Page 73 of 122
Periodiek on derhou d en afstellin g
6-8
6
• Vervang de rem- en koppelingsslangen na elke vier jaar of als ze zijn gescheurd of
beschadigd.
UBP9D0D0.book Page 8 Wednesday, February 8, 2017 8:35 AM
Page 74 of 122

Periodiek on derhou d en afstelling
6-9
6
DAU18782
Stroomlijnpanelen verwij deren
en aan bren gen
Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden die in dit hoofdstuk
worden beschreven, moeten de afgebeel-
de stroomlijnpanelen worden verwijderd.
Neem deze paragraaf steeds door wanneer
u een stroomlijnpaneel moet verwijderen of
aanbrengen.
DAU55960
Stroomlijnpaneel A
Verwijderen van stroomlijnpaneel
Verwijder de drukclips en trek daarna het
paneel los zoals getoond. Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Steek de uitsteeksels van het stroom-
lijnpaneel in de bijbehorende gaten
van het stroomlijnpaneel B.
2. Breng de drukclips aan.
Stroomlijnpaneel B
Verwijderen van stroomlijnpaneel
1. Verwijder stroomlijnpaneel A.
2. Verwijder de bouten en de drukclips en haal dan het stroomlijnpaneel los.
1. Stroomlijnpaneel A
2. Stroomlijnpaneel B
1. Stroomlijnpaneel C
1
2
1
1. Stroomlijnpaneel A
2. Snelsluitschroef
1. Uitsteeksel
2. Bijbehorend gat
3. Stroomlijnpaneel B
2
2
1
123
UBP9D0D0.book Page 9 Wednesday, February 8, 2017 8:35 AM
Page 75 of 122
Periodiek on derhou d en afstellin g
6-10
6
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Plaats het stroomlijnpaneel in de oor-
spronkelijke positie en breng dan de
bouten en de drukclips aan.
2. Monteer stroomlijnpaneel A.
Stroomlijnpaneel C
Verwijderen van stroomlijnpaneel
Verwijder de bouten en de moeren, en haal
het stroomlijnpaneel los. Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
Plaats het stroomlijnpaneel in de oorspron-
kelijke positie en breng dan de bouten en
de moeren aan.
1. Stroomlijnpaneel B
2. Bout
1. Drukclip
21
2
1
1. Stroomlijnpaneel C
2. Moer
3. Bout
1. Stroomlijnpaneel C
2. Moer
3. Bout
2
3
1
1
2
3
UBP9D0D0.book Page 10 Wedne sday, February 8, 2017 8:35 AM
Page 76 of 122

Periodiek on derhou d en afstelling
6-11
6
DAU19653
Controleren van de bou gies
Bougies vormen belangrijke onderdelen
van de motor die periodiek moeten worden
gecontroleerd, bij voorkeur door een
Yamaha dealer. Omdat bougies door ver- hitting en neerslag altijd langzaam slijten,
moeten de bougies worden verwijderd en
gecontroleerd volgens de tijden genoemd
in het periodieke smeer- en onderhouds-
schema. De conditie van de bougies kan
daarnaast veel duidelijk maken over de
conditie van de motor.
De porseleinen isolator rond de centrale
elektrode moet licht tot gemiddeld bruin
verkleurd zijn (de ideale kleur als normaal
met het voertuig wordt gereden), en alle
bougies in de motor horen dezelfde ver-
kleuring te hebben. Wanneer een bougie
een heel andere kleur vertoont, werkt de
motor mogelijk niet naar behoren. Probeer
dergelijke problemen niet zelf vast te stel-
len. Laat in plaats daarvan uw machine na-
kijken door een Yamaha dealer.
Vervang een bougie als de elektroden blij-
ken te zijn afgesleten en als overmatige
koolaanslag of andere neerslag gevonden
wordt.
Voordat een bougie wordt aangebracht
moet de elektrodenafstand met een draad-
voelmaat worden gemeten; breng indien
nodig de elektrodenafstand op specificatie. Reinig het oppervlak van de bougiepakking
en het pasvlak en verwijder eventueel vuil
uit de schroefdraad van de bougie.
OPMERKING
Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter
zo snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.
LET OP
DCA10841
Ge
bruik geen gereed schap om de bou-
g ie dop te verwijd eren of aan te bren gen,
om de bobinekab el niet te bescha dig en.
De bou gie dop is mog elijk lastig te ver-
wij deren om dat de ru bber af dichtin g aan
het uitein de stevi g vastzit. Haal de bou-
g ie dop los door hem heen en weer te
d raaien en teg elijkertijd los te trekken;
b ren g d e bou gie dop aan door heen en
weer te draaien en te gelijkertij d aa n
te
d rukken.
Voor geschreven bou gie:
NGK/CPR8EB9
1. Elektrodenafstand
Elektro denafstan d:
0.8–0.9 mm (0.031–0.035 in)
Aanhaalmoment: Bougie:
13 N·m (1.3 kgf·m, 9.6 lb·ft)
UBP9D0D0.book Page 11 Wedne sday, February 8, 2017 8:35 AM
Page 77 of 122

