KENNISMAKING MET DE AUTO
20
STORING BRANDSTOFAFSLUITSYSTEEM (kleurendisplay)
Het symbool en het bijbehorende bericht verschijnen op het display als de afsluiter van de brandstoftoevoer defect is.
Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
BRANDSTOFAFSLUITSYSTEEM (kleurendisplay)
Het symbool en het bijbehorende bericht verschijnen op het kleurendisplay als de afsluiter van de brandstoftoevoer in
werking treedt.
Voor de heractiveringsprocedure van het brandstofafsluitsysteem, zie de paragraaf “brandstofafsluitsysteem” inhet
hoofdstuk “In een noodgeval”.
ss
STORING BUITENVERLICHTING (kleurendisplay)
Het display toont een symbool en een speciaal bericht wanneer er een storing in een van de volgende lichten optreedt:
dagrijlichten (DRL) - stadslichten - richtingaanwijzers - mistachterlicht - kentekenplaatverlichting.
De storing kan de volgende oorzaken hebben: lamp doorgebrand, zekering doorgebrand of elektrische verbinding
onderbroken.
Het wordt geadviseerd contact op te nemen met het Fiat Servicenetwerk om de vloeistof te laten vervangen.
BB
SERVICE (GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD) VEVALLEN
Wanneer het onderhoudsinterval bijna is vervallen, verschijnt het symbool op het scherm, gevolgd door het aantal
resterende kilometers of mijlen. Dit wordt automatisch weergegeven, met de contactsleutel op MAR, 2000 km (of het
equivalent in mijlen) vóór de onderhoudsbeurt of, indien aanwezig, 30 dagen vóór de onderhoudsbeurt. Het wordt ook elke
keer weergegeven wanneer de sleutel op MAR wordt gedraaid of, voor bepaalde versies/markten, om de 200 km (of het
equivalent in mijlen).
Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk om de werkzaamheden van het “Geprogrammeerd onderhoudsschema” te
laten verrichten en het bericht te resetten.
STORING REMLICHT (kleurendisplay)
Op het kleurendisplay verschijnt het symbool samen met een speciaal bericht wanneer er een storing in de remlichten is.
De storing kan de volgende oorzaken hebben: lamp doorgebrand, zekering doorgebrand of elektrische verbinding
onderbroken.
Het is raadzaam contact op te nemen met een Fiat Servicenetwerk
TT
KENNISMAKING MET DE AUTO
22
STADSLICHT EN DIMLICHT - FOLLOW ME HOME
Stadslicht en dimlicht
Het lampje gaat branden wanneer het stadslicht en het dimlicht worden ingeschakeld.
Follow Me Home
Het waarschuwingslampje gaat branden, bij sommige versies verschijnt er ook een bericht op het display, als het “Follow
me home”-systeem in gebruik is.
33
iTPMS SYSTEEM (voor bepaalde versies/markten)
Lage bandenspanning
Het lampje gaat continu branden om aan te geven dat de spanning van een of meer banden lager is dan de aanbevolen
waarde of om een geleidelijk verlies van bandenspanning aan te geven.
Zo wordt de bestuurder door het iTPMS gewaarschuwd dat een of meer banden leeg en mogelijk lek kunnen zijn. In dat geval
wordt geadviseerd de correcte bandenspanning te herstellen.
Zodra de normale bedrijfsomstandigheden van het voertuig hersteld zijn, de procedure Reset banden uitvoeren.
BELANGRIJK Rijd niet verder met een of meerdere lekke banden, dit kan de bestuurbaarheid van de auto in gevaar brengen.
Breng het voertuig tot stilstand, voorkom bruusk remmen en sturen.
Storing iTPMS/iTPMS tijdelijk uitgeschakeld
Het waarschuwingslampje knippert ongeveer 75 seconden en blijft daarna permanent branden (er verschijnt ook een bericht
op het display) om aan te geven dat het systeem tijdelijk uitgeschakeld of defect is.
Het systeem gaat weer normaal werken zodra de bedrijfsomstandigheden dat toelaten. Als dat niet het geval is de
Resetprocedure uitvoeren na het herstellen van de normale bedrijfsomstandigheden.
Als de storingswaarschuwing zich blijft voordoen, zo snel mogelijk contact opnemen met een het Fiat Servicenetwerk.
n
MISTLAMPEN
Het lampje gaat branden wanneer de mistlampen worden ingeschakeld.
