Bestuurdersgedeelte
Bedienen
B e
s
tuurdersgedeelte
Overzicht Toetsen voor elektrische ruitbedie-
ning*
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139
Slot gr
eep
Schak
elaar voor elektrisch bedien-
de buitenspiegels* . . . . . . . . . . . . . . .150
Luchtroosters
Hendel v
oor:
– Knipperlichten/grootlicht . . . . . . .143
– Snelheidsr e
gelsysteem* . . . . . . . .205
Afhankelijk van de uitrusting:
– Hendel v
oor cruise control . . . . . .205
Stuurwiel met claxon en
– Bes
tuurdersairbag . . . . . . . . . . . . . . 84
– Bedienin g
voor boordcomputer .35
– Bediening
stoetsen voor radio, te-
lefoon, navigatiesysteem en
spraakbedieningssysteem ›››
bro-
chure Radio
– Hendels voor tiptronic-bediening
(automatische transmissie) . . . . .192
Instrumentenpaneel en controle-
l amp j
es:
– Instrumenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
1 2
3
4
5
6
7
8 –
Waar
s
chuwings- en controlelamp-
jes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Hendel voor: – Ruiten
wissers/-sproeiers . . . . . . . .148
– Acht
erruitwisser- en sproeierin-
stallatie* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
– Bediening
van de multi-functie-in-
dicatie* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Infotainmentsysteem
Alarm
lichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Afhankelijk van de wagenuitrus-
ting, da
shboardkastje met: . . . . . . .155
– Cd- s
peler* en/of SD-kaart*
››› brochure Radio
Bijrijdersairbag* . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Schakelaar voor uitschakeling van
de bijrijder s
airbag* . . . . . . . . . . . . . . . 89
Schakelaars voor: – Verw
arming en ventilatie . . . . . . . .166
– Airc onditionin
g* . . . . . . . . . . . . . . . . 168
– Climatr
onic* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
Bedieningsknop stoelverwarming
aan bijrijder s
zijde* . . . . . . . . . . . . . . . 153
Versnellingshendel
– Handges
chakelde versnellings-
bak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
– Autom ati
sche versnellingsbak . .189
9
10
11
12
13
14
15
16
17 Afhankelijk van de wagenuitrusting
z
ijn de
v
olgende toetsen beschik-
baar:
– Centrale vergrendeling* . . . . . . . . .132
– Drukknop voor activ
ering Start-
Stop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203
– SEAT Driv
e Profile . . . . . . . . . . . . . . . 233
– Inparkeer
systeem . . . . . . . . . . . . . . 236
– Contro
le bandenspanning* . . . . .293
Handremhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180
Startknop (Keyless Access sluit- en
star
tsysteem zonder sleutel) . . . . . .177
Afhankelijk van de wagenuitrus-
ting: – USB/AUX
-IN-ingang . . . . . . . . . . . . . 126
– Connectiv ity
Box / Wireless Char-
ger* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Bediening stoelverwarming aan be-
st uur
derszijde* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
Contactslot (wagens zonder Keyless
Acc
ess) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173
Hendel voor de instelling van de
stuurk
olom* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Zekeringhouder . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Hendel voor het openen van de mo-
torkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 279
Lic
htbundelhoogteverstelling* . . . .147
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142»
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
113
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
Waarschuwingsmeldingen met prioriteit 2
(g eel)
A l
s zich een van deze storingen voordoet,
licht het desbetreffende symbool op en klinkt
er een waarschuwingssignaal. De desbetref-
fende functie moet zo snel mogelijk worden
gecontroleerd, ook al kan er nog veilig wor-
den gereden.
Als er sprake is van meerdere waarschuwin-
gen met prioriteit 2, verschijnen de symbolen
opeenvolgend gedurende ca. 2 seconden. Na
een wachttijd verdwijnt de informatietekst en
het symbool wordt ter herinnering aan de
rand van het display weergegeven.
Waarschuwingen met prioriteit 2 worden pas
aangegeven als er geen storing met prioriteit
1 is!
Voorbeelden van waarschuwingen met priori-
teit 2 (geel):*
● Brandstofcontrolelampje met informatie-
teks
t TANKEN . ATTENTIE
Indien geen rekening gehouden wordt met de
waar s
chuwingslampjes en de berichten, kan
de wagen tot stilstand komen midden in het
verkeer, of kunnen zich ongevallen of ernstig
letsel voordoen.