Periodiek on derhou d en afstellin g
6-12
6
DAU79401
Filterbus
Dit model is voorzien van een filterbus die
voorkomt dat brandstofdampen naar de at-
mosfeer ontsnappen. Controleer alvorens
met deze machine te rijden het volgende:
Controleer alle slangaansluitingen.
Controleer de slangen en de filterbus
op barsten of beschadiging. Vervang
indien beschadigd.
Controleer de ontluchtingsslang van
de filterbus op verstopping en reinig
deze indien nodig.
Controleer of de ontluchtingsslang
van de filterbus buiten het stroomlijn-
paneel is geplaatst.
DAU49506
Motorolie en oliefilterpatroon
Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon
worden vervangen volgens de intervalperi-
oden vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op de middenbok. Wanneer de machine iets schuin
staat, kan het niveau al foutief worden
afgelezen.
2. Start de motor en laat deze tien minu-
ten opwarmen totdat de motorolie een
normale temperatuur van 60 °C
(140 °F) heeft bereikt. Zet vervolgens
de motor uit.
3. Wacht een paar minuten tot de olie tot rust is gekomen en controleer dan het
olieniveau via het kijkglas voor het
motorolieniveau rechtsonder in het
carter.
OPMERKING
Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
1. Filterbus
2. Ontluchtingsslang filterbus
2
1
1. Kijkglas olieniveau
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
4. Olievuldop
4
2
3
1
UBP9D0D0.book Page 12 Wedne sday, February 8, 2017 8:35 AM
Page 78 of 122

Periodiek on derhou d en afstelling
6-13
6
4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie van de aanbevolen
soort bij tot het correcte niveau.
OPMERKING
Controleer de O-ring op beschadiging en
vervang deze indien nodig.
Om de motorolie te verversen (met of
zon der vervan gin g van oliefilterpatroon)
1. Zet de machine op een vlakke onder- grond.
2. Start de motor, laat deze een paar mi- nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Zet een olieopvangbak onder het olie-
reservoir om de oude olie op te van-
gen.
4. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug met de pakking om de olie uit het
oliereservoir te laten stromen. 5. Zet een olieopvangbak onder de mo-
tor om de gebruikte olie op te vangen.
6. Verwijder de aftapplug met de pak- king om de olie uit het carter te laten
stromen.
OPMERKING
Sla de stappen 7–11 over als de oliefilterpa-
troon niet wordt vervangen.
7. Verwijder stroomlijnpaneel C. (Zie pa-gina 6-9.)
8. Verwijder de oliefilterpatroon met een
oliefiltersleutel.
OPMERKING
De Yamaha dealer kan een oliefiltersleutel
leveren.
1. Olievuldop
2. O-ring
1. Olieaftapplug (oliereservoir)
2. Pakking
2
1
1
2
1. Olieaftapplug (carter)
2. Pakking
1. Oliefilterpatroon
2. Oliefiltersleutel
1
2
2
1
UBP9D0D0.book Page 13 Wedne sday, February 8, 2017 8:35 AM
Page 79 of 122

