Page 266 of 566

264
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Parkeerhulp vóór
De functie wordt automatisch uitgeschakeld
zodra een aanhanger wordt aangekoppeld
of een fietsendrager op de trekhaak wordt
gemonteerd (auto's voorzien van een
trekhaak die volgens de voorschriften van
de fabrikant is gemonteerd).
Controleer bij slecht weer of in winterse
omstandigheden of de sensoren
soms bedekt zijn met modder, ijs
of sneeuw. Bij het inschakelen van
de achteruitversnelling geeft een
geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat
de sensoren vuil kunnen zijn.
De parkeerhulp kan geluidssignalen
geven als reactie op bepaalde
omgevingsgeluiden (motoren,
vrachtwagens, drilboren, enz.).
Aan de hand van het geluid dat via de luidspreker
(voor of achter) wordt weergegeven, is te herkennen
of het obstakel zich voor of achter de auto bevindt.
Uitschakelen/activeren
De functie kan worden uitgeschakeld of
geactiveerd via het configuratiemenu op het
scherm van de auto.
De status van de functie wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
De parkeerhulp is uitgeschakeld wanneer de
functie Park Assist bezig is de beschikbare
ruimte van een parkeerplaats te meten.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de functie Park Assist.
Storing
Wassen met hogedrukspuit
Houd tijdens het wassen van de auto
het uiteinde van de hogedrukspuit op
minimaal 30 centimeter van de sensoren.Als er een storing optreedt bij het
inschakelen van de achteruitversnelling,
gaat op het instrumentenpaneel dit
verklikkerlampje branden, in combinatie
met de weergave van een melding en
een geluidssignaal (kort piepsignaal).
Raadpleeg het Pe
ugeot- netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten controleren.
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de
parkeerhulp achter en wordt geactiveerd zodra
er bij een wagensnelheid van maximaal 10 km/h
vóór de auto een obstakel wordt gedetecteerd.
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra
de auto langer dan drie seconden stilstaat met
een ingeschakelde versnelling vooruit, als er
geen obstakel meer wordt gedetecteerd of
wanneer de wagensnelheid hoger wordt
dan 10 km/h.
Rijden
Page 274 of 566

272
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Park Assist
Dit systeem assisteert u actief bij het parkeren: het
detecteert een parkeerplek en neemt vervolgens
het sturen van u over bij het inparkeren.
Het systeem bedient de stuurinrichting
ter wijl de bestuurder het gaspedaal, het
rempedaal, de versnellingsbak en de koppeling
(handgeschakelde versnellingsbak) bedient.
ti
jdens het in- en uitparkeren informeert het
systeem de bestuurder met beelden op het
scherm en geluidssignalen, zodat hij erop
kan toezien dat de manoeuvres veilig worden
uitgevoerd. Bij het parkeren kan het noodzakelijk
zijn dat u enkele keren moet steken.
ti
jdens de manoeuvres draait het
stuur wiel snel rond: houd daarom het
stuur wiel niet tegen, steek niet uw
handen tussen de spaken en zorg dat
ook uw kleding, uw sjaal of stropdas,
uw handtas en dergelijke niet tussen de
spaken terechtkomen - Kans op letsel!
Als de Park Assist is geactiveerd, gaat
het Stop & Start-systeem niet over op
de S
t
o
P
-stand. In de S
t
o
P
-stand
wordt bij het activeren van de Park
Assist de motor weer gestart.
Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die echter te allen tijde zijn
aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen.
De bestuurder moet ervoor zorgen dat de
auto tijdens de gehele manoeuvre onder
controle blijft en geen obstakels kan raken.
ond
er bepaalde omstandigheden detecteren
de sensoren mogelijk geen kleine obstakels
die zich in hun dode hoeken bevinden.
De bestuurder kan op elk gewenst moment het
stuur zelf weer overnemen. De Park Assist assisteert u bij de volgende
parkeermanoeuvres:
A.
Fileparkeren.
B.
u
it
parkeren na fileparkeren.C.
H
aaks inparkeren.
De functie Park Assist werkt niet als de
motor is afgezet.
Rijden
Page 275 of 566

