97
Selecteer deze knop om het
“Instellingen”-menu te
openen;
Selecteer deze knop om het
“Help”-menu te openen. Het
“Help”-menu bevat informatie
over Uconnect™ systeem,
bijvoorbeeld de kaartversie,
het serienummer van het
apparaat en de juridische
kennisgeving.
Selecteer deze knop om
terug te gaan naar de
navigatieweergave.
Selecteer deze knop om de
spraakopdrachten te
activeren.
Selecteer Uit om geen
spraakopdrachten meer te
horen. U ontvangt nog wel
informatie zoals
verkeersinformatie en
waarschuwingsgeluiden.
Tip: u kunt de
waarschuwingsgeluiden
deactiveren door het
selecteren van
“Instellingen”, dan “Geluiden
en waarschuwingen”.
Selecteer deze knpo om de
schermhelderheid te
verhogen en de kaart in
helderdere kleuren weer te
geven.
Als u in het donker rijdt of in
een tunnel, is het scherm
beter te zien en leiden de
kleuren minder af als er
donkerdere kleuren worden
gebruikt.
Tip: het systeem schakelt
automatisch tussen een dag-
en nachtweergave, afhankelijk
van het tijdstip. U kunt dit
uitschakelen door “Uiterlijk” te
selecteren in het menu
“Instellingen” en de optie
“Schakel naar nachtkleuren”
uit te schakelen als het
donker is.
Kaarten updaten met
Mopar® Map Care
Voor optimale prestaties moet het
navigatiesysteem regelmatig worden
geüpdatet. Daarom biedt de dienst
Mopar® Map Care eens per drie
maanden een nieuwe kaartupdate.
De updates kunnen worden
gedownload van de website
maps.mopar.eu en rechtstreeks in het
navigatiesysteem van uw auto worden
geïnstalleerd. Alle updates zijn gratis gedurende 3
jaar na de datum waarop de garantie
van de auto ingaat. Het
navigatiesysteem kan ook worden
geüpdatet door het Fiat
Servicenetwerk (de dealer kan kosten
in rekening brengen voor het updaten
van het navigatiesysteem).
SPRAAKOPDRACHTEN
OpmerkingVoor talen die niet door
het systeem worden ondersteund, zijn
geen spraakopdrachten beschikbaar.
Om gebruik te maken van
spraakopdrachten, op de toets
}op
het stuurwiel drukken en de
spraakopdracht die u wilt activeren
uitspreken.
Algemeen
De volgende spraakopdrachten
kunnen gegeven worden na het
indrukken van de toets op het
stuurwiel
}:
❒ Help
❒ Annuleren
❒ Herhalen
❒ Spraakbegeleiding
Telefoon
De volgende spraakopdrachten
kunnen gegeven worden na het
indrukken van de toets op het
stuurwiel
}:
❒ Bellen
99
MOPAR® CONNECT
(waar aanwezig)
Met deze diensten hebt u uw voertuig
altijd onder controle en ontvangt u
assistentie in het geval van een
ongeval, diefstal of pech.
Om van deze diensten gebruik te
kunnen maken, dient u het Mopar®
Connect-apparaat op uw voertuig uit
het land te installeren (lijst beschikbaar
op de website www.driveuconnect.eu)
en het te activeren door de
aanwijzingen te volgen die u hebt
ontvangen op het e-mailadres dat u
hebt opgegeven toen u het voertuig
hebt opgehaald.
Om de verbonden diensten te
gebruiken moet u de Uconnect™ LIVE
App downloaden of naar de portal
www.driveuconnect.eu gaan.
U kunt alle details over de diensten in
de sectie Mopar® Connect van de
portal www.driveuconnect.eu vinden.
PRIVACY-MODUS
In de privacy-modus kunt u de
diensten “Auto zoeken”, “Gebied
melden” en “Snelheid melden”
uitschakelen, waardoor geregistreerde
klanten hun auto gedurende een vaste
tijdsduur kunnen lokaliseren.
BELANGRIJK De tracering van de
voertuigpositie blijft actief voor de
assistentiediensten, waar voorzien, in
het geval van een ongeval of diefstal
van het voertuig, maar dit is voor de
klant niet zichtbaar.
Activeringsprocedure
PRIVACY-MODUS
Ga als volgt te werk:
❒ noteer het huidige totale
kilometrage (in km);
❒ zorg dat het instrumentenpaneel uit
staat;
❒ Stuur het volgende tekstbericht
naar +393424112613: “PRIVACY
PRIVACY ZFA3340000P123456
12532). Het chassisnummer vindt u
in het kentekenbewijs;❒ wacht alvorens de motor te starten
op het tekstbericht waarin
bevestigd wordt dat de Privacy-
modus geactiveerd is en dat
aangeeft wanneer die verloopt.
