Page 105 of 267

Instrumenten en bedieningsorganen103aangeduid als een van de grootste
verbruikers, zonder dat de bestuurder
deze heeft geactiveerd.
Zuinig rijden
Toont de ontwikkeling van het gemid‐
delde verbruik over een afstand van
50 km. Gevulde segmenten tonen het
verbruik in stappen van 5 km en laten de gevolgen van de terreingesteld‐
heid of het rijgedrag op het brandstof‐ verbruik zien.
Eco-index
Het huidige brandstofverbruik wordt
weergegeven op een zuinigheids‐
schaal. Pas voor een zuinige rijstijl de
rijstijl zodanig aan dat de gevulde
segmenten binnen de Eco-zone blij‐
ven. Hoe meer segmenten er gevuld
zijn, hoe hoger het brandstofverbruik.
Tegelijkertijd wordt de gemiddelde
verbruikswaarde weergegeven.
Menu Voertuiginformatie, ? of
Opties L
De onderstaande lijst bevat alle
mogelijke pagina's van het Optie‐
menu. Sommige zijn voor uw speci‐
fieke auto mogelijk niet beschikbaar.
Afhankelijk van het display zijn
sommige functies weergegeven als
symbool.
Draai aan het stelwiel om een pagina te selecteren en volg de instructies in
de submenu's op:
● Eenheden
● Infopagina's
● Snelheidswaarschuwing
● Band belastenEenheden
Druk tijdens het weergeven van
Eenheden op SET/CLR. Selecteer de
gewenste eenheden door aan de
verstelknop te draaien. Bevestig uw keuze door op SET/CLR te drukken.
Infopagina's
Druk tijdens het weergeven van Info‐
pagina's op SET/CLR. Er verschijnt
een lijst met alle opties in het menu
Info. Selecteer de weer te geven func‐
ties op de Infopagina door aan het
stelwiel te draaien en bevestig uw
keuze door op SET/CLR te drukken.
Geselecteerde pagina's hebben een
9 in een aankruisvakje. Niet-zicht‐
bare functies hebben een leeg
aankruisvakje. Zie Menu Info boven‐
staand.
Page 106 of 267

104Instrumenten en bedieningsorganenSnelheidswaarschuwing
De snelheidswaarschuwingsfunctie
waarschuwt de bestuurder bij het
overschrijden van een ingestelde
snelheid.
Stel de snelheidswaarschuwing in
door op SET/CLR te drukken terwijl
de pagina wordt weergegeven. Draai
aan het stelwiel om de waarde te
selecteren en aan te passen. Druk op SET/CLR om de snelheid in te stellen.
Na het instellen van de snelheid kan
deze functie worden uitgeschakeld
door tijdens het bekijken van deze
pagina op SET/CLR te drukken. Als
de geselecteerde snelheidslimiet
wordt overschreden, verschijnt er een pop-upwaarschuwing en klinkt er een geluidssignaal.
Bandenbelasting
De categorie bandenspanning
volgens de huidige bandenspanning
kan worden geselecteerd 3 211.
Draai aan het stelwiel om een cate‐ gorie Licht, Eco of Max te selecteren.
Druk op SET/CLR om de categorie te
bevestigen.
Info-Display
Het Info-Display zit in het instrumen‐ tenpaneel bij de instrumentengroep.
Afhankelijk van de configuratie is de
auto uitgevoerd met een
● Graphic-Info-Display
of
● 7" Colour-Info-Display met touch-
functie
of
● 8" Colour-Info-Display met touch-
functieOp de Info-Displays kan het volgende worden aangegeven:
● tijd 3 82
● buitentemperatuur 3 81
● datum 3 82
● Infotainmentsysteem, zie beschrijving in de handleidingInfotainment
● weergave van achteruitkijkca‐ mera 3 169
● weergave van parkeerhulpin‐ structies 3 168
● navigatie, zie beschrijving in de handleiding Infotainment
● systeemberichten
● persoonlijke instellingen 3 108
Page 107 of 267