273
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
De Park Assist kan maximaal
4 parkeercycli achter elkaar uitvoeren.
Na deze 4 cycli wordt de functie
gedeactiveerd. Als u vindt dat uw auto
op dat moment niet goed geparkeerd
staat, moet u zelf het stuur weer ter
hand nemen om de manoeuvre te
voltooien. Het verloop van de manoeuvres
en de rijinstructies worden op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Controleer altijd de directe omgeving
van uw auto voordat u met een
parkeermanoeuvre begint.De assistentie is
gedeactiveerd: als
dit pictogram wordt
weergegeven, geeft dit aan
dat het sturen niet meer
door het systeem wordt
uitgevoerd: u moet het stuur
zelf weer ter hand nemen. De assistentie is geactiveerd:
als dit pictogram wordt
weergegeven in combinatie
met een maximumsnelheid,
geeft dit aan dat het sturen
wordt overgenomen door het
systeem: raak het stuur wiel
niet aan.
De functie parkeerhulp is niet
beschikbaar tijdens de meting van de
beschikbare ruimte. Na deze meting
waarschuwt de functie u tijdens de
manoeuvre als uw auto een obstakel
nadert: het geluidssignaal klinkt
ononderbroken als de ruimte tussen de
auto en het obstakel minder dan 30 cm
bedraagt.
Als u de functie parkeerhulp hebt
gedeactiveerd, wordt deze automatisch
weer geactiveerd bij de geassisteerde
manoeuvres.
Als de Park Assist wordt ingeschakeld, wordt het
Dodehoekbewakingssysteem uitgeschakeld.
6
Rijden
Page 276 of 566
274
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Werking
Hulp bij fileparkeren
F Selecteer "Park Assist" in het
menu Rijden van het touchscreen
om de functie te activeren.
Bij het fileparkeren herkent het systeem
geen parkeervakken die aanzienlijk
korter of langer zijn dan de auto.
op
het instrumentenpaneel gaat
dit verklikkerlampje branden om te
bevestigen dat de functie is geactiveerd. F
R
ijd niet sneller dan 20 km/h en
selecteer " Inparkeren " op het
touchscreen. F
S
chakel de richtingaanwijzer in aan
de zijde waar u wilt parkeren om de
meetfunctie te activeren. Zorg er daarbij
voor dat u een afstand van 0,5 tot 1,5 meter
tussen de geparkeerde auto's en uw auto
aanhoudt.
F
R
ijd langzaam en volg de instructies tot het
systeem een vrij parkeervak vindt.
F
Z
odra u een vrij parkeervak hebt
gevonden,
Rijden
Page 277 of 566
275
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
F Rijd langzaam vooruit tot er in combinatie met een geluidssignaal een
melding verschijnt die u verzoekt de
achteruitversnelling in te schakelen.
F
S
chakel de achteruitversnelling in, laat het
stuur wiel los en laat de auto rijden met een
snelheid van maximaal 7 km/h. F
D e geassisteerde parkeermanoeuvre is
bezig.
R
ijd niet sneller dan 7 km/h voor of
achteruit en volg de waarschuwingen van
de "Parkeerhulp" tot wordt aangegeven dat
de manoeuvre is voltooid. F
A ls de manoeuvre is voltooid, gaat het
verklikkerlampje van de functie op het
instrumentenpaneel uit en wordt een
melding weergegeven in combinatie met
een geluidssignaal.
D
e assistentie wordt gedeactiveerd: u kunt
het stuur weer overnemen.
6
Rijden
Page 278 of 566

276
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Hulp bij uitparkeren na
fileparkeren
F Selecteer "Park Assist" in het
menu Rijden van het touchscreen
om de functie te activeren.
F
D
ruk op " Uitparkeren " op het
touchscreen. F
S
chakel de richtingaanwijzer in aan de
zijde van de rijbaan.
F
S
chakel de achteruit- of vooruitversnelling
in en laat het stuur wiel los.
F
D
e geassisteerde parkeermanoeuvre is
bezig. Rijd niet sneller dan 5 km/h vooruit
of achteruit en volg de waarschuwingen
van de "Parkeerhulp" tot wordt aangegeven
dat de manoeuvre is voltooid.
F
S
tart als u vanuit een fileparkeervak wilt
wegrijden eerst de motor.
op
het instrumentenpaneel gaat
dit verklikkerlampje branden om te
bevestigen dat de functie is geactiveerd. De manoeuvre is voltooid zodra beide
voor wielen van de auto zich buiten het
parkeervak bevinden.
Als de manoeuvre is voltooid, gaat het
verklikkerlampje van de functie op het
instrumentenpaneel uit en wordt een
melding weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal.
De assistentie wordt gedeactiveerd: u kunt het
stuur weer overnemen.
Rijden
Page 279 of 566
277
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
F Selecteer "Park Assist" in het
menu Rijden van het touchscreen
de om de functie te activeren.
Hulp bij haaks inparkeren
op het instrumentenpaneel gaat
dit verklikkerlampje branden om te
bevestigen dat de functie is geactiveerd. F
S chakel de richtingaanwijzer in aan de
zijde van het gekozen parkeervak om de
meetfunctie te activeren. Zorg er daarbij
voor dat u een afstand van 0,5 tot 1,5 meter
tussen de geparkeerde auto's en uw auto
aanhoudt.
F
R
ijd langzaam vooruit tot er in
combinatie met een geluidssignaal een
melding verschijnt die u verzoekt de
achteruitversnelling in te schakelen.
F
R
ijd niet sneller dan 20 km/h en
selecteer " Vakparkeren " op het
touchscreen. Als er meerdere parkeervakken naast
elkaar worden gedetecteerd, wordt uw
auto naar het laatste parkeervak geleid.
F
Z
odra u een vrij parkeervak hebt
gevonden:
F
R
ijd langzaam en volg de instructies tot het
systeem een vrij parkeervak vindt.
6
Rijden
Page 280 of 566

278
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
F Schakel de achteruitversnelling in, laat het stuur wiel los en laat de auto rijden met een
snelheid van maximaal 7 km/h.
F
D
e geassisteerde parkeermanoeuvre is
bezig.
R
ijd niet sneller dan 7 km/h en volg de
instructies op het instrumentenpaneel en
de waarschuwingen van de "Parkeerhulp"
tot wordt aangegeven dat de manoeuvre is
voltooid. Als de manoeuvre is voltooid, gaat het
verklikkerlampje van de functie op het
instrumentenpaneel uit en wordt een
melding weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal.
De assistentie wordt gedeactiveerd: u kunt het
stuur weer overnemen.ti
jdens het inparkeren of het uitrijden
van een parkeervak kunnen de functies
achteruitrijcamera en 360°-camera in
werking treden. Deze functies zorgen
ervoor dat u een beter overzicht hebt
van de directe omgeving van de auto
door aanvullende informatie op het
instrumentenpaneel weer te geven.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over
de
360°-camera.
ti
jdens het haaks inparkeren wordt
de functie Park Assist automatisch
gedeactiveerd zodra de achterzijde
van de auto een obstakel tot minder
dan 50 cm is genaderd.
Rijden