Bedienen
Weergave op het display Afb. 198
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: v
oorbeelden van herkende snel-
heidsbeperkingen of inhaalverboden met de
overeenkomstige aanvullende borden. De verkeerstekens herkend door het systeem
w
or
den g et
oond op het scherm van het in-
strumentenpaneel ››› afb. 198 en, naargelang
het ingebouwde navigatiesysteem, ook in het
infotainmentsysteem ›››
pag. 27.
Berichten van het
systeem van ver-
keerstekenher-
kenningOorzaak en oplossing
Geen verkeers-
borden beschik‐
baarHet systeem wordt momenteel
opgestart.
OF: de camera heeft geen bord
van verplichting of verbod her-
kend.
Fout: Detectie
van verkeers-
bordenEr is een storing in het systeem.
Laat het systeem nakijken in een
gespecialiseerde werkplaats.
Snelheidswaar-
schuwing niet
beschikbaar op
dit moment.De snelheidswaarschuwings-
functie van het systeem van ver-
keerstekenherkenning is defect.
Laat het systeem nakijken in een
gespecialiseerde werkplaats.
Detectie van
verkeersborden:
Maak de voor-
ruit schoon!De voorruit is vuil nabij de came-
ra.
Reinig de voorruit.
Detectie van
verkeersborden:
Beperkt op dit
momentEr worden geen gegevens over-
gebracht door het navigatiesys-
teem.
Controleer of het navigatiesys-
teem beschikt over actuele kaar-
ten.
OF: de auto bevindt zich in een
streek die niet is opgenomen in
de kaart van het navigatiesys-
teem.
Berichten van het
systeem van ver-
keerstekenher-
kenningOorzaak en oplossing
Geen gegevens
beschikbaarHet systeem van verkeersteken-
herkenning werkt niet in het
land waarin men momenteel
rijdt. ATTENTIE
Als u de berichten die mogelijk verschijnen
negeer t, k
an de wagen midden in het verkeer
tot stilstand komen en kunnen zich ongeval-
len of ernstig letsel voordoen.
● Negeer nooit de berichten die worden ge-
toond.
● De wag
en tot stilstand brengen zodra dat
veilig kan. Let op
Het negeren van brandende controlelampjes
en de over een
stemmende berichten kan scha-
de aan de wagen tot gevolg hebben. Werking
De verkeerstekenherkenning werkt niet in al-
l
e l
anden ››
› pag. 241, Landen waar het sys-
teem werkt. Houd rekening met dit feit wan-
neer u naar het buitenland reist.
242
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
De weergave van verkeersborden in- en uit-
s c
h ak
elen in het instrumentenpaneel
De permanente weergave van de verkeers-
borden in het instrumentenpaneel kan wor-
den in- of uitgeschakeld in het infotainment-
systeem met de toets en de functietoet-
sen Set
up en
B
e
st
uurdershulp .
V erk
eers
borden weergeven
Als de verkeerstekenherkenning ingescha-
keld is, registreert een camera onder de bin-
nenspiegel de verkeersborden voor de wa-
gen. Nadat de informatie van de camera, het
navigatiesysteem en de actuele gegevens
van de wagen zijn gecontroleerd en geëvalu-
eerd, worden maximaal drie geldige ver-
keerssignalen ››› afb. 198 B samen met de
aanvullende borden weergegeven.
Het momenteel geldende sig-
naal voor de bestuurder verschijnt links
op het scherm. Bijvoorbeeld, het verbod
om met meer dan 130 km/u (100 mph)
te rijden ››› afb. 198 A.
Op de tweede plaats wordt
een geldig signaal slechts onder bepaal-
de omstandigheden getoond,
bijv. 100 km/u (60 mph) met het aan-
vullende bord van regen.
Indien de ruitenwisser
werkt tijdens het rijden, wordt het sig-
naal met aanvullend bord van regen ge-
Eerste plaats:
Tweede plaats:
Aanvullend bord: toond op de eerste plaats links, aange-
zien dat op d
at moment van kracht is.
Op de derde plaats wordt een
signaal getoond dat enkel geldig is met
beperkingen, bijv. een inhaalverbod op
bepaalde tijdstippen ››› afb. 198 C.