● Nooit de indicatielampjes of tekstberichten
neger
en. ●
Bren g de w
agen tot stilstand zodra dit op
een veilige wijze mogelijk is.
● De wagen ver van het wegverkeer parkeren,
op een plaat
s waar geen brandbare materia-
len met het uitlaatsysteem in aanraking kun-
nen komen (bijv. droog gras, brandstoffen).
● Een defecte auto brengt een verhoogd risi-
co op ong
evallen met zich mee, zowel voor de
inzittenden als voor de andere weggebrui-
kers. Zet zo nodig de alarmlichten aan en
plaats de gevarendriehoek om andere be-
stuurders te waarschuwen.
● Alvorens de motorkap te openen, moet de
motor uitg
ezet worden en voldoende afkoe-
len.
● In elke wagen is de motorruimte een zone
die gevar
en inhoudt en ernstige letsel kan
veroorzaken ››› pag. 278. VOORZICHTIG
Het negeren van de controlelampjes die gaan
branden en de t ek
stberichten die verschijnen,
kan leiden tot storingen in de wagen. Inleiding tot het Easy Con-
nect
-
sy
steem*
Systeeminstellingen (CAR)* Menu WAGEN Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 33
Om de instelmenu's te selecteren, drukt u
naargelang de uitvoering op de toets Easy
Connect en de functietoets
S
ETUP , OFWEL
op de t oets
en dan op SETUP .
Het aant
al
beschikbare menu's en de bena-
ming van de verschillende opties voor de me-
nu's hangt af van de elektronica en de uitrus-
ting van de wagen.
Door op de menutoets te drukken, opent u
telkens het laatste menu dat is geactiveerd.
Als het selectievakje van de functietoets is
gemarkeerd , is de functie actief.
Door op de menutoets te drukken opent u
t elk
en
s het laatste menu dat is geactiveerd.
De wijzigingen in de instelmenu's worden au-
tomatisch opgeslagen bij het verlaten van de
menu's.
120
Openen en sluiten
Openen en sluiten
Sl eut
el
s
Sleutelset Afb. 132
Sleutelset. Afhankelijk van de uitvoering van uw wagen
k
an de s
l
eutelset bestaan uit:
● een sleutel met afstandsbediening ›››
afb.
132 A ●
een sleutel zonder afstandsbediening B ,
● een kunststof sleutelhanger* C .
of
● twee sleutels zonder afstandsbediening A●
een kunststof sleutelhanger* C .Sleutels bij laten maken
A
ls
u een nieuwe sleutel nodig heeft, kunt u
met het chassisnummer van de wagen naar
een Erkende Seat Werkplaats gaan. ATTENTIE
● Verk eer
d gebruik van de contactsleutel kan
ernstig lichamelijk letsel als gevolg hebben.
● Laat nooit kinderen of hulpbehoevenden al-
leen in de wag
en, omdat zij in een noodgeval
de wagen niet uit kunnen en zichzelf niet
kunnen redden.
● Ongecontroleerd gebruik van de wagen-
sleut
el door derden kan ertoe leiden dat de
motor wordt gestart of elektrische uitrustin-
gen (bijv. elektrische ruiten) worden bediend
- gevaar voor ongevallen! De wagenportieren
kunnen via de sleutel met afstandsbediening
worden vergrendeld, waardoor hulp in nood-
situaties wordt bemoeilijkt.
● Laat nooit een bij de wagen behorende
sleut
el achter in de wagen. Als derden uw wa-
gen zonder toestemming gebruiken, kan dit
tot schade aan of diefstal van de wagen lei-
den. Neem daarom altijd de sleutel mee wan-
neer u de wagen verlaat.
● Trek nooit de sleutel uit het contactslot zo-
lang de w
agen in beweging is. Het stuurslot
zou het stuurwiel kunnen blokkeren en u bent
dan niet meer in staat de wagen te besturen. VOORZICHTIG
In de sleutel met afstandsbediening zitten
elektr oni
sche componenten. Bescherm de
sleutels tegen vocht en stoten. Radiografische afstandsbediening*
Afb. 133
Knoppen op de sleutel met afstands-
bedienin g. Afb. 134
Wagensleutel met alarmknop. » 127
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
Met de radiografische afstandsbediening kan
de w ag
en
van op afstand worden ont- en ver-
grendeld.
