BELANGRIJKE INFORMATIE EN AANBEVELINGEN
202
1) SLEUTELS EN CODE CARD
•De elektronische onderdelen in de sleutel kunnen
beschadigen als de sleutel aan sterke schokken wordt
blootgesteld. Om een correcte werking van de inwendige
elektronische componenten te garanderen, mag de sleutel
nooit aan direct zonlicht blootgesteld worden.
•Bij verkoop van de auto, moeten alle sleutels en de CODE-card
aan de nieuwe eigenaar overhandigd worden.
2) STOELEN
•De bekleding van uw voertuig is ontworpen om bestand te zijn
tegen slijtage bij normaal gebruik van het voertuig. Er moeten wel
enkele voorzorgsmaatregelen getroffen worden. Vermijd
excessief schuren tegen kledingaccessoires zoals metalen
gespen en klittenband die, als ze veel druk uitoefenen in een klein
gebied, zouden kunnen afbreken, met beschadiging van de
bekleding als gevolg.
•Verwijder voordat de rugleuning wordt ingeklapt alle
voorwerpen die op de zitting liggen.
3) KLIMAATREGELING
Gebruik nooit het koelmiddel R12, aangezien dit niet
compatibel is met de systeemcomponenten van de
klimaatregeling.
4) RUITENWISSERS EN ACHTERRUITWISSER
•Gebruik de ruitenwissers of achterruitwisser nooit om
opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit te verwijderen.
Onder dergelijke omstandigheden wordt bij overbelasting van
de ruitenwissers voor en achter de beveiliging ingeschakeld,
waardoor de ruitenwissers enkele seconden worden
uitgeschakeld. Als hierna de ruitenwissers niet meer werken,
neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.•Schakel de ruitenwisser niet met van de ruit opgeheven
wisserblad in:
•Schakel de regensensor of de achterruitwisser nooit in tijdens
een schoonmaakbeurt in een wastunnel.
• Zorg ervoor dat het systeem is uitgeschakeld als er ijs op de
voorruit zit.
5) SCHUIFDAK
•Open het schuifdak alleen in “spoilerstand” als er een imperiaal
gemonteerd is.
•Open het schuifdak niet als er sneeuw of ijs op is: risico op
beschadiging.
•Let op dat er geen voorwerpen op de hoedenplank worden
geraakt wanneer de achterklep wordt geopend.
6) CABRIODAK
•Open het vouwdak nooit als er sneeuw of ijs op ligt, om
beschadiging te voorkomen.
•Leg geen voorwerpen op de hoedenplank om beschadiging te
voorkomen als het dak gesloten wordt.
•Er mogen geen ladingen op het dak worden geplaatst.
•Vogelpoep moet zo snel en zo goed mogelijk verwijderd
worden, omdat hierin bijzonder agressieve zuren aanwezig zijn.
•Gebruik nooit hogedrukreinigers.
•Bij het gebruik van stoomreinigers of hogedrukreinigers een
geschikte afstand bewaren en de maximumtemperatuur van
60°C niet overschrijden.
Schade, wijzigingen en waterinfiltraties kunnen optreden als de
afstand te klein is.
•Als een spuitlans wordt gebruikt, richt deze dan niet op de
randen van de stof en het frame van de achterruit om te
voorkomen dat water binnendringt.
VEILIGHEID VAN HET VOERTUIG
(GAAT DOOR)
203
•Gebruik nooit alcohol, benzine, chemische producten,
reinigingsmiddelen, vlekkenverwijderaars, was, oplosmiddelen
en “was- en polijstmiddelen”.
•Spoel zeepresten onmiddellijk af om vlekken en kringen te
voorkomen. Herhaal de handeling indien nodig.
•Onmiddellijk afspoelen en deze handeling zo nodig herhalen.
Als u het vouwdak weer waterdicht wilt maken, de instructies
op de verpakking van het door u gekozen waterdichtmakende
product strikt opvolgen om optimale resultaten te behalen.
•De rubberen pakkingen van het vouwdak mogen uitsluitend
met water gereinigd worden. Als opgemerkt wordt dat deze
droog of kleverig zijn, breng dan talkpoeder aan of gebruik
producten voor de verzorging van rubber (siliconenspray).