LINKER RICHTINGAANWIJZER
Het lampje gaat branden wanneer de richtingaanwijzerhendel omlaag wordt verplaatst of, samen met de rechter
richtingaanwijzer, wanneer de drukknop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
55
FR
25
U kunt langs de instelmenulijst lopen
door een keer te drukken op de
+ of – knoppen. De bedieningswijzen
verschillen afhankelijk van de gekozen
optie. Het menu biedt de volgende
functies:
❒ DIMMER
❒ PIEP SNELHEID
❒ INSCHAKELING/GEGEVENS
TRIP B
❒ TIJD INSTELLEN
❒ DATUM INSTELLEN
❒ AUTOCLOSE
❒ UNITS
❒ TAAL
❒ VOLUME ZOEMER
❒ VOLUME TOETSEN
❒ ZOEMER VEILIGHEIDSGORDEL
❒ SERVICE
❒ AIRBAG/PASSAGIERSAIRBAG
❒ STADSLICHT
❒ RESET ITPMS
❒ RADIO HERHALING
(voor bepaalde markten/versies)
❒ ZIE TELEFOON
(voor bepaalde markten/versies)
❒ ZIE NAVIGATIE
(voor bepaalde markten/versies)
❒ MENU AFSLUITENTRIP COMPUTER
De Trip-computer geeft informatie over
de werking van de auto weer op het
display, wanneer de contactsleutel in
de stand MAR staat. Deze functie
bestaat uit “Trip A” en “Trip B”.
Beide functies kunnen gereset worden
(reset – begin van een nieuwe reis).
“Trip A” kan worden gebruikt om
waarden weer te geven met betrekking
tot: bereik (voor bepaalde
markten/versies), reisafstand,
gemiddeld brandstofverbruik (voor
bepaalde markten/versies), huidig
verbruik (voor bepaalde
markten/versies), gemiddelde snelheid,
reisduur.
In "Best gemiddeld verbruik" wordt in
de ECO-modus een scherm
weergegeven waarin het beste
gemiddelde verbruik wordt
samengevat (waar aanwezig).
Het symbool geeft de beste
prestaties weer. Deze informatie kan
worden gereset door Trip A te
resetten.
“Trip B” kan worden gebruikt om
waarden weer te geven: bereik,
reisafstand B, gemiddeld
brandstofverbruik B (voor bepaalde
markten/versies), gemiddelde snelheid
B, reisduur B.
TIJD INSTELLEN (KLOK
INSTELLEN)
De tijd wordt ingesteld met het
multifunctionele display.
❒ Druk op de MENU -knop; de
volgende twee submenu’s worden
op het display getoond: “Tijd” en
“Formaat”.
❒ Druk op de knop + of – om tussen
de twee submenu’s te wisselen.
❒ Selecteer de gewenste optie en
druk op de knop MENU .
❒ wanneer het submenu “Klok” wordt
gekozen, kort op de MENU
knop drukken om het “uur” op het
display te doen knipperen;
❒ Druk op de knop + of – om de
instelling uit te voeren.
❒ Druk kortstondig op de knop MENU
: nu beginnen de “minuten” op
de display te knipperen. Stel de
minuten op dezelfde wijze als de
uren in.
❒ Houd de knop MENU
ingedrukt zodra de tijd is ingesteld.
–
–
–
–
–
KENNISMAKING MET DE AUTO
26
UITSCHAKELING
VOORSTE
PASSAGIERSAIRBAG EN
ZIJAIRBAG
(voor bepaalde versies/markten)
Met deze functie kan de zijairbag aan
passagierszijde in-/uitgeschakeld
worden.
Ga als volgt te werk:
❒ druk kort op MENU
Nknop en na
de weergave van het bericht
(Passagiersairbag: Uit)
(om uit te schakelen) of het bericht
(Passagiersairbag: Aan) (om in te
schakelen) door te drukken op de +
en – knoppen, druk opnieuw op de
MENU
Nknop;
❒ op het display verschijnt de melding
om de instelling te bevestigen;
❒ druk op de knop
+ of – om (Ja) (om het
inschakelen/uitschakelen te
bevestigen) of (Nee) (om te
annuleren) te selecteren;
❒ druk kort op MENU om instelling te
bevestigen en ga terug naar het
menuscherm of houd de knop
ingedrukt om terug te gaan naar het
standaardscherm zonder op te
slaan.Met Passagiersbescherming niet
actief, gaat de LED “op het
instrumentenpaneel vast branden.