Instrumenten en bedieningsorganen105Graphic-Info-Display
Druk op X om het display in te scha‐
kelen.
Druk op MENU om de hoofdmenupa‐
gina te selecteren.
Draai aan MENU om een menupa‐
gina te selecteren.
Druk op MENU om een geselec‐
teerde optie te bevestigen.
Druk op BACK om een menu af te
sluiten zonder een instelling te wijzi‐
gen.
7" Colour-Info-Display
Menu's en instellingen selecteren
Via het display krijgt u toegang tot de
menu's en instellingen.
Druk op X om het display in te scha‐
kelen.
Druk op ; om de startpagina weer te
geven.
Raak met een vinger het gewenste
pictogram in het scherm aan.
Raak een pictogram aan om die func‐ tie te selecteren.
Raak 9 aan om naar het bovenlig‐
gende menu terug te keren.
Druk op ; om terug te gaan naar de
startpagina.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.
Persoonlijke instellingen 3 108.
8" Colour-Info-Display
Menu's en instellingen selecteren
Het display werkt op drie manieren:
● via toetsen onder het display
● door bediening van het aanraak‐ scherm
● via spraakherkenningBediening met toetsen
Page 108 of 267

106Instrumenten en bedieningsorganenDruk op X om het display in te scha‐
kelen.
Druk op ; om de startpagina weer te
geven.
Verdraai MENU om een menupicto‐
gram of een functie te selecteren, of
om door een submenu te schuiven.
Druk op MENU om een geselec‐
teerde optie te bevestigen.
Druk op BACK om een menu af te
sluiten zonder een instelling te wijzi‐ gen.
Druk op ; om terug te gaan naar de
startpagina.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.Bediening met aanraakscherm
U schakelt het display in door op X te
drukken. Druk op ; om de thuispa‐
gina te selecteren.
Raak met een vinger het/de gewen‐
ste displaypictogram of functie van
het menu aan.
Scrol met de vinger omhoog of
omlaag door een langere submenu‐
lijst.Bevestig een gewenste functie of
selectie door deze aan te raken.
Raak q op het display aan om een
menu af te sluiten zonder een instel‐
ling te wijzigen.
Druk op ; om terug te gaan naar de
startpagina.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.Spraakherkenning
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor de beschrijving.
Persoonlijke instellingen 3 108.
Valetmodus
Sommige functies van het Driver
Information Center en het Info-
Display zijn te beperken voor
bepaalde bestuurders.
U kunt de valetmodus in- of uitscha‐
kelen in het menu Instellingen in het
menu Persoonlijke instellingen.
Persoonlijke instellingen 3 108.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.
Boordinformatie
Meldingen worden voornamelijk
weergegeven op het Driver Informa‐
tion Center, in sommige gevallen
samen met een geluidssignaal.
Druk op SET/CLR op de richtingaan‐
wijzerhendel om een bericht te
bevestigen.
Boord- en onderhoudsinformatie De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.
Page 109 of 267