Na ontvangst van deze bevestiging
kunt u op weg gaan zonder dat het
voertuig gevolgd wordt, tot het
moment dat de aangegeven tijd is
verstreken.
Als de Privacy-modus tijdens een rit
verloopt, zal die verlengd worden tot
het moment dat de motor wordt
uitgeschakeld (instrumentenpaneel uit).
Indien u een tekstbericht ontvangt dat
uw verzoek is mislukt, moet u zich
ervan bewust zijn dat het voertuig
zichtbaar zal blijven voor de
geregistreerde klant.
Als u tijdens de activering twijfels of
problemen krijgt, raadpleeg dan de
FAQ op de portal
www.driveuconnect.eu of neem
contact op met het Fiat
Servicenetwerk of de klantenservice.
VEILIGHEID
102
Druk op knop C fig. 67 om de riem los
te laten.
Begeleid de gordel tijdens het
teruglopen, zodat hij niet draait.
De oprolautomaat kan blokkeren als
het voertuig op een steile helling staat:
dit is normaal.
Bovendien blokkeert de oprolautomaat
als de gordel snel word uitgetrokken of
bij hard remmen, botsingen en bij
bochten die op hoge snelheid worden
genomen.
De achterbank is voorzien van
driepuntsveiligheidsgordels met
oprolautomaat.
OPMERKING Leg de achterste
veiligheidsgordels om zoals getoond in
fig. 68.
67DVDF0S041c
BELANGRIJK Als de
achterbankleuning na het neerklappen
weer in de normale stand wordt
geplaatst, controleer dan of de
veiligheidsgordels zodanig geplaatst
zijn dat ze klaar voor gebruik zijn.
SBR-SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
Het SBR-systeem waarschuwt de
passagiers op de voorstoel en
achterbank (voor bepaalde
versies/markten) als hun
veiligheidsgordel niet is omgelegd. Het
systeem signaleert niet vastgemaakte
veiligheidsgordels met visuele
waarschuwingen
(waarschuwingslampjes branden op
het instrumentenpaneel en
pictogrammen op het display) en een
geluidssignaal (zie de volgende
paragrafen).
68DVDF0S0056c
OPMERKING Neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk om dit
geluidssignaal permanent te laten
uitschakelen. Het geluidssignaal kan te
allen tijde via het display van het Set-
up-menu weer ingeschakeld worden.
Werking controlelampje
veiligheidsgordels
Het systeem waarschuwt de
bestuurder en de passagier op de
voorstoel als hun veiligheidsgordel niet
is vastgemaakt, als volgt:
❒ knipperend
gedurende circa 100 seconden.
❒ zodra de cyclus klaar is, blijft het
lampje constant branden totdat de
veiligheidsgordels omgelegd zijn.
VOORAANSPANNERS
Het voertuig is uitgerust met
veiligheidsgordels voor met
gordelspanners, die bij een heftige
frontale botsing perfecte aansluiting
garanderen van de veiligheidsgordels
aan het lichaam van de inzittende
voordat de blokkeringswerking begint.
VEILIGHEID
118
Zijairbag
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bestaan uit twee onmiddellijk
opblaasbare kussens die zich in de
rugleuning van de voorstoelen
bevinden, fig. 83, en die het bekken, de
borst en schouders van de inzittenden
bij middelzware zijdelingse botsingen
beschermen.
Hoofdairbag
(voor bepaalde versies/markten)
Dit bestaat uit twee “gordijn”-airbags
achter de zijbekleding van het plafond
afb. 84 en afgedekt door bekleding.
Dankzij het grote oppervlak dat zij in
opgeblazen toestand beslaan, kunnen
zij bij flankbotsingen het hoofd van de
passagiers voorin beschermen en voor
bepaalde markten van de passagiers
achterin.
83DVDF0S055c
Belangrijke opmerkingen
Het systeem biedt de beste
bescherming bij een zijdelingse botsing
als de passagier correct op zijn stoel zit,
zodat de hoofdairbag zo goed mogelijk
opgeblazen kan worden.
De frontairbags en/of zijairbags kunnen
geactiveerd worden bij krachtige stoten
aan de onderzijde van de carrosserie
(bijv. heftige botsing tegen drempels of
stoepranden, grote gaten of
verzakkingen in het wegdek etc.).
84DVDF0S0218c
Als de airbag geactiveerd wordt,
ontsnapt een kleine hoeveelheid poeder.
Dit poeder is niet schadelijk en duidt niet
op het begin van een brand. Verder kan
het oppervlak van de opgeblazen airbag
en het interieur van het voertuig zijn
bedekt met een fijn poederlaagje: dit
poeder kan irriterend zijn voor ogen en
huid. Na aanraking onmiddellijk wassen
met water en neutrale zeep.