7) IMPERIAAL/SKIDRAGER
Het gebruik van dwarsstangen bovenop de stangen in de
lengte verhindert het gebruik van het schuifdak, omdat dit,
tijdens het openen, interfereert met de stangen. Bedien het
schuifdak dus niet als er dwarsstangen gemonteerd zijn.
8) EOBD-SYSTEEM
Als de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid en het lampje
Ugaat niet branden of blijft branden/knipperen tijdens het
rijden (en er verschijnt ook een melding op de display, voor
bepaalde versies/markten), neem dan zo snel mogelijk contact
op met het Fiat Servicenetwerk. De werking van het
Uwaarschuwingslampje kan gecontroleerd worden door de
verkeerspolitie met de juiste uitrusting.
Leef de wetten en regels van het land waar u in rijdt na.
9) PORTIEREN
Verzeker u ervan de sleutel mee te nemen nadat een portier of
de achterklep is vergrendeld, om te voorkomen dat de sleutel
zelf in het voertuig wordt opgesloten. Als de sleutel binnen is
opgesloten, kan hij alleen teruggekregen worden met de
bijgeleverde tweede sleutel.10) MULTIMEDIA
• Maak het glas van het frontpaneel en display alleen schoon met
een zachte, schone, droge, anti-statische doek.
Reinigings- en polijstmiddelen kunnen het oppervlak beschadigen.
Gebruik nooit alcohol, benzine en afgeleide producten.
• Gebruik het display niet als basis voor steunen met zuignappen
of kleefmiddelen voor externe navigatiesystemen, smartphones of
dergelijke apparaten.
11) DIESELBRANDSTOF TANKEN
Voertuigen met een dieselmotor mogen uitsluitend getakt worden
in overeenstemming met de Europese EN 590-norm.
Het gebruik van andere producten of mengsels kan de motor
onherstelbaar beschadigen en derhalve de garantie, door de
veroorzaakte schade, ongeldig maken. Als per ongeluk andere
brandstofsoorten worden getankt, mag de motor niet gestart
worden. Ledig de tank. Als de motor ook maar heel kort heeft
gewerkt, moet behalve de tank het complete
brandstoftoevoercircuit geledigd worden.
12) VEILIGHEIDSGORDELS - GORDELSPANNERS
Werkzaamheden die leiden tot stoten, trillingen of plaatselijke
verhitting in de zone rondom de gordelspanners (meer dan 100°C
gedurende ten hoogste 6 uur) kunnen de gordelspanners
beschadigen of in werking doen treden. Neem contact op met een
dealer van het Fiat Servicenetwerk voor eventuele werkzaamheden
aan deze componenten.
13) DE MOTOR STARTEN EN AFZETTEN
• Tijdens de eerste gebruiksperiode adviseren wij om overmatige
belasting van de auto te voorkomen (bijvoorbeeld buitensporige
acceleraties, lang rijden op toptoeren, buitensporig intens
remmen, enz.) zodra de motor is gestart.
• Laat de contactsleutel nooit in de stand MAR staan als de
motor is afgezet, zodat de accu niet onnodig wordt ontladen.
VEILIGHEID VAN HET VOERTUIG
(GAAT DOOR) (DOORGEGAAN)
BELANGRIJKE INFORMATIE EN AANBEVELINGEN
204(GAAT DOOR)
• Als het waarschuwingslampje mna het starten of na
langdurig “aanzwengelen” 60 seconden knippert, duidt dit op
een defect van de gloeibougies.
Als de motor start kan de auto normaalgebruikt worden, maar
moet men zo snel mogelijk naar een Fiat Servicepunt gaan.
• Probeer de motor nooit te starten door de auto te duwen, te
slepen of van een helling af te laten rijden. Hierdoor kan
brandstof in de katalysator terechtkomen die hierdoor
onherstelbaar beschadigd wordt.
• Gebruik nooit een accusnellader om de motor te starten,
aangezien deze de elektronische systemen kan beschadigen, met
name de regeleenheden van de ontsteking en de brandstoftoevoer.