Met de toets 4
› ››
afb
. 133 van de afstands-
bedienin
g wordt de sleutelbaard ontgren-
deld.
Wagen ontgrendelen ››› afb. 133 1 .
W ag
en
vergrendelen ››› afb. 133 2 .
A c
ht
erklep ontgrendelen. Op knop ››› afb.
133 3 drukken, tot alle knipperlichten van
de w ag
en ev
en knipperen. Bij het indrukken
van ontgrendelingsknop 3 , beschikt u
o v
er 2 minut
en om de achterklep te openen.
Na verloop van deze tijd wordt die weer ver-
grendeld.
Bovendien knippert het controlelampje van
de sleutelbatterij ››› afb. 133 (pijl).
De zender met de batterijen is ondergebracht
in de sleutel met afstandsbediening. De ont-
vanger zit in het interieur van de wagen. Het
maximaal bereik hangt af van verschillende
factoren. Bij zwakker wordende batterijen
wordt de reikwijdte kleiner.
Alarmknop*
Druk de alarmknop alleen in een noodgeval
in ››› afb. 134 5 ! Z
odra de alarmknop is in-
g edrukt, hoor
t u de claxon van de wagen en
gaan de knipperlichten kort branden. Door
de knop nogmaals in te drukken, wordt het
alarm gedeactiveerd. ATTENTIE
Lees de betreffende waarschuwingsaanwij-
zin g
en ››› in Sleutelset op pag. 127 en v
o lg
deze op. Let op
● De r a
diografische afstandsbediening werkt
alleen als u zich in het werkingsgebied be-
vindt.
● Als u de wagen met de radiografische af-
stand
sbediening niet kunt ont- of vergrende-
len, moet u eerder genoemde sleutel opnieuw
laten synchroniseren. Ga hiervoor naar uw
technische dienst. De batterij vervangen
Afb. 135
Autosleutel: openen van het deksel
v an b
att
erijvak. Afb. 136
Autosleutel: batterij verwijderen. SEAT adviseert om de batterij te laten vervan-
g
en in de w
erkp
laats van een officiële dealer.
De batterij bevindt zich aan de achterzijde
van de autosleutel, onder een deksel.
Batterij vervangen ● De sleutelbaard van de wagensleutel uit-
klap
pen ››› pag. 127.
● Deksel aan de achterkant van wagensleutel
›››
afb. 135 in de richting van de pijl ››› ver-
w ijder
en.
● D
e batterij met een geschikt dun voorwerp
uit het b
atterijvak halen ››› afb. 136.
● De nieuwe batterij in het batterijcomparti-
ment pl
aatsen en aandrukken zoals is aange-
geven ››› afb. 136, in tegenovergestelde rich-
ting van de pijl ››› .
● Het deksel in de behuizing van de wagen-
s l
eut
el plaatsen en aandrukken zoals is aan-
gegeven ››› afb. 135, in tegenovergestelde
128
Bedienen
Wagen ontgrendelen* Druk de t
oets
››› afb. 133 van de af-
standsbediening in om alle portieren en
de achterklep te ontgrendelen.
Portieren vergrendelen* Druk de toets ››› afb. 133 van de af-
standsbediening in of draai de portiers-
leutel in vergrendelrichting om alle por-
tieren en de achterklep te vergrendelen. ATTENTIE
● Het onop l
ettend of ongecontroleerd sluiten
van buitenaf kan verwondingen veroorzaken,
vooral bij kinderen.
● Bij het sluiten van de wagen mogen er geen
kinderen a
lleen worden achtergelaten in de
wagen, omdat in geval van nood de hulp van
buitenaf wordt bemoeilijkt.
● Met vergrendelde portieren wordt voorko-
men dat iem
and ongewenst de auto binnen-
dringt, bijvoorbeeld bij een stoplicht. Let op
Als diefstalbeveiliging heeft alleen het be-
st uur
dersportier een slotcilinder. "Safe-beveiliging"*
Het betreft een apparaat voor diefstalbeveili-
gin
g d
at
bestaat uit een dubbele vergrende-
–
–
ling van de portieren en de uitschakeling van
de achterk
lep om inbraakpogingen te be-
moeilijken.