Als een of meerdere
veiligheidsvoorzieningen zijn geactiveerd
ten gevolge van een ongeval, neem dan
contact op met het Fiat Servicenetwerk
om deze veiligheidsvoorzieningen te laten
vervangen en om de werking van het
systeem te laten controleren.
De controle, reparatie en vervanging van
airbags mag uitsluitend door een Fiat
Servicenetwerk worden uitgevoerd.
Als de auto wordt gesloopt, moet het
airbagsysteem onbruikbaar worden
gemaakt door het Fiat Servicenetwerk.
Gordelspanners, frontairbags en
zijairbags worden op verschillende
manieren geactiveerd, afhankelijk van het
type botsing. Als een of meerdere van
deze voorzieningen niet in werking
treden, dan duidt dat niet op een storing
in het systeem.
STARTEN EN RIJDEN
124
INSCHAKELING/UITSCHA
KELING SYSTEEM
Het systeem inschakelen:
❒ druk op de
A knop (CANC/RES) fig. 92 en houd
deze ingedrukt, of
❒ als de voertuigsnelheid tussen de 30
tot 130 km/h ligt, draai dan ring B
omhoog of omlaag.
De functie wordt geactiveerd met de
huidige snelheid ingesteld als de
snelheidslimiet. Wanneer het apparaat
is ingeschakeld, wordt dit aangeduid
door het symbool dat wordt
getoond op het display samen met de
laatst ingestelde snelheid.
Het systeem uitschakelen:
druk op de CANC/RES A knop fig. 92.
Uitschakeling van het apparaat wordt
aangeduid door de instelling die
vervangen wordt door het woord
CANC.
Het systeem uitschakelen:
❒ druk op de
A knop (CANC/RES) fig. 92 en houd
deze ingedrukt, of
❒ als de voertuigsnelheid tussen de 30
tot 130 km/h ligt, draai dan ring B
omhoog of omlaag.
DE GEPROGRAMMEERDE
SNELHEID
OVERSCHRIJDEN
Als het gaspedaal volledig wordt
ingetrapt, kan de geprogrammeerde
snelheid overschreden worden, ook als
het systeem is ingeschakeld
(bijv. om in te halen).
Het systeem is uitgeschakeld tot de
snelheid onder de ingestelde limiet
zakt, daarna wordt het weer
automatisch ingeschakeld.
KNIPPEREN VAN DE
GEPROGRAMMEERDE
SNELHEID
In de volgende gevallen gaat de
geprogrammeerde snelheid knipperen:
❒ wanneer het gaspedaal volledig is
ingetrapt en het voertuig de
geprogrammeerde snelheid heeft
overschreden;
❒ inschakeling van het systeem na het
instellen van een limiet lager dan de
werkelijke snelheid van het voertuig;
(met geluidswaarschuwing);
❒ wanneer het apparaat de
voertuigsnelheid niet kan beperken
door de helling van de weg
(met geluidswaarschuwing);
❒ in het geval van een abrupte
acceleratie.
HET SYSTEEM
UITSCHAKELEN
Om het systeem uit te schakelen, ring
C fig. 92 naar de 0 positie draaien.
Automatisch uitschakelen van
systeem
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld in geval van een
systeemstoring. Neem in dat geval
contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
AUTOMATISCH
RESETTEN VAN DE
INGESTELDE SNELHEID
Met de Speed Limiter ingeschakeld en
door op de knop A CANC/RES fig. 92
te drukken bij een hogere snelheid dan
de ingestelde waarde, zal het
motorkoppel worden beperkt zoals
vereist om die waarde te bereiken,
indien deze waarde niet bereikt is
binnen 20 seconden na het indrukken
van de knop.
127
STARTEN MET
HULPACCU
26) 13)
Als de accu leeg is, kan de motor
gestart worden met een hulpaccu met
dezelfde of een iets hogere capaciteit
dan de lege accu.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens een minuut voordat u de
elektrische voeding van de accu
loskoppelt en vervolgens weer aansluit.
Ga als volgt te werk:
Trek de handrem aan van beide
voertuigen en zet de versnellingsbak
in de vrijstand. verbind de
plusklemmen (+teken bij de klem) van
de beide accu’s met een geschikte
startkabel. Sluit met een tweede
startkabel de minklem –van de
hulpaccu aan op een massapunt E
op
de motor of de versnellingsbak van de
auto die gestart moet worden; Start de
motor. Neem, als de motor gestart is,
de kabels in omgekeerde volgorde los.