• Verbind de startkabel niet met de minklem (–) van de lege
accu. De afgegeven vonk kan explosie van de accu tot gevolg
hebben en ernstige schade veroorzaken.
Gebruik alleen het specifieke massapunt; gebruik geen
andere blootgestelde metalen onderdelen.
• Even snel gas geven voordat de motor wordt uitgezet heeft
geen enkel nut, verspilt brandstof en is, vooral voor motoren
met turbocompressor, schadelijk.
14) GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK MANUAL EN
DUALOGIC
• Rijd niet met de hand op de versnellingspook aangezien de
uitgeoefende druk, hoe licht ook, na verloop van tijd kan leiden
tot slijtage van de interne onderdelen van de versnellingsbak.
• Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk in geval van een storing in de versnellingsbak
om het systeem te laten controleren.
• Houd de hand niet langer op de versnellingspook dan strikt
noodzakelijk is voor het schakelen of voor de Auto/Manual
bediening.
• Door onjuist gebruik van de peddels (peddels naar het
dashboard geduwd) kunnen deze afbreken.• Om de werking van de koppeling te sparen mag men het
gaspedaal niet gebruiken om de auto stil te houden (bijv.):
bij stilstand op een helling); de koppeling kan dan oververhit en
beschadigd raken; gebruik in dit geval het rempedaal en bedien
het gaspedaal alleen als u gereed bent om weg te rijden.
• Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk als de berichten
op het display niet verdwijnen.
15) SNEEUWKETTINGEN
• Beperk de snelheid wanneer er sneeuwkettingen zijn
gemonteerd; overschrijd de 50 km/h niet.
• Bedien het gaspedaal uiterst voorzichtig als sneeuwkettingen
gemonteerd zijn; voorkom of beperk het risico op doorslippen van
de aandrijfwielen die breuk van de ketting en bijgevolg
beschadiging van de carrosserie of de mechanische onderdelen
kunnen veroorzaken.
• Vermijd kuilen, trottoirbanden en stoepen en rijd geen lange
stukken op sneeuwvrije wegen om de auto en het wegdek niet te
beschadigen.
16) STOPCONTACT
Het stopcontact is geschikt voor accessoires met een maximum
vermogen van 180 W (maximum stroomverbruik 15 A).
17) DIESELFILTER
Water in het brandstofcircuit kan het inspuitsysteem ernstig
beschadigen en een onregelmatige werking van de motor
veroorzaken.
Als het lampje of het symbool
Eop het kleurendisplay gaat
branden, neem dan onmiddellijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk om het systeem te laten aftappen.
VEILIGHEID VAN HET VOERTUIG
(DOORGEGAAN)
205
VEILIGHEID VAN HET VOERTUIG
(GAAT DOOR) (DOORGEGAAN)
Als het lampje onmiddellijk na het tanken gaat branden, kan
het zijn dat er tijdens het tanken water in de tank terecht is
gekomen: zet de motor onmiddellijk uit en neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
19) LAMPEN EN ZEKERINGEN
• Raak alleen het metalen gedeelte van halogeenlampen aan.
Het aanraken van de bol met de vingers kan de lichtopbrengst
van de lamp beperken en zelfs de levensduur van de lamp in
gevaar brengen. Als de bol per ongeluk toch wordt
aangeraakt, moet hij worden schoongewreven met een doekje
bevochtigd met alcohol en laat hem vervolgens drogen.
• Laat de lampen bij voorkeur vervangen door het Fiat
Servicenetwerk.
De correcte werking en regeling van de buitenverlichting is van
fundamenteel belang voor de rijveiligheid en is bovendien een
wettelijke vereiste.
• Deze ingreep moet verricht worden door alle
voorzorgsmaatregelen te treffen om beschadiging van de
carrosserie te voorkomen (gebruik een voldoende dik en stevig
plastic kaartje).
• Als de motorruimte moet worden schoongespoten, voorkom
dan dat de waterstraal rechtstreeks op de zekeringenkast in de
motorruimte wordt gericht.