Activering
De "safe"-beveiliging wordt ingeschakeld als
de wagen met behulp van de sleutel of de af-
standsbediening vergrendeld wordt.
Om de beveiliging met de sleutel in te scha-
kelen, de sleutel in het slot eenmaal in sluit-
stand draaien.
Om de beveiliging met de afstandsbediening
in te schakelen, de vergrendelingsknop
van de afstandsbediening eenmaal indruk-
ken.
Bij ingeschakelde Safe'-beveiliging kunnen
de portieren noch binnenin noch van buiten-
af op de normale manier worden ontgren-
deld. De achterklep kan niet geopend wor-
den. De knop voor centrale vergrendeling
werkt niet.
Als het contact wordt uitgeschakeld, wordt
op het display van het instrumentenpaneel
aangegeven dat de "Safe"-beveiliging is in-
geschakeld.
Buiten werking stellen
Draai de sleutel twee keer na elkaar in het
portierslot in sluitstand.
Met de afstandsbediening, de vergrende-
lingsknop van de afstandsbediening twee keer na elkaar indrukken met een interval
van minder dan 5 sec
onden.
Bij het uitschakelen van de "Safe"-beveili-
ging, wordt ook de volumetrische sensor van
het alarmsysteem uitgeschakeld.
Bij uitgeschakelde "Safe" kunnen de portie-
ren van binnenuit geopend worden, maar
niet van buitenaf.
Zie "Veiligheidsontgrendelen*"
Status van de "Safe"
In het bestuurdersportier zit een controle-
lampje, door de ruit zichtbaar van buitenaf,
dat de status van de "Safe"-beveiliging aan-
geeft.
Bij een knipperend controlelampje is de "Sa-
fe"-beveiliging geactiveerd. Dit controlelamp-
je knippert in alle wagens, met of zonder
alarmsysteem, totdat de wagen ontgrendeld
wordt.
Samengevat:
Safe geactiveerd met of zonder alarm: con-
trolelampje knippert ononderbroken.
Safe gedeactiveerd zonder alarm: controle-
lampje brandt niet.
Safe gedeactiveerd met alarm: controlelamp-
je brandt niet.
130
Openen en sluiten
ATTENTIE
Bij ingeschakelde "Safe"-beveiliging mag
niemand in de w ag
en blijven zitten; de por-
tieren kunnen noch van binnenuit noch van
buitenaf worden geopend, de hulp van bui-
tenaf wordt bemoeilijkt. Er bestaat levensge-
vaar. Ingesloten personen zouden in een
noodgeval niet uit de wagen kunnen komen. Veiligheidsontgrendelen*
Met dit systeem kan alleen het bestuurder-
s
por
tier of
de hele wagen ontgrendeld wor-
den.
Ontgrendelen van bestuurdersportier
Wordt uitgevoerd m.b.v. een enkelvoudige
ontgrendeling (één keer). Kan worden uitge-
voerd met de sleutel of met de afstandsbe-
diening.
Met de sleutel, de sleutel in het portierslot
eenmaal in openingsstand draaien. Het be-
stuurdersportier zal zonder "Safe"-beveili-
ging en ontgrendeld zijn. In wagens met
alarmsysteem, zie hoofdstuk Alarmsysteem
››› pag. 136.
Met de afstandsbediening, de ontgrende-
lingsknop van de afstandsbediening een-
maal indrukken. De "Safe"-beveiliging van de
hele wagen wordt uitgeschakeld, alleen het
bestuurdersportier wordt ontgrendeld, het alarmsysteem wordt uitgeschakeld en het
contro
lelampje gaat uit.
Ontgrendelen van alle portieren en de ach-
terklep
Om alle portieren en de achterklep te kunnen
openen, tweemaal na elkaar de ontgrende-
lingsknop van de afstandsbediening in-
drukken.
Door de knop twee keer en in minder dan 5
seconden in te drukken, wordt de "Safe"-be-
veiliging van de hele wagen uitgeschakeld en
worden alle portieren en de achterklep ont-
grendeld. Het controlelampje gaat uit en het
alarmsysteem wordt uitgeschakeld, in de wa-
gens die hierover beschikken.