Snelheidswaarschuwing
Indien het systeem vaststelt dat de op dat
moment toegestane snelheid wordt over-
schreden, kan het de bestuurder waarschu-
wen met een "gong" en een melding op het
scherm van het instrumentenpaneel.
De snelheidswaarschuwing kan volledig wor-
den in- of uitgeschakeld in het infotainment-
systeem met de toets en de functieknop-
pen Set
up en
B
e
st
uurdershulpsysteem ›››
pag. 27. D
e in stelling gebeurt in stap-
pen van 5 km/u (3 mph) binnen een interval
tussen 0 km/u (0 mph) en 20 km/u (12 mph)
boven de maximaal toegestane snelheid.
Modus voor aanhangwagen
Wanneer in wagens met in de fabriek gemon-
teerde trekhaak de aanhangwagen op elektri-
sche wijze aangesloten is, kan de weergave
van specifieke verkeersborden voor wagens
die met aanhangwagen rijden, zoals snel-
heidsbeperkingen of inhaalverboden, wor-
den in- of uitgeschakeld. Het in- of uitschake-
len gebeurt in het infotainmentsysteem met
de toets en de functietoetsen
Set
up en
B e
st
uurdershulp
› ›
›
p
ag. 27.
D
erde plaats:
Voor de aanhangwagenmodus kan de aan-
wijzing
van de geldende snelheidsbeperkin-
gen worden aangepast aan het type aan-
hangwagen of de wettelijke bepalingen. De
instelling gebeurt in stappen van 10 km/u
(5 mph) binnen een interval tussen 60 km/u
(40 mph) en 130 km/u (80 mph). Indien een
hogere snelheid wordt ingesteld dan toege-
staan in het land in kwestie voor het rijden
met aanhangwagen, toont het systeem auto-
matisch de gebruikelijke snelheidsbeperkin-
gen, bijv. in Duitsland 80 km/u (50 mph).
Wordt de snelheidswaarschuwing voor aan-
hangwagen uitgeschakeld, dan toont het sys-
teem de snelheidsbegrenzingen alsof de wa-
gen geen aanhangwagen had.
Beperkte werking
Het systeem van verkeerstekenherkenning
heeft een aantal beperkingen. De volgende
gevallen kunnen ertoe leiden dat het sys-
teem beperkt of helemaal niet werkt:
● Bij slecht zicht bijv. sneeuw, regen, mist of
dichte nevel
.
● Bij verblinding, bijv. door tegemoetkomend
verkeer of
zonneschijn.
● Bij het rijden met grote snelheid.
● Indien de camera bedekt of vuil is.
● Indien de verkeersborden zich buiten het
gezichts
veld van de camera bevinden. »
243
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Bedienen
Handmatige uitschakeling van de weergave
v an de p
arkeerhu
lp (de geluidssignalen blij-
ven actief)
● Druk op een toets van het hoofdmenu van
het in de fabriek g
emonteerde infotainment-
systeem.
● OF: druk op de functietoets TERUG.
Automati
sche inschakeling van de parkeer-
hulp
● Schakel de achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel in s
tand R.
● OF: als de auto aan de voorzijde een obsta-
kel n
adert dat zich op zijn traject bevindt met
een snelheid van minder dan 10 km/u (6
mph) ››› pag. 256. Het obstakel wordt gede-
tecteerd vanaf een afstand van ongeveer 95
cm indien de automatische inschakeling ge-
activeerd is in het infotainmentsysteem. Er
wordt een beperkte weergave getoond.
Automatische uitschakeling van de parkeer-
hulp
● Zet de keuzehendel in stand P.
● OF: versnel tot meer dan ca. 10 km/u (6
mph) vooruit
.
Tijdelijk uitschakelen van het geluid van de
parkeerhulp
● Op de functietoets drukken. Wi
s
selen van beperkte weergave naar de
weerg av
e op het volledige scherm
● Schakel de achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel in s
tand R.
● OF: druk op het pictogram van de auto van
de beperkte weer
gave.
In voorkomend geval, wisselen naar het
beeld van de achteruitrijhulp (Rear View Ca-
mera "RVC")
● Schakel de achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel in s
tand R.
● OF: druk op de functietoets RVC.
Wanneer het sy
steem wordt ingeschakeld,
hoort u een kort signaal ter bevestiging en
het toetssymbool licht geel op. Automatische activering Afb. 208
Miniatuurweergave van de automati-
s c
he activ erin
g Wanneer de parkeerhulp plus automatisch
w
or
dt in
geschakeld, wordt een miniatuur-
weergave van de wagen weergegeven samen
met de segmenten aan de linkerzijde van het
display ››› afb. 208.
De automatische activering vindt plaats wan-
neer een voorwerp dat zich voor de wagen
bevindt langzaam wordt genaderd. Ze func-
tioneert enkel wanneer de snelheid voor het
eerst wordt verlaagd tot onder circa 10 km/u
(6 mph).
Als de parkeerhulp wordt uitgeschakeld via
de toets , moet vervolgens als volgt te
werk worden gegaan om deze weer in te
schakelen naar automatische activering:
● Schakel het contact uit en weer aan.
256
Bedienen
bepaalde omstandigheden kan dit ertoe lei-
den dat de aan
w
ezigheid van personen of
voorwerpen niet vastgesteld wordt.
● Kleine hindernissen die reeds zijn gemeld
door een waarsc
huwing, kunnen bij het nade-
ren uit het meetbereik van het systeem ver-
dwijnen en daarom niet meer worden gemeld.
Ook bepaalde voorwerpen zoals hoge stoe-
pranden worden door het systeem soms niet
waargenomen, waardoor de onderkant van de
wagen beschadigd kan raken.
● Indien de eerste waarschuwing van de Park
Pilot wor
dt genegeerd, kan de wagen aan-
zienlijke schade oplopen.
● De welvingen van, resp. beschadigingen
aan de radiat
eurgrille, bumpers, wielkast en
onderzijde van de wagen kunnen de oriënta-
tie van de sensoren wijzigen. Dit kan weer in-
vloed hebben op de werking van de parkeer-
hulp. Laat de werking door een gespeciali-
seerde werkplaats nakijken. Let op
● In specifiek e g
evallen kan het systeem een
waarschuwing geven terwijl zich geen obsta-
kel in het detectiegebied bevindt, bijvoor-
beeld
–voor bodems met hobbelig asfalt, straat-
stenen of met hoogstaand gras,
– bij externe ultrasone systemen in de
buurt, zoals gemonteerd op reinigings-
voertuigen, –
bij hevig e r
egenval, een flinke sneeuw-
bui, hagel of dichte uitlaatgassen,
– indien de kentekenplaat niet perfect be-
vestigd is op het bumperoppervlak,
– bij toppen van hellingen.
● Om een degelijke werking van het systeem
te garander
en, houdt u de ultrasoonsensoren
schoon, ijs- en sneeuwvrij en plakt u er niets
op.
● Bij het schoonmaken met hogedrukreini-
gers of
dampstralers om de ultrasoonsenso-
ren te reinigen, alleen kort direct sproeien en
altijd een afstand van meer dan 10 cm aan-
houden.
● Bepaalde accessoires die achteraan op de
auto gemonteer
d zijn, zoals een fietsendra-
ger, kunnen de werking van de parkeerhulp
verstoren.
● Geadviseerd wordt dat u zich vertrouwd
maakt met de w
erking van het systeem door
te oefenen met inparkeren op een wegdeel of
parkeerplaats zonder verkeer. De meteorolo-
gische omstandigheden is goed en er is veel
licht.
● U kunt het volume en de toonhoogte alsme-
de de indicaties w
ijzigen ››› pag. 261.
● Bij wagens zonder inf
otainmentsysteem
kunt u deze parameters laten aanpassen bij
een officiële SEAT-dealer of in een gespeciali-
seerde werkplaats.
● Let op de aanwijzingen voor rijden met een
aanhanger ›
›› pag. 262. ●
De grafi s
che weergave op het display van
het Easy Connect-systeem heeft een geringe
vertraging. Bediening van de parkeerhulp
Handmatige uitschakeling van de weergave
van de park
eerhu
lp (de geluidssignalen blij-
ven actief)
● Druk op een toets van het hoofdmenu van
het in de fabriek g
emonteerde infotainment-
systeem.
● OF: druk op de functietoets TERUG.
Ins c
hakelen van de parkeerhulp
● Schakel de achteruitversnelling (voor scha-
kelbak) in of
zet de keuzehendel in stand R
(voor automatische versnellingsbak).
Uitschakelen van de parkeerhulp
● Zet de keuzehendel in stand P, N of D (voor
aut
omatische versnellingsbak) of ontkoppel
de achteruitversnelling (voor schakelbak). In-
dien de hendel in stand N of D wordt gezet,
blijft het systeem nog ongeveer 8 seconden
actief voor uitschakeling, behalve met Area
View, in dat geval wordt het systeem meteen
uitgeschakeld na ontkoppeling van de ach-
teruitversnelling.
260
Bedienen
Volume achter*
V o
lume ac ht
erin.
Instellingen/scherpte van de klank achterin*
Toonregeling (frequentie) voor het achterste
gedeelte.
Volume verlagen
Als de parkeerhulp is ingeschakeld, wordt
het volume van actieve audio/video-bron ver-
laagd; de mate waarin dit gebeurt, verschilt
per gekozen optie.
Foutmeldingen Indien met geactiveerde parkeerhulp of bij
het
in
sc
hakelen ervan op het instrumenten-
paneel een bericht verschijnt dat er een fout
is in de parkeerhulp, is er een storing in het
systeem.
Als deze storing niet is verdwenen voordat
het contact wordt uitgeschakeld, wordt ze
niet aangegeven de volgende keer dat de
parkeerhulp wordt geactiveerd bij het scha-
kelen van de achteruitversnelling.
Als een sensor defect is, verschijnt op het
display van het Easy Connect-systeem het
symbool . Wacht niet te lang met naar een gespeciali-
seerde werkpl
aats te gaan om de klacht te la-
ten verhelpen.
Trekhaak Wanneer in wagens met in de fabriek gemon-
teerde tr
ek
haak de aanhangwagen op elektri-
sche wijze aangesloten is, worden de senso-
ren achteraan voor de parkeerhulp niet geac-
tiveerd bij het schakelen van de achteruitver-
snelling (schakelbak) of wanneer de keuze-
hendel in stand R wordt gezet (automatische
versnellingsbak).
Systeem voor perifeer gezichts-
veld (Ar e
a View)*
Inleiding tot thema
››› T
ab. op pag. 2
Met behulp van 4 camera's genereert het
systeem een voorstelling die op het scherm
van het infotainmentsysteem wordt getoond.
De camera's zitten in de grille, in de buiten-
spiegels en in de achterklep.
De functies en voorstellingen van het sys-
teem voor perifeer gezichtsveld kunnen varië-
ren naargelang of de wagen ParkPilot heeft
of niet. ATTENTIE
Met het beeld van de camera's kan de af-
stand w aar
op de obstakels (personen, voer-
tuigen enz.) zich bevinden niet nauwkeurig
berekend worden, het onachtzaam gebruik
van dit systeem kan dus ongevallen en ernsti-
ge letsels veroorzaken.
● De cameralenzen vergroten en vervormen
het gezic
htsveld en de voorwerpen zien er op
het scherm anders en minder nauwkeurig uit.
● Sommige voorwerpen kunnen niet of
slecht
s vaag getoond worden, bijvoorbeeld
smalle palen of hekken, wegens de resolutie
van het scherm of indien de lichtomstandig-
heden onvoldoende zijn.
● De camera's hebben dode hoeken waarin
personen en obj
ecten niet kunnen worden
waargenomen.
● De lens van de camera's moet schoon ge-
houden worden, z
onder sneeuw of ijs, en mag
niet worden afgedekt. ATTENTIE
De intelligente technologie in het systeem
voor perifeer g ez
ichtsveld (Area View) kan de
limieten opgelegd door de natuurkundige
wetten niet overwinnen en werkt enkel bin-
nen de eigen grenzen van het systeem. Het
grotere comfort dat het systeem voor perifeer
gezichtsveld biedt mag nooit aanleiding zijn
tot het nemen van grotere risico's. Indien het
systeem nalatig of onbedoeld gebruikt wordt, 262
Bedienen
Nodige voorwaarden om het systeem voor
perif eer g
ezic
htsveld te gebruiken
● De portieren en achterklep moeten geslo-
ten zijn.
● Het
beeld moet duidelijk en betrouwbaar
zijn. Zo moet
bijvoorbeeld de lens van de ca-
mera schoon zijn.
● Het gebied rond de wagen moet duidelijk
en vol
ledig worden getoond.
● De zone om te parkeren of manoeuvreren
moet een effen opper
vlak zijn.
● De wagen mag niet zwaar belas
t zijn aan
de achterzijde.
● De bestuurder moet vertrouwd zijn met het
systeem.
● D
e wagen mag geen schade vertonen in de
buurt
van de camera's. Als de stand of de in-
bouwhoek van de camera's is veranderd, bij-
voorbeeld na een aanrijding van achteren,
moet een gespecialiseerde werkplaats het
systeem nakijken.
Weergave van de camerabeelden
● Luchtperspectief (vogelvlucht) : voor een
panor
amisch zicht van de wagen , driedi-
mensionale weergaven, vanuit verschillende
standpunten van de camera's.
● Voorcamera (vooraanzicht): om het verk
eer
voor de wagen te volgen (kruisende voertui-
gen) , schuin vooruit in te parkeren , bijhet naderen van een obstakel en rijden op
het terrein
.
● Zijcamera's (zijaanzicht) : voor weer
gave
van de zone aan de zijkanten van de wagen
links en rechts , of een combinatie van
beide zijden .
● Achtercamera (achteraanzicht): om het ver
-
keer achter de wagen te volgen (voertuigen
die worden gekruist) , schuin achteruit in
te parkeren , recht achteruit in te parkeren
en om een aanhangwagen aan te koppe-
len .
De geselecteerde weergave wordt rechts op
het scherm getoond. In het beperkte lucht-
perspectief aan de linkerkant verschijnt de
weergave geel gemarkeerd. Daarnaast wor-
den in de rechtermarge van het beeld de mo-
gelijke menuopties en weergaven (de zoge-
naamde "modi") van de camera in kwestie
getoond. De op dat moment actieve weerga-
ve (modus) wordt duidelijk aangegeven.
Het beperkte luchtperspectief kan worden
verborgen door te drukken op het symbool ,
op die manier kan de geselecteerde weerga-
ve op het gehele scherm worden getoond. Gebruiksaanwijzingen
Afb. 213
Middenconsole: toets voor het hand-
m atig activ
eren/de
activeren van het systeem
voor perifeer gezichtsveld wanneer het in
combinatie met het parkeerhulpsysteem ( )
of het Park Pilot-systeem achteraan ( ) wordt
gebruikt.
Het systeem voor perifeer gezichtsveld in- en
uitschakelen
Handmatig in-
schakelen van
de weergave:
Druk eenmaal op de toets ››› afb.
213.
Op het scherm van het infotainment-
systeem wordt het luchtperspectief
getoond ››› afb. 212. Als u drukt op
de toets
bij meer dan 15 km/u (9
mph), wordt het beeld niet getoond.
Automatisch in-
schakelen van
de weergave:
Schakel de achteruitversnelling in.
Het camerabeeld achter de wagen
wordt getoond in de modus van
schuin parkeren met beperkt lucht-
perspectief. 264
Systemen ter ondersteuning van de bestuurderHet systeem voor perifeer gezichtsveld in- en
uitschakelen
Handmatig uit-
schakelen van
de weergave:
Druk
opnieuw op de toets ››› afb.
213.
OF: druk op een toets van het af fa-
briek gemonteerde infotainmentsys-
teem, bijvoorbeeld de toets RADIO
.
OF: druk op de functieknop .
Automatisch
uitschakelen
van de weerga-
ve:Rijd achteruit met meer dan ca. 15
km/u (9 mph).
