de USB-aansluiting in
de auto is verbonden.
U kunt Apple CarPlay en Android Auto
bedienen met de bedieningstoetsen op
het stuur (de knop
}) lang indrukken),
met de (draai)knop SCROLL TUNE om
te selecteren en te bevestigen of met
het touchscreen van het Uconnect™-
systeem.
Navigatie
Met Apple CarPlay en Android Auto
kan de gebruiker ervoor kiezen het
navigatiesysteem op zijn smartphone
te gebruiken.
Als de modus "Nav" van het systeem
al is ingeschakeld, zal een
waarschuwingspop-up op het display
van het Uconnect™-systeem
verschijnen als een apparaat op de
auto wordt aangesloten waarop een
navigatiesessie wordt uitgevoerd.
De pop-up biedt de gebruiker de
mogelijkheid te kiezen tussen de
systeemnavigatie en navigatie met de
smartphone.
De gebruiker kan zijn keuze altijd
wijzigen door het gewenste
navigatiesysteem te openen en een
nieuwe bestemming te kiezen.Setting “AutoShow
smartphonedisplay bij verbinding”
Via de Uconnect™-
systeeminstellingen kan de gebruiker
ervoor kiezen het scherm van de
smartphone weer te geven op het
display van het Uconnect™-systeem,
zodra de smartphone via de
USB-aansluiting wordt aangesloten.
Als deze functie is ingesteld, zal de
applicatie Apple CarPlay of Android
Auto, telkens als via USB een
verbinding wordt gemaakt,
automatisch op het radioscherm
worden gedraaid.
De optie "AutoShow
smartphonedisplay bij verbinding"
is te vinden in het "Display"-submenu.
Standaard is deze functie
ingeschakeld.
OPMERKINGEN
❒ Bluetooth®is uitgeschakeld als
Apple CarPlay wordt gebruikt
❒ Bluetooth®blijft ingeschakeld als
Android Auto wordt gebruikt
❒ De dataverbinding hangt af van het
abonnement voor de smartphone.
❒ Deze informatie kan aan wijzigingen
onderhevig zijn afhankelijk van het
besturingssysteem van de
smartphone.
KENNISMAKING MET DE AUTO
96
Apple CarPlay en Android Auto
verlaten
Als de applicatie CarPlay is
ingeschakeld, hebt u nog steeds
toegang tot de inhoud van het
Uconnect™-systeem door de
bediening te gebruiken die op het
display beschikbaar en zichtbaar is.
Om terug te keren naar de inhoud van
het Uconnect™-systeem als de
applicatie Android Auto is
ingeschakeld, moet de laatste optie op
de systeembalk van Android Auto
worden geselecteerd en daarna "Terug
naar Uconnect".
Om de sessie van Apple CarPlay of
Android Auto te beëindigen, moet de
smartphone fysiek van de
USB-aansluiting worden losgemaakt.
INSTELLINGEN
Druk op de toets Instellingen op het
display om het hoofdmenu Instellingen
weer te geven.
OPMERKING De weergegeven
menu-items hangen van de versie af.
Het menu bestaat indicatief uit de
volgende onderwerpen:
❒ Taal;
❒ Weergave;
❒ Meeteenheid;
❒ Spraakopdrachten;❒ Klok & Datum;
❒ Veiligheid & Hulp bij rijden
(voor bepaalde versies/markten);
❒ Portieren+Vergrendeling;
❒ Opties uitschakeling motor;
❒ Audio;
❒ Telefoon/Bluetooth®;
❒ Configuratie Radio;
❒ Terug naar standaardinstellingen;
❒ Persoonlijke gegevens wissen.
NAVIGATIE
(alleen Uconnect 7” HD
Nav LIVE)
Druk op de knop “Nav” om de kaart
voor navigatie weer te geven op het
display.
OPMERKING: Het volume van het
navigatiesysteem kan alleen worden
aangepast tijdens de navigatie als er
gesproken aanwijzingen zijn
ingeschakeld.
Hoofdnavigatiemenu
Tik in de navigatieweergave op de
hoofdmenuknop om het menu te
openen.
❒
“Zoek”: selecteer deze knop om te
zoeken naar een adres, een plaats of
een POI (Point Of Interest), en plan
vervolgens een route naar de locatie.
❒ Selecteer de “Huidige route” om de
geplande route te bewerken of te
verwijderen.
❒ U kunt “Mijn plaatsen” gebruiken
om een verzameling nuttige of
favoriete adressen te maken.
De volgende items zijn altijd
beschikbaar in “Mijn plaatsen”:
“Thuis” en “Recente
bestemmingen”.
❒ Selecteer de “Parkeer” knop om
parkeerplaatsen te vinden.