Periodiek on derhou d en afstellin g
6-14
6
9. Smeer een dun laagje schone motor-
olie op de O-ring van de nieuwe oliefil-
terpatroon.
OPMERKING
Zorg dat de O-ring correct aanligt.
10. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon met
een oliefiltersleutel en zet hem dan
met een momentsleutel vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
11. Breng het stroomlijnpaneel aan.
12. Monteer de olieaftappluggen met hun nieuwe pakking en zet de pluggen
vast met het voorgeschreven aanhaal-
moment. 13. Vul met de aangegeven hoeveelheid
van de aanbevolen motorolie.OPMERKING
Veeg enige gemorste olie af nadat de motor
en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.
LET OP
DCA11621
Om het slippen van de koppelin g te
voorkomen ( de motorolie smeert
immers ook d e koppeling) mo gen
g een chemische a dditieven worden
toe gevoe gd. Ge bruik geen oliën
met een “CD” d ieselspecificatie of
oliën met een ho gere kwaliteit dan
g especificeer d. Ge bruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of ho gere aan dui din g.
Zor g d at er g een verontreini gin gen
in het carter terecht komen.
14. Controleer de O-ring op beschadiging en vervang deze indien nodig.
1. O-ring
1. Momentsleutel
Aanhaalmoment:Oliefilterpatroon:17 N·m (1.7 kgf·m, 13 lb·ft)
1
Aanhaalmomenten:Olieaftapplug (carter):
20 N·m (2.0 kgf·m, 15 lb·ft)
Olieaftapplug (oliereservoir): 20 N·m (2.0 kgf·m, 15 lb·ft)
Aan bevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelhei d:
Olieverversing: 3.10 L (3.28 US qt, 2.73 Imp.qt)
Met verwijderen van oliefilterele-
ment: 3.40 L (3.59 US qt, 2.99 Imp.qt)
UBP9D0D0.book Page 14 Wedne sday, February 8, 2017 8:35 AM
Page 80 of 122

Periodiek on derhou d en afstelling
6-15
6
15. Breng de olievuldop aan en draai deze
vast.
16. Start de motor, laat deze een paar mi- nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
OPMERKING
Nadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje olieniveau uitgaan als het
olieniveau correct is.
LET OP
DCA10402
Zet de motor direct af als het waarschu-
win gslampje olieniveau knippert of blijft
b ran den en laat het voertui g controleren
d oor een Yamaha d ealer, zelfs als het
olieniveau in or de is.
17. Zet de motor af en wacht een paar mi-
nuten tot de olie tot rust is gekomen.
Controleer dan het olieniveau en corri-
geer indien nodig.
DAU20017
Card anolie
Vóór elke rit moet het cardanhuis worden
gecontroleerd op olielekkage. In geval van
lekkage dient u de machine door een
Yamaha dealer te laten nakijken en repare- ren. Controleer verder als volgt het niveau
van de cardanolie en ververs de olie vol-
gens de intervaltijden vermeld in het perio-
dieke smeer- en onderhoudsschema.
WAARSCHUWING
DWA10371
Zor g ervoor dat geen verontreini-
g in gen het car danhuis kunnen bin-
nend ringen.
Zor g d at er g een olie op de ban den
of wielen terechtkomt.
Controleren van het olieniveau in het
car danhuis
1. Zet de machine op de middenbok.
OPMERKING
Zorg dat de machine rechtop staat bij het
controleren van het olieniveau. Wanneer de
machine iets schuin staat, kan het niveau al
foutief worden afgelezen.
2. Verwijder de vulplug van de cardan- olie met de pakking en controleer het
olieniveau in het cardanhuis.
OPMERKING
Het olieniveau moet bij de rand van de vul-
opening staan.
1. Olievuldop
2. O-ring
2
1
UBP9D0D0.book Page 15 Wedne sday, February 8, 2017 8:35 AM