Instrumenten en bedieningsorganen107Geluidssignalen
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
Er klinkt slechts één geluidssignaal
tegelijk.
Het geluidssignaal voor het niet
dragen van veiligheidsgordels heeft
voorrang op alle andere geluidssig‐
nalen.
● Als een portier, achterklep/koffer‐
klep of motorkap openstaat.
● Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
● Wanneer u met aangetrokken handrem een bepaalde snelheidoverschrijdt.
● Wanneer een geprogrammeerde
snelheid of snelheidslimiet wordt
overschreden.
● Wanneer er een waarschuwings‐
bericht verschijnt op het Driver Information Center.
● Wanneer de afstand tot de voor‐ ligger te klein is.
● Als de elektronische sleutel zich niet in het interieur bevindt.● Bij een onbedoelde rijstrookwis‐sel.
● Wanneer de parkeerhulp een obstakel herkent.
● Als het brandstofpeil laag is.
Bij het parkeren van de auto en/of
het openen van het
bestuurdersportier
● Bij ingeschakelde buitenverlich‐ ting.
Tijdens een Autostop ● Als het bestuurdersportier geopend is.
● Als een voorwaarde voor een autostart niet is vervuld.
Batterijspanning
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt of waarschuwings code 174 op
het Driver Information Center.
1. Schakel onmiddellijk alle elektri‐ sche verbruikers uit die niet nodigzijn voor een veilige rit, bijv. destoelverwarming, achterruitver‐
warming of andere hoofdverbrui‐
kers.
2. Laad de accu op door een tijdje te
rijden of met een oplaadapparaat.
Het waarschuwingsbericht of de
waarschuwingscode verdwijnt nadat
de motor twee keer achter elkaar is
gestart zonder spanningsval.
Als de accu niet kan worden opgela‐
den, moet u de oorzaak van de
storing in een werkplaats laten
verhelpen.
Page 110 of 267

108Instrumenten en bedieningsorganenPersoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto naar
wens afstemmen door de instellingen
in het Info-Display aan te passen.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies eventueel niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen weergegeven of zijn alleen actief bij
een draaiende motor.
Graphic-Info-Display
Druk op MENU om het desbetref‐
fende menu te openen.
Selecteer Indstillinger (Settings) ,
blader door de lijst en selecteer Voer‐
tuiginstellingen (Vehicle Settings)In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Voertuiginstellingen (Vehicle
Settings)
● Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. max. aanjagersnelheid :
Verandert het niveau van het
luchtdebiet van de klimaatrege‐
ling in het interieur in automati‐ sche modus.
Autom. stoelverwarming : De
stoelverwarming wordt automa‐
tisch geactiveerd.
Autom. ontwaseming : Activeert
of deactiveert de automatische
ontwaseming.
Autom. achterruitverwarming :
Voor automatisch inschakelen
van de achterruitverwarming.
● Aanrijdings-/detectiesysteem
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de ultrasoonsensoren.
● Comfortinstellingen
Volume geluidssignaal : Veran‐
dert het volume van geluidssig‐
nalen.Aanpassing door bestuurder :
Activeert of deactiveert de
persoonlijke instellingen.
Autom. wissen achter in
achteruit : Activeert of deactiveert
automatische inschakeling
achterruitwisser bij inschakelen
achteruitversnelling.
● Verlichting
Buitenverlichting bij ontgr. :
Activeert of deactiveert de instap‐ verlichting.
Uitstapverlichting :
Activeert of deactiveert de
uitstapverlichting en wijzigt de
duur ervan.
Links of rechts rijdend verkeer :
Schakelt om tussen verlichting voor links- of rechtsrijdend
verkeer.
Adaptieve koplampen : Verandert
de instellingen van de functies
voor de led-koplampen.
● Elektrische portiervergrendeling
Open portier niet vergrendelen :
Activeert of deactiveert de
Page 111 of 267

