Page 41 of 122

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-27
3
het rempedaal terwijl het ABS-sy-
steem actief is. Er is echter speciaal
gereedschap vereist, dus neem con-
tact op met uw Yamaha dealer.
LET OP
DCA16831
Hou d alle soorten ma gneten (inclusief
ma gneet grijpers, ma gnetische schroe-
ven draaiers etc.) uit de buurt van de
voorste en achterste wielnaaf, an ders
kunnen de ma gnetische rotors van de
wielnaven beschad igd raken met een
onjuiste werkin g van het ABS-systeem
en gekoppel de remsysteem tot gevol g.
DAU58953
Tractiereg eling
De tractieregeling draagt bij aan het behou-
den van grip bij het optrekken op gladde
oppervlakken, zoals onverharde of natte
wegen. Wanneer sensoren detecteren dat
het achterwiel begint te slippen (ongecon-
troleerde slip), grijpt de tractieregeling in
door het motorvermogen te reguleren tot-
dat de grip is hersteld.
WAARSCHUWING
DWA15433
De tractiere gelin g vormt geen vervan-
g in g voor verstan dig rij ged ra g dat is
aan gepast aan de omstan dig he den. De
tractiere gelin g b ie dt geen beschermin g
te gen gripverlies door te snel in gaan van
b ochten, snel optrekken bij schuin over-
hang en of door remmen, en kan wegglij-
d en van het voorwiel niet voorkomen.
Rij d altij d voorzichti g op oppervlakken
d ie mo gelijk gla d kunnen zijn en vermijd
b ijzon der gla dde oppervlakken.
Het controlelampje tractieregeling knippert
als de tractieregeling is ingeschakeld. U
hoort mogelijk kleine veranderingen in het
motor- en uitlaatgeluid wanneer de tractie-
regeling wordt ingeschakeld.
1. Voorste wielnaaf
1. Achterste wielnaaf
1
1
1. “TCS”-toets
2. Indicator tractieregeling
3. Controlelampje tractieregeling “ ”
4. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
1324
UBP9D0D0.book Page 27 Wedne sday, February 8, 2017 8:35 AM
Page 42 of 122

Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-28
3
Als u de machine inschakelt, wordt de trac-
tieregeling ingeschakeld en ingesteld op
“TCS 1”. De tractieregeling heeft de vol-
gende modi.
“TCS 1” : Standaardmodus
“TCS 2” : Sportieve modus
In deze modus grijpt de tractieregeling min-
der snel in, waardoor het achterwiel vrijer
kan slippen dan in “TCS 1”.
“TCS OFF” : De tractieregeling is uitge-
schakeld. Bij sommige rijomstandigheden
kan het systeem ook automatisch worden
uitgeschakeld.
OPMERKING
Als de motorfiets vast is komen te zitten in
modder, zand of een ander zacht opper-
vlak, kies dan de modus “TCS OFF” om het
vrijmaken van het achterwiel te vergemak-
kelijken.
LET OP
DCA16801
Ge bruik uitsluiten d d e voor geschreven
b an den. (Zie pag ina 6-20.) Bij geb ruik
van ban den met een an dere maat zal de
tractiere gelin g d e wielrotatie niet nauw-
keuri g kunnen re gelen.
Tractiere gelin g instellen
WAARSCHUWING
DWA15441
Zor g d at de machine stilstaat voor dat u
wijzi gin gen aan bren gt in d e instellin gen
van de tractiere gelin g. Het aan bren gen
van wijzi gin gen tij dens het rij den kan u
aflei den en ver groot het risico op een
on geval.
De modus van de tractieregeling kan alleen
worden gewijzigd wanneer de machine stil-
staat.
Druk op de “TCS”-knop om te wisse-
len tussen de modi “1” en “2”.
Houd de knop twee seconden inge-
drukt om “TCS OFF” te selecteren en
de tractieregeling uit te schakelen.
Druk opnieuw op de knop om terug te
keren naar de eerder geselecteerde
modus.
Teru gstellen
De tractieregeling wordt uitgeschakeld bij
de volgende omstandigheden:
overmatig doorslaan van het achter-
wiel
het voor- of achterwiel komt van de
grond tijdens het rijden
een van de wielen wordt rondgedraaid
terwijl de sleutel op “ON” staat (zoals
bij het uitvoeren van onderhoud)
Als de tractieregeling is uitgeschakeld,
brandt zowel het controlelampje tractiere-
geling als het waarschuwingslampje motor-
storing.
Probeer als dit gebeurt het systeem als
volgt terug te stellen. 1. Stop de machine en draai de sleutel
naar “OFF”.
2. Wacht enkele seconden en draai dan de sleutel terug naar “ON”.
3. Het controlelampje tractieregeling moet nu uitgaan en het systeem moet
worden ingeschakeld.
OPMERKING
Als het controlelampje tractieregeling na
het terugstellen blijft branden, kunt u nog
steeds met de machine rijden. Laat de ma-
chine echter zo snel mogelijk controleren
door een Yamaha dealer.
4. Laat een Yamaha dealer de machinenakijken en het waarschuwingslampje
motorstoring uitschakelen.
UBP9D0D0.book Page 28 Wedne sday, February 8, 2017 8:35 AM
Page 43 of 122