ONDERHOUD
(GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD)
Met deze functie kan de informatie
over de kilometerstand of, voor
bepaalde versies/markten, de nog
resterende tijd tot de volgende
onderhoudsbeurt van het voertuig
worden weergege ven.
Ga voor het raadplegen van deze
informatie als volgt te werk:
– druk op de knop MENU
N: op het
display verschijnen de resterende
kilometers/mijlen tot de volgende
servicebeurt (waar voorzien) op grond
van wat eerder is ingesteld (zie
paragraaf “Meeteenheden”);
– druk kortstondig op de MENU
Nknop om terug te keren naar het
menuscherm of druk langdurig op de
knop om terug te keren naar het
standaardscherm.
BELANGRIJK In het
“Geprogrammeerd
Onderhoudsschema” zijn de
onderhoudsbeurten van de auto op
vaste intervallen vermeld, zie het
hoofdstuk “Onderhoud en zorg”.Dit wordt automatisch weergegeven,
met de contactsleutel op MAR, 2000
km (of het equivalent in mijlen) vóór de
onderhoudsbeurt of, indien aanwezig,
30 dagen vóór de onderhoudsbeurt.
Het wordt ook elke keer weergegeven
wanneer de sleutel op MAR wordt
gedraaid of, voor bepaalde
versies/markten, om de 200 km (of het
equivalent in mijlen). Onder deze
drempel wordt dit bericht met kortere
intervallen weergegeven.
Het bericht verschijnt in kilometers of
mijlen, afhankelijk van de meeteenheid
die is ingesteld. Wanneer het volgende
onderhoudsinterval bijna is vervallen en
de sleutel in de stand MAR wordt
gedraaid, verschijnt het woord “Service”
op het display, gevolgd door het aantal
resterende kilometers/mijlen of het aantal
resterende dagen (indien aanwezig).
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk om de werkzaamheden
van het “Geprogrammeerd
onderhoudsschema” te laten verrichten
en het bericht te resetten.
Wanneer het interval voor de
onderhoudsbeurt is vervallen en
daarna voor ongeveer 1000 km/600
mijl of 30 dagen, wordt een bericht
hierover weergegeven.
27
HOOGTEREGELING
KOPLAMPEN
Druk, met de contactsleutel in de stand
MAR en ingeschakeld dimlicht, op de
knop + om de koplampen omhoog te
verstellen of op de knop – om de
koplampen omlaag te verstellen.
BANDEN RESETTEN
(ITPMS RESETTEN)
(voor bepaalde versies/markten)
Met deze functie kan het iTPMS
gereset worden (zie paragraaf
“iTPMS”). Ga als volgt te werk om de
Resetprocedure uit te voeren:
❒ druk kort op de knop MENU
N: op
het display wordt “Reset”
weergegeven;
❒ druk op knop + of – om (“Ja” or
“Nee”) te selecteren; er verschijnt
een speciaal
resetbevestigingsbericht;
❒ druk kort op de knop MENU
N:
op het display wordt “Bevestigen”
weergegeven;
DE SLEUTELS
1) 1) 1)
CODE-CARD
(voor bepaalde versies/markten)
Bij de auto worden twee
contactsleutels samen met de CODE-
card fig. 7 geleverd, waarop de volgens
gegevens staan:
A: de elektronische code;
B: de mechanische code voor de sleutels
die bij aanvraag van duplicaatsleutels
aan het Fiat Servicenetwerk moet
worden gegeven.
Zorg ervoor dat u de elektronische code
van de CODE-card altijd bij u hebt.
BELANGRIJK Bij verkoop van de auto,
moeten alle sleutels en de CODE-card
aan de nieuwe eigenaar overhandigd
worden.
MECHANISCHE SLEUTEL
De metalen baard A-fig. 8 activeert:
❒ de contactschakelaar;
❒ de sloten van de portieren en de
achterklep (voor bepaalde
versies/markten);
❒ de vergrendeling/ontgrendeling van
de tankdop.
SLEUTEL MET
AFSTANDSBEDIENING
(voor bepaalde versies/markten)
De metalen baard A-fig. 9 activeert:
❒ de contactschakelaar;
❒ de sloten van de portieren;
❒ het vergrendelen/ontgrendelen van
de brandstofdop.
