316
3008-2_nl_Chap08_en cas-de-panne_ed01-2016
F Schakel de compressor in door de schakelaar in de stand " I" te zetten en
breng de band op de spanning die is
aangegeven op de bandenspanningssticker
van de auto.
o
m
de bandenspanning te verlagen:
druk op de zwarte knop op de slang van
de compressor, bij de aansluiting op het
ventiel.
F
Z
et, zodra de gewenste spanning is
bereikt, de schakelaar in de stand " O".
F
V
er wijder de set en berg deze op.
op d
eze sticker staat de
bandenspanning aangegeven.
Als de spanning van een of meer
banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem
worden gereset.
Zie de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem
.
Storingen verhelpen
350
3008-2_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016
Regeling luchtopbrengst ...............................111
R egeling luchtverdeling ................................111
Regelmatige controles
..........................301, 302
Regelmatig onderhoud
...................................10
Regeneratie roetfilter
.................................... 301
Rembekrachtigingsysteem
........................... 16
0
Remblokken
.................................................. 302
Remlichten
.................................................... 328
Remmen
.................................................. 26, 302
Remschijven .................................................. 302Schakelaars stoelverwarming
........................
97
S
CR (Selective Catalytic Reduction)
......31, 303
SCR-systeem
..........................................31, 303
Selectiehendel
..............................................2 11
Selectiehendel automatische transmissie
.... 2
11
S
R
Serienummer auto ........................................345
Set voor tijdelijke bandenreparatie .......309, 312
Sfeerverlichting
....................................... 42, 129
Signalering onoplettendheid
.................252, 253
Sjorogen
........................................................ 13 5
Skiluik
............................................................ 13 4
Slepen van een auto
..................................... 336
Sleutel
................................................ 54, 63 , 64
Sleutel met afstandsbediening
..................... 19
7
Sleutel niet herkend
...................................... 2
02
Sneeuwkettingen
................................. 223, 292
Sneeuwschermen
......................................... 291
Snelheidsbegrenzer
.....................226, 229 , 231
Snelheidslimietherkenning
...........................227
Snelheidsregelaar
................226, 229 , 234 , 238
Snelheidsregeling met snelheidslimietherkenning
..........................229
Spaarfase
...................................................... 290
Starten ........................................................... 333
Starten van de auto....................... 197, 200 , 2 11
Stilzetten van de auto
...................197, 200 , 2 11
Stoelen achter
............................................... 13 0
Stoelen verstellen
............................... 90, 91 , 94
Stoelverwarming
............................................. 97
Stop & Start
........................ 18, 21 , 44 , 105 , 11 6,
219 , 281 , 294 , 301, 335
Stuurkolomschakelaars
................................2 11
Stuurslot
........................................................ 197
Stuurwiel (verstellen)
...................................... 99
Supervergrendeling
.................................. 56,
62
Synchroniseren afstandsbediening
................67
Reservewiel
.................................. 309, 317 , 345
Reservoir ruitensproeiers ............................. 29
9
Resetten bandenspanningscontrolesysteem
.... 224 , 225
Resetten van het traject
.................................. 43
R
ichtingaanwijzers
............... 14 4, 323 , 324, 328
Rijadviezen
........................................... 195, 19 6
Rijden
...............
.............................................. 88
Rijstrookcontrolesystemen
........................... 160
Rijverlichting
................................................. 141
Roetfilter
............................................... 300, 301
Ruitbediening
.................................................. 82
Ruitensproeier achter
................................... 153
Ruitensproeiers vóór ..................................... 153
Ruitenwisser achter
...................................... 153
Ruitenwisserbladen (vervangen)
.................. 15 4
Ruitenwissers
.................................. 20,
152 , 155
Ruitenwisserschakelaar
................ 15
2 , 153 , 155
Parkeerhulp achter .......................................
26
3
Parkeerhulp vóór
........................................... 264
Parkeerlichten
.............. 14
3 , 14 4 , 323 , 324, 328
Persoonlijke instellingen
................................. 13
Pe
ugeot
Connect Assistance
................... 15 8
P
e
ugeot
Connect Packs
........................... 15 8
P
e
ugeot
Connect S
oS
............................. 15
8
Plafonniers
.................................................... 128
Portieren
......................................................... 74
Portieren sluiten
............................ 56, 60-62 , 74
Pyrotechnische gordelspanners
................... 17
1
Index
51
.
13
12
10
11
9
14
7
7
8
8
Audio en telematica
Niveau 3
Niveau 4
Niveau 5
Aanwijzingen
Connect-App
i-Cockpit Amplify
Relax
Boost
OF
i-Cockpit Amplify
Relax
Boost
Instellingen
Verlichting
De lichtsterkte van de sfeerverlichting instellen.
Sferen
De geluidssfeer instellen.
Dynamisch
De rijmodus instellen.
Fragrance
Een geur kiezen.
Massage bestuurder
De massagefunctie van de bestuurdersstoel
selecteren en configureren.
Massage passagier
De massagefunctie van de passagiersstoel
selecteren en configureren.
Parameters opslaan
De instellingen opslaan.
Reset the mode
Resetten van de configuratie van de ambiance.