20) DE AUTO OPKRIKKEN
Bij uitvoeringen uitgerust met zijskirts, dient u met name te letten
op het positioneren van de hefarmen in de werkplaats.
21) GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
• Benzineversies: Indien het voertuig hoofdzakelijk rond de
stad wordt gebruikt of indien er minder dan 10.000 km per jaar
wordt gereden, dienen de motorolie en het motoroliefilter
iedere 12 maanden te worden vervangen. • Dieselversies: Als het voertuig overwegend in stadsverkeer
wordt gebruikt, dan moeten de motorolie en het oliefilter elke 12
maanden worden vervangen.
22) SERVICE: NIVEAUS CONTROLEREN
• Wees voorzichtig tijdens het bijvullen en meng nooit
verschillende soorten vloeistoffen: alle vloeistoffen zijn specifiek en
het mengen ervan kan de auto ernstig beschadigen.
•Vul geen olie bij met andere kenmerken dan de
olie waarmee de motor al is gevuld.
•Het gebruik van producten met andere dan de hierboven
aangegeven specificaties kan leiden tot beschadigingen aan de
motor die niet door de garantie worden gedekt.
• Vermijdt tijdens de controle elk contact tussen de uiterst
corrosieve remvloeistof en de gelakte delen.
Spoel bij contact onmiddellijk uit met rijkelijk water.
23) PARAFLU
UP
Het motorkoelsysteem moet worden gevuld met PARAFLUUP
antivries.
Vul koelvloeistof bij met dezelfde kenmerken als de koelvloeistof
waarmee het koelsysteem reeds is gevuld. PARAFLU
UPmag
niet met andere typen vloeistoffen worden gemengd.
Mocht dit toch gebeuren, start de motor dan in geen geval en
neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
24) VERVANGING ACCU
Onjuiste installatie van elektrische en elektronische apparatuur
kan leiden tot ernstige schade aan de auto. Als u na de aankoop
van uw voertuig accessoires wilt installeren (antidiefstal, etc.), ga
naar een Fiat Dealership, dat de meest geschikte apparaten zal
aanraden en zal controleren of een accu met een grotere
capaciteit gemonteerd moet worden.
BELANGRIJKE INFORMATIE EN AANBEVELINGEN
206(GAAT DOOR)
25) PARKEERSENSOREN
• De sensor moet vrij zijn van modder, vuil, sneeuw of ijs om
het systeem te laten werken. Zorg ervoor dat ze tijdens het
reinigen niet gekrast of beschadigd worden. Vermijd het
gebruik van droge, ruwe of harde doeken. De sensoren
moeten met schoon water worden gewassen, waaraan
eventueel autoshampoo is toegevoegd.
Wanneer speciale reinigingsapparaten worden gebruikt, zoals
stoomreinigers of hogedrukreinigers, reinig dan de sensoren
zeer snel en houd de straal op minstens 10 cm afstand.
• Voor werkzaamheden aan de bumper in de buurt van de
sensoren, dient u zich uitsluitend tot het Fiat Servicenetwerk te
wenden. Werkzaamheden aan de bumper die niet goed
worden uitgevoerd, kunnen de werking van de sensoren in
gevaar brengen.
26) UITGEWERKTE MOTOROLIE
Om motorschade te voorkomen, wordt geadviseerd de
motorolie te verversen wanneer het rode
vlampje aangaat,
of het gele vlampje vast gaat branden (voor bepaalde versies/markten).
Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
27) CARROSSERIE
• Vermijd het wassen met rollen en/of borstels in
autowasstraten. Gebruik voor het wassen van het voertuig,
uitsluitend met de hand, pH-neutrale reinigingsmiddelen;
afdrogen met een vochtige zeem. Schuur- en/of polijstmiddelen
mogen niet gebruikt worden om het voertuig schoon te maken.
• Vogelpoep moet zo snel en zo goed mogelijk verwijderd
worden, omdat hierin bijzonder agressieve zuren aanwezig zijn. • Vermijd (indien mogelijk) om het voertuig onder bomen te
parkeren; verwijder plantaardige harsen onmiddellijk omdat deze,
als ze drogen, alleen verwijderd kunnen worden met schuur- en/of
polijstmiddelen die ten zeerste afgeraden worden omdat ze de
karakteristieke matheid van de lak kunnen aantasten.