Ontgrendelen achterklep
Zie ›››
pag. 16.
Automatisch vergrendelen door onbe-
doeld openen Dit systeem van diefstalbeveiliging vermijdt
d
at
de w
agen uit vergetelheid open blijft.
Bij het ontgrendelen en als na verloop van 30
seconden geen enkel portier noch de achter-
klep opengaat, wordt de wagen automatisch
weer vergrendeld. Automatisch vergrendelen door snel-
heid en automati
sch ontgrendelen* Deze beveiliging verhindert de toegang van
buit
en
af zolang de wagen in het verkeer is
(bijvoorbeeld bij stilstand voor een verkeers-
licht).
Vergrendelen
De portieren worden automatisch vergren-
deld bij een rijsnelheid hoger dan 15 km/u
(9 mph). De achterklep wordt automatisch
vergrendeld bij een rijsnelheid hoger dan 6
km/u (4 mph).
Wordt bij stilstand een van de portieren of de
achterklep geopend, waarna de wagen weer
gaat rijden en de aangeduide snelheid over-
schreden wordt, dan wordt het portier of de
achterklep weer vergrendeld.
Ontgrendelen
Bij het verwijderen van de sleutel uit het con-
tact, keert de wagen terug naar de toestand
waarin deze zich bevond voor het automa-
tisch vergrendelen.
Ieder portier kan binnenin individueel ont-
grendeld en geopend worden (bijvoorbeeld
om een passagier te laten uitstappen). Hier-
voor dient de portiergreep in het portier een-
maal te worden bediend. »
131
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
Kinderslot Afb. 142
Kinderslot in het linkerportier. De kindersloten voorkomen dat de achterpor-
tier
en
v
an binnenuit kunnen worden geo-
pend. Hierdoor wordt voorkomen dat kinde-
ren per ongeluk een portier openen tijdens
het rijden.
Deze functie is onafhankelijk van het elektro-
nische ontgrendel- en vergrendelsysteem van
de wagen. Het is alleen van toepassing op de
achterste portieren Kan alleen mechanisch
in- of uitgeschakeld worden, zoals hieronder
wordt beschreven:
Kinderslot inschakelen
– Wagen ontgrendelen en het portier openen
dat bev
eiligd moet worden.
– Draai, met geopend portier, de gleuf met
de wagen
sleutel linksom bij de linkerpor-
tieren ››› afb. 142 en rechtsom bij de rech-
terportieren. Kinderslot uitschakelen
– Wagen ontgrendelen en het portier openen
waarv
an het kinderslot uitgeschakeld moet
worden.
– Draai, met geopend portier, de gleuf met
de wagen
sleutel naar links voor rechterpor-
tieren en naar rechts voor linkerportieren
››› afb. 142.
Als de kindersloten zijn ingeschakeld, kun-
nen de portieren alleen van buitenaf worden
geopend. De kindersloten worden, met open
portier, met de sleutel in de gleuf in- of uitge-
schakeld (raadpleeg bovenstaande aanwij-
zingen).
Anti-diefstal alarmsysteem* Bes
chrijving van het alarmsysteem* Met behulp van het alarmsysteem moeten in-
br
aakpogin
g
en en diefstal van de wagen
worden bemoeilijkt. Hiertoe geeft het sys-
teem bij onbevoegd binnendringen in de wa-
gen akoestische en optische waarschuwings-
signalen.
Het alarmsysteem wordt bij het vergrendelen
van de wagen automatisch ingeschakeld. Het
systeem wordt onmiddellijk geactiveerd en
het controlelampje in het bestuurdersportier
en de knipperlichten knipperen om aan te geven dat het alarmsysteem en het beveili-
gings
systeem (dubbele beveiliging) geacti-
veerd is.
Als een van de portieren of de klep bij het in-
schakelen van het alarmsysteem niet afge-
sloten is, maakt deze geen deel uit van de
beveiligde gebieden van de wagen. Indien u
later het portier of de kap sluit, worden deze
automatisch in de beschermingszones van
de wagen geïntegreerd en wordt een opti-
sche waarschuwing door de knipperlichten
gegeven wanneer de portieren sluiten.