7DVDF0S0103c
8DVDF0S0104c
KENNISMAKING MET DE AUTO
50
iTPMS-systeem
(indirect Tyre
Pressure
Monitoring System)
(voor bepaalde versies/markten)
48)
RESETPROCEDURE
Het iTPMS-systeem heeft een
“inleerfase” nodig (met een duur die
afhangt van de rijstijl en de
wegomstandigheden: bij optimale
omstandigheden wordt gereden op
een rechte weg met 80 km/h
gedurende minstens 20 minuten) die
begint wanneer de resetprocedure
wordt uitgevoerd.
De resetprocedure moet worden
uitgevoerd:
❒ elke keer dat de bandenspanning
wordt gewijzigd;
❒ wanneer zelfs slechts een wiel
verwisseld wordt;
❒ wanneer er banden worden
gedraaid/omgewisseld;
❒ wanneer het noodreservewiel
wordt gemonteerd.
In enkele situaties, zoals sportief rijden,
bijzondere omstandigheden van het
wegdek (bijv. ijs, sneeuw, onverharde
wegen), kan de signalering vertraagd
worden of kan het gelijktijdige
spanningsverlies van meer dan één
band slechts gedeeltelijk gedetecteerd
worden.
Onder speciale omstandigheden (bijv.
voertuig asymmetrisch beladen aan
één kant, trekken van een aanhanger,
beschadigde of versleten band,
montage van het noodreservewiel,
gebruik van de snelle
bandenreparatieset “Fix&Go”, gebruik
van sneeuwkettingen, verschillende
banden op de assen gemonteerd) kan
het systeem onjuiste indicaties geven
of tijdelijk uitgeschakeld zijn.
Als het systeem tijdelijk uitgeschakeld
is,
nknippert het
waarschuwingslampje ongeveer 75
seconden en blijft daarna continu
branden; tegelijkertijd wordt op het
display een speciaal bericht
weergegeven.
Deze aanduiding wordt ook
weergegeven na het afzetten en
opnieuw starten van de motor, als de
correcte bedrijfsomstandigheden niet
hersteld worden. Pomp, voordat de “Reset”-procedure
wordt uitgevoerd, de banden tot de
juiste bandenspanning op, vermeld in
de bandenspanningstabel (zie de
paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”).
Als de resetprocedure niet wordt
uitgevoerd in alle bovenstaande
gevallen, kan het
nwaarschuwingslampje verkeerde
aanduidingen over een of meer
banden geven.
Om de procedure Reset uit te voeren,
bij stilstaand voertuig en de
contactsleutel op MAR, het
Setupmenu openen (zie de
beschrijving in paragraaf “Display”). Na
afronding van de Resetprocedure
verschijnt op display het bericht “Reset
opgeslagen” wat aangeeft dat het
“inleren” is gestart.
Als het ITPMS inleren niet goed wordt
uitgevoerd, wordt het bericht niet
weergegeven.
WERKINGSCONDITIES
Het systeem is actief bij snelheden van
meer dan 15 km/h.
79
❒ Opties voertuig uit;
❒ Audio;
❒ Telefoon/ Bluetooth;
❒ Configur.SiriusXM
(voor bepaalde versies/markten);
❒ Configuratie Radio;
❒ Instellingen resetten;
❒ Persoonl. gegevens wissen.
Navigatie
(alleen Uconnect™ 5”
HD Nav LIVE)
Een route plannen
WAARSCHUWING In het belang van
de veiligheid en om afleiding tijdens het
rijden te beperken, kunt u het beste
altijd uw route plannen voordat u op
weg gaat.
Druk op de knop "Nav" om de kaart
voor navigatie weer te geven op het
display.
Ga als volgt te werk om een route te
plannen:
❒ tik op het scherm om het
Hoofdmenu te openen;
❒ Tik op “Navigeren naar”.
❒ Tik op “Adres”. U kunt de land- of
provincie-instelling wijzigen door de
vlag aan te raken voordat u een
stad selecteert.❒ Voer de naam of de postcode van
de plaats in. Tijdens het typen
worden plaatsen met vergelijkbare
namen in de lijst weergegeven.
❒ Voer de straatnaam in. TTijdens het
typen worden plaatsen met
vergelijkbare namen in de lijst
weergegeven.
Raak de gevraagde straat aan om
de bestemming te selecteren
wanneer deze in de lijst verschijnt.
❒ Voer het huisnummer in en raak
dan “Gereed” aan.