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-29
3
DAU13075
Tank dop
Openen van d e tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan 1/4
slag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld
en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tank dop
1. Druk de tankdop in positie met de sleutel in het slot.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor-
spronkelijke positie, neem hem uit en
sluit dan het slotplaatje.
OPMERKING
De tankdop kan alleen worden gesloten
met de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de tank-
dop niet correct gesloten en vergrendeld is.
WAARSCHUWING
DWA11092
Na het tanken moet de tankd op goe d
wor den aan ged raai d. Door bran dstof-
lekka ge ontstaat b randgevaar.
DAU13222
Bran dstof
Controleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10882
Benzine en b enzinedampen zijn zeer
b ran dbaar. Vol g de on derstaan de in-
structies om b rand en ontploffin g te
voorkomen en het letselrisico tij dens het
tanken te verla gen.
1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine
zit. Rook nooit tijdens het tanken en
tank nooit in de nabijheid van vonken,
open vuur of andere ontstekingsbron-
nen zoals de waakvlammen van gei-
sers en kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol. Steek bij het tanken het vulpistool
goed in de vulopening van de brand-
stoftank. Stop met vullen zodra de
brandstof de onderkant van de vulhals
heeft bereikt. Omdat brandstof uitzet
als deze warm wordt, kan de warmte
van de motor of de zon ervoor zorgen
dat brandstof uit de brandstoftank
stroomt.
3. Veeg uitgestroomde brandstof onmid- dellijk af. LET OP: Veeg g emorste
b ran dstof onmi ddellijk af met een
schone, dro ge, zachte d oek, aange-1. Ontgrendelen.
2. Slotplaatje tankdop
2
1
1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
21
UBP9D0D0.book Page 29 Wedne
sday, February 8, 2017 8:35 AM
Page 44 of 122
![YAMAHA XT1200ZE 2017 Instructieboekje (in Dutch) Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-30
3
zien de bran dstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
D YAMAHA XT1200ZE 2017 Instructieboekje (in Dutch) Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-30
3
zien de bran dstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
D](/manual-img/51/53174/w960_53174-43.png)
Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-30
3
zien de bran dstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15152
Benzine is gifti g en kan letsel of overlij-
d en veroorzaken. Sprin g zor gvul dig om
met benzine. Pro beer nooit om b enzine
via de mon d over te hevelen. Roep on-
mi ddellijk me dische hulp in na dat u b en-
zine heeft in geslikt, veel benzined amp
heeft ing eademd of b enzine in uw o gen
heeft gekreg en. Als b enzine op uw hui d
terechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kle din g
morst, trek d an andere kled ing aan.
DAU75300
LET OP
DCA11401
Ge bruik uitsluiten d loo dvrije benzine.
Loo dhou den de benzine veroorzaakt
ernsti ge schad e aan inwen dig e motor-
on der delen als kleppen en zui gerveren
en ook aan het uitlaatsysteem.
OPMERKING
Deze markering geeft de aanbevolen
brandstof voor dit voertuig aan zoals
gespecificeerd in de Europese voor-
schriften (EN228).
Controleer bij het tanken of het vulpi-
stool dezelfde markering draagt.
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van loodvrije superbenzine met een
octaangetal van RON 95 of hoger. Als de
motor gaat detoneren (pingelen), gebruik
dan benzine van een ander merk. Door
loodvrije benzine te gebruiken gaan bou-
gies langer mee en blijven de onderhouds-
kosten beperkt.
Gasohol
Er bestaan twee typen gasohol: gasohol
met ethanol en gasohol met methanol.
Gasohol met ethanol kan worden gebruikt,
mits het ethanolgehalte niet hoger is dan
10% (E10). Gasohol met methanol wordt
niet aangeraden door Yamaha aangezien
deze schade kan toebrengen aan het
brandstofsysteem of problemen kan ople-
veren met de voertuigprestaties.
Voor
geschreven bran dstof:
Loodvrije superbenzine (gasohol
[E10] acceptabel)
Inhou d b ran dstoftank:
23 L (6.1 US gal, 5.1 Imp. gal)
Bran dstofreserve:
3.9 L (1.03 US gal, 0.86 Imp.gal)
E10
UBP9D0D0.book Page 30 Wedne sday, February 8, 2017 8:35 AM
Page 45 of 122