• Het is niet raadzaam te reinigen met een hogedrukreiniger,
mocht u er toch een gebruiken moet u een minimale afstand van
40 cm aanhouden en het water moet op kamertemperatuur zijn.
28) RUITEN
Gebruik geen onverdunde ruitensproeiervloeistof om de voor- en
achterruit te reinigen; verdun dit met minstens 50% water.
29) LPG
• De auto is uitgerust met een gasvormig LPG-inspuitsysteem dat
speciaal ontworpen is voor deze auto: daarom is het absoluut
verboden de configuratie van het systeem of de componenten
ervan te wijzigen. Het gebruik van andere componenten of
materialen zou kunnen leiden tot een slechte werking en
verminderde veiligheid; neem dus in geval van problemen altijd
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
• Het systeem werkt bij temperaturen tussen -20°C en 100°C.
• Volg, om beschadiging aan onderdelen van het LPG-systeem te
voorkomen, wanneer het voertuig wordt gesleept of opgekrikt, de
aanwijzingen op die beschreven zijn in de paragraaf “Slepen van
het voertuig” van het Instructieboek.
• Bij gebruik van een lakoven moet de LPG-tank uit de auto
verwijderd worden en later weer gemonteerd worden door het Fiat
Servicenetwerk.
(DOORGEGAAN)
VEILIGHEID VAN HET VOERTUIG
207
• Alhoewel het LPG-systeem talrijke veiligheidsvoorzieningen
heeft, wordt geadviseerd als volgt te werk te gaan als het
voertuig lange tijd niet gebruikt wordt of als het voertuig verplaatst
wordt in een noodgeval na pech of een ongeval:
Schroef de bevestigingsapparatuur los, verwijder dan afdekking B.
Sluit de LPG-klep door de ringmoer C rechtsom te draaien, plaats
de afdekking terug en span de bevestigingsapparatuur aan.
• Het is strikt verboden om additieven in LPG te gebruiken.
• Het wordt geadviseerd zo nu en dan (minstens eens per zes
maanden) de LPG in de tank volledig te gebruiken en bij de
volgende tankbeurt te controleren of de maximuminhoud van
30,5 liter (inclusief reserve) niet overschreden wordt. Als het
niveau de 30,5 liter (inclusief reserve) overschrijdt, neem dan
onmiddellijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Onder speciale gebruiksomstandigheden:
• starten en werking bij lage omgevingstemperatuur
• toevoer van LPG met laag propaangehalte, kan het systeem
tijdelijk overschakelen naar werking op benzine, zonder dat er
op het instrumentenpaneel een indicatie van het omschakelen
verschijnt.
In geval van:
• lage LPG-niveaus in de tank
• vraag naar hoge prestaties (bijv. inhalen, volledig beladen
auto, steile hellingen), kan het systeem automatisch
overschakelen naar werking op benzine om de vereiste
motorprestaties te garanderen; in dit geval wordt de
overschakeling aangegeven door het aangaan van de oranje
(benzine) led en het uitgaan van de groene (LPG) led op de
schakelaar. Als bovengenoemde omstandigheden zich niet
meer voordoen, keert het systeem automatisch terug naar
werking op LPG; de oranje led (benzine) gaat uit en de groene
led (LPG) gaat branden op de schakelaar.
(DOORGEGAAN)
VEILIGHEID VAN HET VOERTUIG
• Om bovenbeschreven automatische omschakeling te verkrijgen,
moet u zich ervan verzekeren dat er altijd voldoende brandstof in
de benzinetank zit.
• Daarom moet er altijd voldoende benzine in de tank zitten om de
benzinepomp te beschermen en tijdelijke overschakeling van LPG
naar benzine te garanderen.
30) EEN WIEL VERVANGEN
Zorg voor voldoende werkruimte bij het opkrikken om
schaafwonden aan uw hand door contact met de grond te
voorkomen. Ook de bewegende delen van de krik (“wormschroef”
en gewrichten) kunnen verwondingen veroorzaken: raak deze
delen niet aan. In geval van accidenteel contact met smeervet, het
betreffende deel zorgvuldig schoonmaken.