❒ Als de optie “Toon
locatievoorbeeld” in het menu
“Geavanceerde instellingen” actief
is, wordt uw positie op de kaart
aangegeven. Tik op “Selecteer” om
door te gaan of op “Terug” om een
ander adres in te voeren.
❒ Wanneer de nieuwe route wordt
weergegeven, tikt u op “Gereed”.
Voor nadere informatie over de
route tikt u op “Details”.
Als u uw route wilt wijzigen,
bijvoorbeeld als u via een bepaalde
locatie wilt reizen of een nieuwe
bestemming wilt selecteren, tik dan
op “Wijzig route”.
U wordt dan naar uw bestemming
geleid aan de hand van gesproken
instructies en aanwijzingen op het
scherm.OPMERKING: Het volume van het
navigatiesysteem kan alleen worden
aangepast tijdens de navigatie als er
gesproken aanwijzingen zijn
ingeschakeld.
De kaart updaten
De kaart kan op twee manieren
worden geüpdatet:
❒ Garantie meest recente kaarten: als
er een nieuwe kaart beschikbaar
komt binnen 90 dagen na het
eerste gebruik, kan deze eenmaal
gratis gedownload worden.
❒ Update van kaart: het is mogelijk
een nieuwe versie van de op het
systeem geïnstalleerde kaart aan te
schaffen.
Om de beschikbaarheid te controleren
of een kaart aan te schaffen, ervoor
zorgen dat u een USB-apparaat heeft
voorbereid en TomTom HOME op uw
computer heeft geïnstalleerd.
STARTEN EN RIJDEN
124
INSCHAKELING/UITSCHA
KELING SYSTEEM
Het systeem inschakelen:
❒ druk op de
A knop (CANC/RES) fig. 92 en houd
deze ingedrukt, of
❒ als de voertuigsnelheid tussen de 30
tot 130 km/h ligt, draai dan ring B
omhoog of omlaag.
De functie wordt geactiveerd met de
huidige snelheid ingesteld als de
snelheidslimiet. Wanneer het apparaat
is ingeschakeld, wordt dit aangeduid
door het symbool dat wordt
getoond op het display samen met de
laatst ingestelde snelheid.
Het systeem uitschakelen:
druk op de CANC/RES A knop fig. 92.
Uitschakeling van het apparaat wordt
aangeduid door de instelling die
vervangen wordt door het woord
CANC.
Het systeem uitschakelen:
❒ druk op de
A knop (CANC/RES) fig. 92 en houd
deze ingedrukt, of
❒ als de voertuigsnelheid tussen de 30
tot 130 km/h ligt, draai dan ring B
omhoog of omlaag.
DE GEPROGRAMMEERDE
SNELHEID
OVERSCHRIJDEN
Als het gaspedaal volledig wordt
ingetrapt, kan de geprogrammeerde
snelheid overschreden worden, ook als
het systeem is ingeschakeld
(bijv. om in te halen).
Het systeem is uitgeschakeld tot de
snelheid onder de ingestelde limiet
zakt, daarna wordt het weer
automatisch ingeschakeld.
KNIPPEREN VAN DE
GEPROGRAMMEERDE
SNELHEID
In de volgende gevallen gaat de
geprogrammeerde snelheid knipperen:
❒ wanneer het gaspedaal volledig is
ingetrapt en het voertuig de
geprogrammeerde snelheid heeft
overschreden;
❒ inschakeling van het systeem na het
instellen van een limiet lager dan de
werkelijke snelheid van het voertuig;
(met geluidswaarschuwing);
❒ wanneer het apparaat de
voertuigsnelheid niet kan beperken
door de helling van de weg
(met geluidswaarschuwing);
❒ in het geval van een abrupte
acceleratie.
HET SYSTEEM
UITSCHAKELEN
Om het systeem uit te schakelen, ring
C fig. 92 naar de 0 positie draaien.
Automatisch uitschakelen van
systeem
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld in geval van een
systeemstoring. Neem in dat geval
contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
AUTOMATISCH
RESETTEN VAN DE
INGESTELDE SNELHEID
Met de Speed Limiter ingeschakeld en
door op de knop A CANC/RES fig. 92
te drukken bij een hogere snelheid dan
de ingestelde waarde, zal het
motorkoppel worden beperkt zoals
vereist om die waarde te bereiken,
indien deze waarde niet bereikt is
binnen 20 seconden na het indrukken
van de knop.