❒ Selecteer de “Weer” of
“Waarschuwingen voor flitsers”
knop om informatie over het weer te
krijgen om de positie van de flitsers
te zien.
OPMERKING De functies “Weer” en
“Waarschuwingen voor flitsers” zijn
alleen actief als TomTom Services is
geactiveerd. Anders wordt de knop
grijs weergegeven en is de functie niet
beschikbaar.
❒ Selecteer “Benzinestation” om
tankstations te vinden.
❒ Selecteer de grafische knop
“TomTom Services” om de
activeringsstatus te bekijken van de
volgende diensen (inschrijving
vereist): “Verkeersinformatie”,
“Flitsers”, “Weer”, “Online zoeken”.
VEILIGHEID
102
Druk op knop C fig. 67 om de riem los
te laten.
Begeleid de gordel tijdens het
teruglopen, zodat hij niet draait.
De oprolautomaat kan blokkeren als
het voertuig op een steile helling staat:
dit is normaal.
Bovendien blokkeert de oprolautomaat
als de gordel snel word uitgetrokken of
bij hard remmen, botsingen en bij
bochten die op hoge snelheid worden
genomen.
De achterbank is voorzien van
driepuntsveiligheidsgordels met
oprolautomaat.
OPMERKING Leg de achterste
veiligheidsgordels om zoals getoond in
fig. 68.
67DVDF0S041c
BELANGRIJK Als de
achterbankleuning na het neerklappen
weer in de normale stand wordt
geplaatst, controleer dan of de
veiligheidsgordels zodanig geplaatst
zijn dat ze klaar voor gebruik zijn.
SBR-SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
Het SBR-systeem waarschuwt de
passagiers op de voorstoel en
achterbank (voor bepaalde
versies/markten) als hun
veiligheidsgordel niet is omgelegd. Het
systeem signaleert niet vastgemaakte
veiligheidsgordels met visuele
waarschuwingen
(waarschuwingslampjes branden op
het instrumentenpaneel en
pictogrammen op het display) en een
geluidssignaal (zie de volgende
paragrafen).
68DVDF0S0056c
OPMERKING Neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk om dit
geluidssignaal permanent te laten
uitschakelen. Het geluidssignaal kan te
allen tijde via het display van het Set-
up-menu weer ingeschakeld worden.
Werking controlelampje
veiligheidsgordels
Het systeem waarschuwt de
bestuurder en de passagier op de
voorstoel als hun veiligheidsgordel niet
is vastgemaakt, als volgt:
❒ knipperend
gedurende circa 100 seconden.
❒ zodra de cyclus klaar is, blijft het
lampje constant branden totdat de
veiligheidsgordels omgelegd zijn.
VOORAANSPANNERS
Het voertuig is uitgerust met
veiligheidsgordels voor met
gordelspanners, die bij een heftige
frontale botsing perfecte aansluiting
garanderen van de veiligheidsgordels
aan het lichaam van de inzittende
voordat de blokkeringswerking begint.
117
Knieairbag oor bestuurder
(voor bepaalde versies/markten)
(C-fig. 82)
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een
speciale ruimte onder de onderste
afschermkap van de stuurkolom is
geplaatst, op kniehoogte: deze airbag
biedt extra bescherming bij een frontale
botsing.
82DVDF0S054c
Uitschakeling van de airbags aan
passagierszijde: frontairbag en
zijairbag
(voor bepaalde versies/markten)
Als een kind in een kinderzitje dat
achterstevoren op de voorstoel is
geplaatst vervoerd moet worden,
schakel dan de frontairbag en de
zijairbag aan passagierszijde uit (voor
bepaalde markten/versies).
Het
“lampje in het midden van het
dashboard blijft continu branden tot de
front- en zijairbag aan passagierszijde
weer worden ingeschakeld
(voor bepaalde versies/markten).
Voor het handmatig uitschakelen van
de passagiersairbags (front- en
zijairbags, voor bepaalde
versies/markten) wordt verwezen naar
de paragraaf “Multifunctioneel display”
in het hoofdstuk “Kennismaking met de
auto”.
ZIJ-AIRBAGS
(Zijairbags - Hoofdairbags)25)
Om de bescherming van de
inzittenden in geval van een
flankbotsing te vergroten, is de auto
uitgerust met in de stoel gemonteerde
zijairbags (voor bepaalde
versies/markten) en hoofdairbag
(voor bepaalde versies/markten).
Zijairbags beschermen de inzittenden
bij middelzware/zware zijdelingse
aanrijdingen, door de airbag tussen de
inzittende en de interieurdelen van de
zijdelingse structuur van het voertuig
op te blazen.
Als de zijairbags niet worden
opgeblazen bij andere soorten
ongevallen (botsingen opzij, achterop,
over de kop slaan enz.), betekent dit
niet dat het systeem slecht
functioneert.