31) SNELLE BANDENREPARATIEKIT FIX&GO
• Het afdichtmiddel werkt bij buitentemperaturen tussen -40 °C
en +55 °C. Het afdichtmiddel heeft een houdbaarheidsdatum.
Banden met een beschadiging van het bandoppervlak tot een
maximale diameter van 6 mm kunnen hersteld worden. Toon het
busje en het etiket aan het personeel dat de band zal behandelen
die hersteld werd met de bandenreparatiekit.
BELANGRIJKE INFORMATIE EN AANBEVELINGEN
208
1) SLEUTELS- AFSTANDSBEDIENING
Lege batterijen moeten overeenkomstig de wet in speciale
bakken gedeponeerd worden. Ze kunnen ook ingeleverd
worden bij het Fiat Servicenetwerk dat voor hun verwerking zal
zorgen.
2) KLIMAATREGELING
Het systeem gebruikt een R1234yf koelmiddel dat compatibel
is met de wetten die van kracht zijn in de landen waar het
voertuig wordt verkocht.
Gebruik tijdens het laden alleen het gas dat is aangeduid op
het plaatje in de motorruimte. Het gebruik van andere
koelmiddelen heeft invloed op de efficiency en de conditie van
het systeem. Het smeermiddel dat voor de compressor wordt
gebruikt, is ook strict gekoppeld aan het type koelgas;
raadpleeg het Fiat Servicepunt.
3) ONDERHOUD - VLOEISTOFNIVEAUS CONTROLEREN
• De uitgewerkte motorolie en oude motoroliefilters bevatten
stoffen die schadelijk zijn voor het milieu. Het verdient
aanbeveling de olie en de filters te laten vervangen door het Fiat
Servicenetwerk.
• Uitgewerkte transmissieolie bevat stoffen die schadelijk zijn
voor het milieu. Het wordt aanbevolen de olie te laten vervangen
door het Fiat Servicenetwerk waar deze op milieuvriendelijke
wijze en in overeenstemming met de wettelijke voorschriften
verwerkt wordt.
•Accu’s bevatten stoffen die zeer gevaarlijk zijn voor het milieu.
Het wordt aanbevolen contact op te nemen met het Fiat
Servicenetwerk om de accu te laten vervangen.
MILIEUBESCHERMING
4) ONDERHOUD- CARROSSERIE
Schoonmaakmiddelen verontreinigen het milieu. Was het voertuig
daarom op een plaats waar het afvalwater direct wordt
opgevangen en gezuiverd.
Mopar® Vehicle Protectionbiedt een reeks serviceproducten die speciaal zijn ontworpen om al onze klanten te
kunnen laten genieten van een probleemloze en zorgenvrije rijervaring met hun auto.
Onze productportefeuille bestaat uit Extra Garantie, Easy Care Onderhoudsprogramma’s en de ServicePlus
Pas, met een ruime keuze voor de klant om looptijd en kilometer limiet naar behoefte te kiezen.
Mopar® Vehicle Protectionproducten zijn opgesteld door deskundigen die ieder onderdeel van uw auto kennen
en met het doel uw auto in topconditie te houden. Onze kennis en passie bij het ontwikkelen van deze
servicecontracten zorgen voor een “zorgeloze rijervaring”.
Door het kiezen van een Mopar® Vehicle Protectionserviceproduct kunnen alle onderhoudswerkzaamheden
uitgevoerd wordenbij erkende FCA-reparatiefaciliteiten in heel Europadoor gekwalificeerdeen
gespecialiseerde monteurs, met gebruik van het juiste gereedschap, FCA diagnose apparatuuren met uitsluitend
originele onderdelenen aangepaste motorolie.
Vraag gerust bij uw dealer welk Mopar® Vehicle Protectionserviceproduct het best bij u past.
Raadpleeg uw plaatselijke Servicepunt voor nadere informatie.
HOUD UW VOERTUIG IN
TOPCONDITIE MET