Instrumenten en bedieningsorganen109portiervergrendelingsfunctie
wanneer een portier openstaat.
Automatische portiervergr. : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portiervergrendelingsfunc‐
tie na inschakelen van het
contact.
Vertraagde deurvergrendeling :
Activeert of deactiveert de
vertraagde portiervergrendeling.
● Vergrendelen, ontgrendelen en
starten op afstand
Feedb ontgr. op afstand :
Activeert of deactiveert het
alarmknipperlichtsignaal bij het
ontgrendelen.
Melding vergrendeling op
afstand : Wijzigt het type terug‐
melding bij het vergrendelen van de auto.
Portierontgr. op afstand : Wijzigt
de configuratie om alleen het
bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Autom. portiervergrendeling :
Activeert of deactiveert de auto‐
matische hervergrendeling nahet ontgrendelen zonder de auto
te openen.
Afstandsbediening ruiten : Acti‐
veert of deactiveert de werking
van de elektrisch bediende ruiten
met de handzender.
Passieve portierontgrendeling :
Wijzigt de configuratie om alleen
het bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Passieve portiervergr. : Activeert
of deactiveert de passieve
vergrendelingsfunctie. Met deze functie wordt de auto na enkele
seconden automatisch vergren‐
deld als alle portieren zijn geslo‐
ten en een elektronische sleutel
uit de auto is verwijderd.
Waarsch. afstandsbed. in auto :
Activeert of deactiveert de waar‐
schuwingsgeluid wanneer de
elektronische sleutel in de auto
blijft.
● Fabrieksinstellingen herstellen :
Stelt alle functies opnieuw in op
de standaardinstellingen.
● Personeelsmodus :
Zie de handleiding Infotainment.Persoonlijke instellingen
7" Colour-Info-Display
Druk op ;, selecteer Instellingen en
vervolgens Auto op het Info-Display.
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Auto ● Klimaat en luchtkwaliteit
Auto. max. ventilatorsnelheid :
Verandert het niveau van het
luchtdebiet van de klimaatrege‐
ling in het interieur in automati‐
sche modus.
Page 112 of 267

110Instrumenten en bedieningsorganenAutomatisch verwarmde stoelen:
De stoelverwarming wordt auto‐
matisch geactiveerd.
Automatische ontwaseming :
Activeert of deactiveert de auto‐
matische ontwaseming.
Autom. achterruitontwaseming :
Voor automatisch inschakelen
van de achterruitverwarming.
● Bots-/detectiesystemen
Richtlijnen camera achterzijde :
Activeert of deactiveert de hulp‐
lijnen voor de achteruitkijkca‐
mera op het Info-Display.
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de ultrasoonsensoren.
● Comfort en gemak
Volume geluidssignaal : Veran‐
dert het volume van geluidssig‐
nalen.
Aanpassing door bestuurder :
Activeert of deactiveert de
persoonlijke instellingen.
Automatisch wissen bij achteruit :
Activeert of deactiveert automa‐ tische inschakeling achterruitwis‐ser bij inschakelen achteruitver‐
snelling.
● Verlichting
Buitenverlichting bij
ontgrendelen : Activeert of deac‐
tiveert de instapverlichting.
Uitstapverlichting : Activeert of
deactiveert de uitstapverlichting en wijzigt de duur ervan.
Links- of rechtsrijdend verkeer :
Schakelt om tussen verlichting
voor links- of rechtsrijdend
verkeer.
Adaptief rijlicht (AFL) : Verandert
de instellingen van de functies
voor de led-koplampen.
● Elektrische portiersloten
Geen vergrendeling bij open
deur : Activeert of deactiveert de
portiervergrendelingsfunctie
wanneer een portier openstaat.
Automatische portiervergrende‐
ling : Activeert of deactiveert de
automatische portiervergrende‐
lingsfunctie na inschakelen van
het contact.Vertraagde deurvergrendeling :
Activeert of deactiveert de
vertraagde portiervergrendeling.
● Op afstand vergr., ontgr., starten
Op afst. ontgrendelen lamp
feedback : Activeert of deacti‐
veert het alarmknipperlichtsig‐
naal bij het ontgrendelen.
Melding vergrendeling op
afstand : Wijzigt het type terug‐
melding bij het vergrendelen van
de auto.
Portierontgrendeling op afstand :
Wijzigt de configuratie om alleen
het bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Opn. vergrendelen op afst. vergr.
deuren : Activeert of deactiveert
de automatische hervergrende‐
ling na het ontgrendelen zonder
de auto te openen.
Ruiten met afstandsbediening :
Activeert of deactiveert de
werking van de elektrisch
bediende ruiten met de handzen‐
der.
Passieve portierontgrendeling :
Wijzigt de configuratie om alleen