Als de motor na enkele pogingen niet
start, blijf dan niet proberen maar neem
contact op met het Fiat
Servicenetwerk. BELANGRIJK Verbind de minklemmen
van de twee accu’s niet rechtstreeks
met elkaar: eventuele vonken kunnen
het explosieve gas ontsteken dat uit de
accu kan ontsnappen.
Als de hulpaccu in een andere auto is
geïnstalleerd, moet accidenteel contact
tussen de metalen delen van beide
auto’s vermeden worden.
Voor versies met
Start&Stop-systeem
Wanneer men met een hulpaccu moet
starten, mag de minkabel (–) van de
hulpaccu NOOIT worden aangesloten
op de minpool (–) van de accu in de
auto, maar uitsluitend op een
massapunt op de motor of op de
versnellingsbak.
NOODGEVALLEN
98DVDF0S061c
Wij adviseren om in een noodsituatie het gratis telefoonnummer te bellen dat in het garantieboekje is vermeld.
U kunt zich ook verbinden met de site www.fiat500.com om de dichtstbijzijnde dealer van het Fiat
Servicenetwerk te zoeken.
NOODGEVALLEN
128
ROLLEND STARTEN
13)
Probeer de motor nooit te starten door
het voertuig te duwen, te slepen of van
een helling af te laten rijden.
Hierdoor kan brandstof in de
katalysator terechtkomen die hierdoor
onherstelbaar beschadigd wordt.
BELANGRIJK Onthoud dat de
rembekrachtiging en de elektrische
stuurbekrachtiging niet werken zolang
de motor niet is gestart; daarom is
meer kracht nodig voor de bediening
van het rempedaal en het stuur.
EEN WIEL
VERVANGEN 32) 30)
KRIK
Het is nuttig om het volgende te
weten:
❒ de krik weegt 1,76 kg;
❒ de krik behoeft geen afstelling;
❒ de krik niet gerepareerd kan
worden; als hij stuk gaat moet hij
vervangen worden door een nieuwe
van hetzelfde type;
❒ afgezien van de slinger mag geen
enkel ander gereedschap op de krik
gemonteerd worden.
SERVICES
❒ voorkom dat er vuil op de
“wormschroef” terechtkomt
❒ zorg ervoor dat de “wormschroef”
altijd gesmeerd is
❒ breng nooit wijzigingen aan de krik
aan.
OMSTANDIGHEDEN
WAARBIJ DE KRIK NIET
MAG WORDEN
GEBRUIKT
❒ bij temperaturen lager dan -40°C
op een ondergrond van zand of
modder
❒ op oneffen grond
❒ op een weg met een steile helling
❒ ionder extreme
weersomstandigheden: onweer,
tyfonen, orkanen, sneeuwstormen,
stormen, enz.
❒ in direct contact met de motor of
voor reparaties onder het voertuig
❒ op schepen.
DE AUTO OPKRIKKEN
EN HET WIEL
VERWISSELEN
Ga als volgt te werk om een wiel te
vervangen:
❒ stop de auto op een plek die niet
gevaarlijk is voor het verkeer en
waar het wiel op veilige wijze
vervangen kan worden. De grond
moet zo mogelijk vlak en
voldoende compact zijn.
❒ Draai de motor af en trek de
handrem aan.
❒ Schakel de eerste versnelling of de
achteruit in.
NOODGEVALLEN
132
❒ plaats de stekker 6 afb. 108 in het
12 V-stopcontact van het voertuig
en start de motor;
❒ schakel de compressor in door
op de AAN-UIT-knop 5 te drukken
afb. 107. Zodra de spanning die
vermeld wordt in de paragraaf
"Wielen" in het hoofdstuk
"Technische gegevens" of op het
daarvoor bestemde label op de
meter 7 verschijnt, schakel de
compressor dan weer uit met de
AAN-UIT-knop 5;
107DVDF0S0232
❒ verwijder het busje 1 van de
compressor door op de
ontgrendelknop 8 te drukken en
het busje 1 omhoog te trekken
afb. 109.
108DVDF0S0231
109DVDF0S0233
Als de drukmeter 7 afb. 107 een
spanning van minder dan 1,8 bar / 26
psi weergeeft 15 minuten nadat de
compressor ingeschakeld werd,
schakel dan de compressor uit,
ontkoppel de vulleiding 4 van het
ventiel van de band en verwijder het
flesje 1 van de compressor afb. 105.
Verplaats het voertuig over 10 m om
het afdichtmiddel te verspreiden; laat
het voertuig veilig stoppen, trek de
handrem aan en herstel de spanning
aan de hand van de zwarte vulleiding 9
afb. 110 totdat de vereiste spanning
bereikt is. Als ook 15 minuten na het
starten de spanning minder dan 1,8
bar / 26 psi is, rij dan niet verder, maar
neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
110DVDF0S0235