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-31
3
DAU79161
Overloopslan g b ran dstoftank
OPMERKING
Zie pagina 6-12 voor informatie over de be-
luchtingsslang.
Alvorens de motorfiets te gebruiken:
Controleer de aansluiting van de over-
loopslang van de brandstoftank.
Controleer de overloopslang van de
brandstoftank op scheuren of bescha-
diging en vervang deze indien nodig.
Controleer of het uiteinde van de over-
loopslang van de brandstoftank niet
verstopt is en reinig indien nodig.
Zorg dat de overloopslang van de
brandstoftank buiten het stroomlijn-
paneel is geplaatst.
DAU13434
Uitlaatkatalysator
Dit model is uitgerust met een uitlaatkataly-
sator.
WAARSCHUWING
DWA10863
Het uitlaatsysteem is heet na dat de mo-
tor heeft ged raai d. Let op het vol gen de
om bran dgevaar of bran dwon den te
voorkomen:
Parkeer de machine nooit nab ij
b ran dgevaarlijke stoffen, zoals op
g ras of op an der materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.
Parkeer de machine op een plek
waar voet gan gers of kin deren niet
g emakkelijk met het hete uitlaatsy-
steem in aanrakin g kunnen komen.
Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoel d alvorens on derhou ds-
werkzaamhe den uit te voeren.
Laat de motor niet lan ger dan enke-
le minuten stationair draaien. Lan g
stationair draaien kan lei den tot
oververhittin g.
LET OP
DCA10702
Ge bruik uitsluiten d loo dvrije benzine. Bij
g eb ruik van loo dhou den de benzine zal
onherstel bare schad e worden toeg e-
b racht aan de uitlaatkatalysator.
1. Overloopslang brandstoftank
1
UBP9D0D0.book Page 31 Wedne sday, February 8, 2017 8:35 AM
Page 46 of 122
Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-32
3
DAU49444
Bestuur dersza del
Verwij deren van het bestuur derszad el
1. Steek de sleutel in het zadelslot en draai linksom.
2. Trek de voorzijde van het bestuur- derszadel omhoog en duw het zadel
naar voren.
Aan bren gen van het b estuurdersza del
1. Steek het uitsteeksel aan de achterzij- de van het bestuurderszadel in de za-
delbevestiging zoals getoond en druk
dan de voorzijde van het zadel omlaag
om te vergrendelen.
2. Neem de sleutel uit.
OPMERKING
Controleer of het bestuurderszadel
stevig is vergrendeld alvorens te gaan
rijden.
De hoogte van het bestuurderszadel
kan worden versteld om de rijpositie
aan te passen. (Zie “De hoogte van het
bestuurderszadel verstellen”.)
1. Ontgrendelen.
2. Zadelslot
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
2
1
1
2
UBP9D0D0.book Page 32 Wedne sday, February 8, 2017 8:35 AM
Page 47 of 122

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-33
3
DAU49475
De hoo gte van het bestuur ders-
za del verstellen
Het bestuurderszadel kan in twee verschil-
lende standen worden gezet, al naar gelang
de voorkeur van de bestuurder.
Bij aflevering staat het bestuurderszadel in
de hoge stand.
Het bestuur derszad el in d e lage stan d
zetten
1. Verwijder het bestuurderszadel. (Zie pagina 3-32.)
2. Verwijder de afsteller voor de zadel-
hoogte door deze uit te trekken.
3. Plaats de afsteller voor de zadelhoog- te zo dat het refe rentiemerkteken is
uitgelijnd met het “L”-merkteken zoals
getoond. 4. Steek het uitsteeksel aan de achterzij-
de van het bestuurderszadel in zadel-
bevestiging A zoals getoond.
Het bestuur dersza del in d e hoge stan d
zetten 1. Verwijder het bestuurderszadel. (Zie pagina 3-32.)
2. Verwijder de afsteller voor de zadel- hoogte door deze uit te trekken.
1. Lage stand
2. Hoge stand
1. Afsteller hoogte bestuurderszadel
12
1
1. Afsteller hoogte bestuurderszadel
2. Merkteken “L”
3. Referentiemerkteken
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging A (voor lage stand)
3
2
1
1
2
UBP9D0D0.book Page 33 Wedne sday, February 8, 2017 8:35 AM
Page 48 of 122
Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-34
3
3. Plaats de afsteller voor de zadelhoog-
te zo dat het refe rentiemerkteken is
uitgelijnd met het “H”-merkteken zo-
als getoond.
4. Steek het uitsteeksel aan de achterzij- de van het bestuurderszadel in zadel-
bevestiging B zoals getoond.
OPMERKING
Controleer of het bestuurderszadel stevig is
vergrendeld alvorens te gaan rijden.
1. Afsteller hoogte bestuurderszadel
1. Afsteller hoogte bestuurderszadel
2. Merkteken “H”
3. Referentiemerkteken
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging B (voor hoge stand)
1
2 3
1
1
2
UBP9D0D0.book Page 34 Wedne
sday, February 8, 2017 8:35 AM