Rijden en bediening151Tank de AdBlue-tank helemaal vol,
omdat u anders de motor niet kunt starten.
3 245
Waarschuwingen m.b.t. hoge
uitstoot
Als de uitstoot van uitlaatgassen tot
boven een bepaalde waarde stijgt,
worden waarschuwingen weergege‐
ven op het Driver Information Center.
Er worden verzoeken om het uitlaat‐
systeem te laten nakijken en ten
slotte de aankondiging om opnieuw
starten van de motor te voorkomen
weergegeven. Deze beperkingen zijn
wettelijk vereist.
Roep de hulp in van een werkplaats.
AdBlue bijvullenVoorzichtig
Gebruik alleen AdBlue die aan de
Europese normen DIN 70 070 en
ISO 22241-1 voldoet.
Gebruik geen additieven.
Verdun AdBlue niet.
Anders kan het systeem voor
selectieve katalysatorreductie
beschadigd raken.
Let op
Gebruik wanneer er op een pomp‐ station geen pomp met een vulpis‐
tool voor personenauto's beschik‐
baar is alleen AdBlue-flessen of -
jerrycans met een afgedichte tank‐
adapter om bij te tanken, om terug‐
spatten en morsen te voorkomen en
om ervoor te zorgen dat de dampen uit de tank worden opgenomen en
niet eruit stromen. AdBlue in flessen
of jerrycans is verkrijgbaar bij veel
pompstations en is te koop bij bijv. Opel dealers en andere detailhan‐
delaars.
Controleer vóór het bijtanken van
AdBlue de houdbaarheidsdatum
ervan, omdat het maar beperkt
meegaat.
Let op
Bij het losschroeven van de tankdop
van de vulpijp kunnen er ammoniak‐ dampen vrijkomen. Adem deze
dampen niet in, omdat ze scherp
geuren. Eventueel ingeademde
dampen zijn onschadelijk.
Tank de AdBlue-tank helemaal vol.
Doe dit als het waarschuwingsbericht
over het voorkomen van opnieuw
starten van de motor al is versche‐
nen.
Zet de auto op een vlakke onder‐
grond.
De vulopening voor AdBlue zit achter
de tankvulklep, rechtsachter op de auto.
De tankvulklep kan alleen bij een
ontgrendelde auto worden geopend.
1. Sleutel uit contactslot verwijde‐ ren.
2. Sluit alle portieren om ammonia‐ dampen in het interieur te voorko‐men.
3. Ontgrendel de tankvulklep door tegen de klep te duwen 3 179.
Rijden en bediening179brandstofkwaliteit bij voorkeur niet in
warme of tropische klimaten, omdat
hierdoor de motor kan afslaan of
slecht start en het brandstofinspuit‐
systeem schade kan oplopen.
Brandstof voor lpg- aandrijving
Vloeibaar gas staat bekend als lpg
(Liquefied Petroleum Gas ofwel vloei‐
baar petroleumgas) of onder de
Franse naam GPL (Gaz de Pétrole
Liquéfié). Lpg staat ook bekend als
autogas.
Lpg bestaat voornamelijk uit propaan en butaan. Het octaangetal ligt tussen
105 en 115, afhankelijk van de
propaanverhouding. Lpg wordt als
vloeistof opgeslagen bij een druk van ongeveer vijf tot tien bar.
Het kookpunt hangt af van de druk en
mengverhouding. Bij omgevingstem‐
peratuur ligt deze tussen -42 °C
(zuiver propaan) en -0,5 °C (zuiver
butaan).Voorzichtig
Het systeem werkt bij een omge‐
vingstemperatuur van ong. -8 °C
tot 100 °C.
De volledige werking van het lpg-
systeem kan alleen worden gegaran‐ deerd met vloeibaar gas dat aan de
minimale eisen van DIN EN 589
voldoet.
Brandstofkeuzeschakelaar 3 87.
Tanken9 Gevaar
Schakel het contact en externe
verwarmingen met verbrandings‐ kamers uit alvorens te beginnenmet tanken.
Volg de bedienings- en veilig‐
heidsinstructies van het tanksta‐
tion tijdens het tanken.
Rijden en bediening181Voorzichtig
Gemorste brandstof onmiddellijk
afwassen.
Om hem te sluiten, draait u de tank‐
dop rechtsom tot hij vastklikt.
Klepje sluiten en vastklikken.
Beveiliging tegen verkeerd
tanken
9 Waarschuwing
Probeer de klep van de vulpijp bij
auto's met beveiliging tegen
onjuiste brandstof niet met de
hand te openen.
Als u dat toch doet, kunnen uw
vingers bekneld raken.
Een dieselauto is voorzien van een beveiliging tegen verkeerd tanken.
Door de beveiliging tegen verkeerd
tanken kan de klep van de vulpijp
alleen worden geopend door geschikt
vulpistool of een trechter voor nood‐
bijtanken.
Tank in een noodsituatie bij vanuit
een jerrycan. Gebruik een trechter
om het kapje van de vulopening te
openen.De trechter wordt opgeborgen in de
bagageruimte.