De keuzes en instellingen bevestigen.
Deactivate
De functie "i- Cockpit Amplify" uitschakelen.
Profielbeheer
Profiel 1
De profielen configureren.
Profiel 2
Profiel 3
Gemeensch.prof.
De instellingen opslaan.
De keuzes en instellingen bevestigen.
83
.
1
15
16
1
1
11
12
13
14
9
8
10
Audio en telematica
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Aanwijzingen
Instellingen
OPTIES
Systeemparameters
Eenheden
Afstand en verbruik
De eenheden voor de afstand, het
brandstofverbruik en de temperatuur instellen.
Te m p e r a t u u r
Fabrieksparameters
Resetten De fabrieksinstellingen terugzetten.
Systeeminfo
Raadplegen De versie van de in het systeem geïnstalleerde
modules controleren (versie van het systeem, de
kaartgegevens, de risicozones) en controleren of
er updates beschikbaar zijn.
De instellingen opslaan.
Instellingen
OPTIES
Ta l e n
Alle
De taal selecteren en ver volgens bevestigen.
Europa
Azië
Amerika
Na het selecteren van de taal de instelling
opslaan.
Instellingen
OPTIES
Schermconfiguratie
Animatie
De instellingen activeren of deactiveren.
Lichtsterkte
De cursor verplaatsen om de lichtsterkte van het
scherm en/of het instrumentenpaneel in te stellen.
De instellingen opslaan.
87
.
3
2
4
5
6
7
Audio en telematica
Selecteer een " Profiel
" (1, 2 of 3)
om dit te koppelen aan de " Audio-
instellingen
".
Selecteer " Audio-instellingen
".
Selecteer " Sferen
".
Of
" Verdeling
".
Of
" Geluid
".
Of
" Spraak
".
Of
" Beltonen
".
Het kader voor de profielfoto heeft een
vierkante vorm, het systeem vervormt
de oorspronkelijke foto als deze een
andere vorm heeft.
Bij het resetten van een profiel wordt
Engels als taal ingesteld.
Druk op " OK
" om de instellingen op
te slaan.
Druk op " OK
" om toestemming te
geven voor de overdracht van de
foto.
Druk nogmaals op " OK
" om de
instellingen op te slaan.
Druk op deze toets om een profielfoto
toe te voegen.
Plaats de USB-stick waar de foto op
staat in de USB -aansluiting.
Selecteer de foto.
Druk op deze toets om het
geselecteerde profiel te resetten.
109
.
13
12
10
11
9
14
4
4
5
5
Audio en telematica
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Aanwijzingen
Connect-App
i-Cockpit Amplify
Relax
Boost
OF
i-Cockpit Amplify
Relax
Boost
Instellingen
Fragrance
Een geur kiezen.
Verlichting
De sterkte van de sfeer verlichting instellen.
Sfeer
De geluidssfeer instellen.
Massage bestuurder
De massagefuncties van de bestuurdersstoel
kiezen en configureren.
Massage passagier
De massagefuncties van de passagiersstoel
kiezen en configureren.
Dynamisch
De rijmodus instellen.
Parameters opslaan
De instellingen opslaan.
Ambiance resetten
De parameters van de ambiance resetten.
De keuzes en instellingen bevestigen.
Uitschakelen
De functie "i- Cockpit Amplify uitschakelen.
Profielbeheer
Profiel 1
De profielen configureren.
Profiel 2
Profiel 3
Gemeensch.prof.
De instellingen opslaan.
De keuzes en instellingen bevestigen.
139
.
1
2
3
4
Audio en telematica
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Aanwijzingen
Instellingen
Lichtsterkte
Equalizer
De cursor verplaatsen om de lichtsterkte van het
scherm en/of het instrumentenpaneel in te stellen.
Instellingen
Profielen
Profiel 1
Een profiel kiezen.
Profiel 2
Profiel 3
Gemeensch.prof.
Naam
Wijzig de naam van het
profiel
De profielen configureren.
Profiel resetten
Ja/Nee
Profiel geactiveerd
Het geselecteerde profiel activeren/deactiveren.
De instellingen opslaan.
Instellingen
Dark
Functie waarmee de verlichting van het scherm
kan worden uitgeschakeld.
Door op het scherm te drukken wordt de
verlichting ervan weer ingeschakeld.
143
.
6
5
7
8
9
10
11
Audio en telematica
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Aanwijzingen
Instellingen
Configuratie
Systeemconfiguratie
Eenheden
Afstand en verbruik
De weergegeven eenheden voor de afstand,
het brandstofverbruik en de temperatuur
configureren.
Te m p e r a t u r e n
Fabrieksparameters
Resetten
De fabrieksinstellingen terugzetten.
Systeeminfo
Raadplegen
De versie van de verschillende in het systeem
geïnstalleerde modules bekijken.
De parameters opslaan.
Instellingen
Configuratie
Ambiance
Een in het systeem geïntegreerde
schermambiance kiezen.
De keuze bevestigen en van ambiance
veranderen.
Instellingen
Configuratie
Ta a l
Alle
De taal van de weegave op het scherm en/of het
instrumentenpaneel kiezen.
Europa
Azië
Amerika
De parameter opslaan.