OF: schakel het contact uit. Het menu
van het systeem voor perifeer ge-
zichtsveld verdwijnt meteen.Bijzonderheden
Voorbeelden van gezichtsbedrog veroorzaakt
door de camera's:
De camerabeelden van het systeem voor perifeer ge-
zichtsveld zijn enkel tweedimensionaal. Door gebrek
aan ruimtelijke diepte is het moeilijk of zelfs onmogelijk
om putten in de weg of voorwerpen die uitsteken uit de
bodem of uit andere voertuigen te herkennen op het
scherm.
Voorbeelden van gezichtsbedrog veroorzaakt
door de camera's:
Bij de volgende omstandigheden lijkt het of voorwerpen
of andere voertuigen dichterbij of verder weg zijn op het
scherm dan in werkelijkheid:
– Bij het overgaan van een vlakke ondergrond naar een
helling.
– Bij het overgaan van een helling naar een vlakke on-
dergrond.
– Als achter in de wagen te veel lading ligt.
– Als de wagen in de buurt van uitstekende voorwerpen
komt. Deze voorwerpen kunnen buiten de zichtbaar-
heidshoek van de camera's vallen.
Rijden met een aanhangwagen
Het
sy
st
eem voor perifeer gezichtsveld ver-
bergt in de zone van de achtercamera alle
oriëntatiehulplijnen wanneer de af fabriek
gemonteerde trekhaak elektrisch is verbon-
den met een aanhangwagen ››› pag. 271. Let op
Om vertrouwd te raken met het systeem voor
perifeer gez ic
htsveld en zijn functies, beveelt
SEAT aan om te oefenen met de bediening van het systeem op een plaats met weinig
verkeer of
in een p
arking. 265
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Bedienen
● Wanneer s
nell
er dan 15 km/u (9 mph) ach-
teruit wordt gereden, stopt de camera met
uitzenden.
In combinatie met het systeem van parkeer-
hulp Plus ››› pag. 259 wordt het beeld van de
camera onmiddellijk stopgezet wanneer uit
de achteruitversnelling wordt geschakeld of
de keuzehendel in stand R wordt gezet; er
wordt dan optische informatie weergegeven
die wordt geleverd door het systeem van par-
keerhulp.
Ook in combinatie met dit systeem bestaat
de mogelijkheid om het beeld van de achter-
uitrijhulp te verbergen:
● Door op het display te drukken op een van
de toetsen van het
infotainmentsysteem.
● OF: door te drukken op de miniatuurweer-
gave v
an de wagen aan de linkerzijde van het
display (het volledige scherm van het opti-
sche systeem van de parkeerhulp plus wordt
dan getoond).
Om terug te keren naar het beeld van de ach-
teruitrijhulp:
● Schakel de achteruitrijversnelling uit of ver-
ander de stand v
an de keuzehendel, en scha- kel dan opnieuw de achteruitversnelling of
zet de keuz
ehendel in stand R.
● OF: druk op de functietoets RVC1)
Betekeni
s van de oriëntatielijnen
››› afb. 216
Zijlijnen: verlenging van de wagen (onge-
veer de breedte van de wagen inclusief
de buitenspiegels) op het oppervlak van
het wegdek.
Einde van de zijlijnen: het in het groen
aangeduide gebied eindigt ongeveer 2 m
achter de wagen op het wegdek.
Middelste lijn: duidt een afstand van on-
geveer 1 m achter de wagen aan op het
wegdek.
Rode horizontale lijn: duidt een veilige
afstand aan van ca. 40 cm tot het achter-
ste deel van de wagen op het oppervlak
van het wegdek.
Parkeermanoeuvre
● Plaats de wagen voor een parkeerplek en
schak
el de achteruitversnelling in (handge-
schakelde versnellingsbak) of zet de keuze-
hendel voor de versnelling in de stand R (au-
tomatische versnellingsbak). 1 2
3
4 ●
Rij l an
gz
aam achteruit en draai het stuur-
wiel zodanig dat de oriëntatielijnen opzij
naar de open parkeerplek leiden.
● Oriënteer de wagen zodanig in de open
parkeerpl
ek dat de oriëntatielijnen opzij
evenwijdig lopen met de wagen. 1)
WAARSCHUWING: de functietoets RVC zal enk el
be
schikbaar zijn wanneer de achteruitrijversnelling
is geschakeld of de keuzehendel zich in stand R be-
vindt.
270