Plaats de trechter in de opbergbak en bewaar deze in de kunststof zak.
Gebruik de trechter om brandstof bij
te tanken.
Leg de trechter na het bijtanken in de kunststof zak en berg deze op in de
bagageruimte.
Vloeibaar gas tanken
Bij het tanken de gebruiks- en veilig‐
heidsvoorschriften van het tanksta‐
tion in acht nemen.
Rijden en bediening183De vulklep voor het vloeibare gas zit
achter de tankdop.
Schroef de tankdop van de vulpijp.
Schroef de vereiste adapter handvast op de vulpijp.
ACME-adapter: Schroef de moer van
het vulmondstuk op de adapter. Zet
de borghendel van het vulmondstuk
in de vergrendelde stand.
DISH-adapter: Plaats het vulmond‐
stuk in de adapter. Zet de borghendel van het vulmondstuk in de vergren‐
delde stand.
Adapter met bajonetsluitng: Plaats
het vulmondstuk op de adapter en
draai het een kwartslag. Zet de borg‐
hendel van het vulmondstuk in de
vergrendelde stand.
EURO-adapter: Duw het vulmond‐
stuk op de adapter. Zet de borghen‐
del van het vulmondstuk in de
vergrendelde stand.
Druk op de knop van de pomp voor
vloeibaar gas. Het vulsysteem stopt
of begint langzaam te lopen wanneer
80 % van het tankvolume is bereikt
(maximaal vulpeil).Laat de knop op het vulsysteem los
en het vullen stopt. Laat de vergren‐
delhendel los en verwijder het
vulmondstuk. Een kleine hoeveelheid vloeibaar gas kan ontsnappen.
Verwijder de adapter en berg hem in
de auto op.
Breng de beschermdop aan om te
voorkomen dat vreemde voorwerpen
de vulopening of het systeem binnen‐
dringen.9 Waarschuwing
Vanwege het ontwerp van het
systeem is het ontsnappen van
vloeibaar gas na het vrijgeven van de vergrendelingshendel onver‐
mijdelijk. Niet inademen.
9 Waarschuwing
Omwille van de veiligheid mag de
LPG-tank maar tot 80% worden
gevuld.
De meerwegklep op de lpg-tank
beperkt de te vullen hoeveelheid
automatisch. Als een grotere
263Registreren van autogegevensen privacy ................................ 256
Remassistentie .......................... 158
Rem- en koppelingssysteem .......95
Rem- en koppelingsvloeistof ......233
Remmen ............................ 157, 195
Remvloeistof .............................. 195
Reservewiel ............................... 222
Richtingaanwijzers ............... 93, 126
Roetfilter .................................... 148
Ruiten ........................................... 35
Rijgedrag en aanhangertips ......184
Rijregelsystemen ........................159
Rijverlichting .......................... 12, 98
S Schakelen ..................................... 96
Selectieve katalysatorreductie ....149
Service ....................................... 137
Service-display ............................ 88
Service-informatie ...................... 232
Sjorogen ...................................... 74
Sleutel, opgeslagen instellingen ...24
Sleutels ........................................ 20
Sleutels, sloten ............................. 20
Sneeuwkettingen .......................216
Snelheidsbegrenzer .............99, 163
Snelheidsmeter ............................ 85
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................195Startbeveiliging ......................32, 98
Starten en bedienen ...................140
Starthulp gebruiken ...................224
Stoelpositie .................................. 40
Stoelverstelling ........................6, 41
Stoelverwarming ........................... 43
Stop/Start-systeem .....................145
Storing ....................................... 155
Storingsindicatielamp ..................95
Stroomonderbreking ..................155
Sturen ......................................... 140
Stuurbedieningsknoppen .............78
Stuurbekrachtigingsvloeistof ......194
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 78
Symbolen ....................................... 4
Systeem voor gecontroleerde afdaling ............................ 96, 160
T
Tanken ....................................... 179
Te laag brandstofpeil ...................98
Toerenteller ................................. 86
Traction Control .........................159
Traction Control-systeem UIT....... 97 Trekhaak .................................... 185
Trekken............................... 184, 226
Trekstang.................................... 184
Typeplaatje ................................ 236U
Uitlaatgassen ............................. 148
Uitrol-brandstofafsluiter .............145
Uitstapverlichting .......................129
Ultrasoonparkeerhulp .................168
Uplevel-display ........................... 100
Uw autogegevens ..........................3
V Valetmodus................................. 104Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 216
Vaste luchtroosters ....................137
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................44
Velgen en banden .....................209
Ventilatie ..................................... 131
Ventilatieopeningen ....................136
Verbanddoos ............................... 74
Vergrendelingssysteem ...............30
Verkeersbordherkenning ......99, 172
Verlichting handschoenenkastje. 128
Verlichtingsfuncties..................... 129
Verlichting zonneklep ................128
Versnellingsbak ........................... 16
Versnellingsbakdisplay ..............152
Verstelbare luchtroosters ........... 136
Vertraagde uitschakeling stroom 143
Vertraagde vergrendeling .............27
Verwarmde spiegels ....................34