● De knipperlichten zullen tweemaal knippe-
ren bij het
openen en het uitschakelen van
het alarmsysteem.
● De knipperlichten zullen eenmaal knippe-
ren bij het
afsluiten en inschakelen van het
alarmsysteem.
Wanneer treedt het alarmsysteem in werk-
ing?
Als bij de vergrendelde wagen de volgende
handelingen onbevoegd worden uitgevoerd.
● De wagen wordt met de sleutel mechanisch
geopend z
onder aanzetten van het contact
binnen de volgende 15 seconden (in sommi-
ge landen, bijv. Nederland, treedt het alarm-
systeem onmiddellijk in werking).
● Openen van een portier.
● De motorkap openen.
● Openen van achterklep.
136
Openen en sluiten
● Ins
c
hakeling van het contact met ongeldige
sleutel
● Bewegingen in de binnenruimte (wagens
met v
olumetrische sensor).
● Slepen van de wagen 1)
.
● Overhellen van de wagen 1)
.
● Verkeerde handeling aan het alarmsys-
teem.
● Lo
skoppelen van de accu.
In deze gev
allen worden gedurende ca. 30
seconden akoestische signalen en lichtsigna-
len (knipperlichten) uitgezonden. Deze cy-
clus kan zich tot 10 keer herhalen, afhanke-
lijk van het land.
Alle portieren handmatig openen
Bij wagens zonder alarm worden bij het
handmatig openen van het bestuurderspor-
tier alle portieren ontgrendeld.
Het alarm uitschakelen
Om het alarmsysteem uit te schakelen, dient
u de sleutel in de openingsrichting te draai-
en, het portier te openen en het contact in te
schakelen of de toets voor openen van de
afstandsbediening in te drukken.
Bij wagens die met een alarmsysteem uitge-
rust zijn, heeft men 15 seconden de tijd om de sleutel in het contactslot te steken en het
contact
in te schakelen als de wagen met de
sleutel via het bestuurdersportier geopend
wordt.
Anders gaat het alarm gedurende 30 secon-
den af en kan de motor niet worden gestart. Let op
● Na 28 dag en g
aat het controlelampje uit
om te voorkomen dat de accu leeg raakt als
de wagen voor langere tijd geparkeerd staat.
Het alarmsysteem blijft geactiveerd.
● Als na het afgaan van het alarm geprobeerd
wordt
een ander beveiligd gebied binnen te
dringen, gaat het alarmsysteem opnieuw af.
● Het alarmsysteem kan met de radiografi-
sche af
standsbediening in- en uitgeschakeld
worden ››› pag. 127.
● Het alarmsysteem wordt
niet geactiveerd
als de wagen van binnenuit met de drukknop
voor de centrale vergrendeling vergrendeld
wordt.
● Als de wagenaccu helemaal of voor de helft
ontladen i
s, werkt het alarmsysteem niet cor-
rect.
● De wagenbewaking blijft ook gegarandeerd
als
de accukabels worden losgemaakt of de
accu niet meer werkt indien het alarmsys-
teem geactiveerd is. ●
Als
een van de beide accukabels bij een ge-
activeerd alarmsysteem wordt losgemaakt,
treedt het alarmsysteem in werking. Interieurbewaking en wegsleepbevei-
liging*
Bewakings- of controlefunctie inbegrepen in
het al
armsy
steem*, dat via ultrasoon geluid
de niet geautoriseerde toegang tot de wagen
opspoort.
Activering
– Wordt automatisch ingeschakeld bij het in-
sc h
akelen van het alarmsysteem.
Buiten werking stellen
– Open de wagen met de mechanische sleu-
tel of
met de toets van de afstandsbedie-
ning. Wanneer de wagen met de sleutel
wordt geopend, mag tussen het portier
openmaken en de sleutel in het contactslot
steken niet meer dan 15 seconden zitten
omdat anders het alarmsysteem afgaat.
– Druk tweemaal op toets van de afs
tands-
bediening. De volumetrische sensor en de
hellingshoeksensor worden gedeactiveerd.
Het alarmsysteem blijft geactiveerd. »1)
In wagens uitgerust met afsleepalarm
137
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid