279
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Het systeem kan worden gedeactiveerd door
op de toets te drukken.
Het systeem wordt automatisch gedeactiveerd:
-
a
ls het contact wordt afgezet,
-
a
ls de motor afslaat,
-
a
ls er binnen 5 minuten na het selecteren
van het type manoeuvre niet wordt gestart
met een manoeuvre,
-
a
ls de auto tijdens de manoeuvre langdurig
blijft stilstaan,
-
a
ls de antispinregeling (ASR) in werking
treedt,
-
a
ls de maximale wagensnelheid wordt
overschreden,
-
a
ls de bestuurder het stuur wiel tegenhoudt,
-
n
a meer dan 4 parkeercycli,
-
a
ls het bestuurdersportier wordt geopend,
-
a
ls één van de voor wielen op een
obstakel
stuit.
Het verklikkerlampje van de functie op het
instrumentenpaneel gaat uit en er wordt een
melding weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal.
De bestuurder moet nu het stuur weer
overnemen.
Deactiveren
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld:
-
b ij het trekken van een aanhangwagen
(aangesloten op de trekhaakaansluiting),
-
a
ls het bestuurdersportier wordt geopend,
-
b
ij een wagensnelheid van meer dan
70
km/h.
Raadpleeg om het systeem voor langere duur
te laten uitschakelen het P
e
ugeot
-
netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Storing
In het geval van een storing in de
stuurbekrachtiging wordt dit pictogram
weergegeven op het instrumentenpaneel in
combinatie met een waarschuwingsmelding.
Raadpleeg het Pe ugeot- netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Uitschakelen
Als de ruimte tussen uw auto en de
parkeerplek te groot is, kan het systeem
mogelijk de beschikbare ruimte niet meten.
ob
jecten die groter zijn dan de afmetingen
van de auto (bijvoorbeeld een op het
dak vervoerde ladder), worden bij een
manoeuvre niet gedetecteerd door het
Park Assist-systeem.
Controleer bij slecht weer en bij winterse
omstandigheden of de sensoren niet
worden bedekt met vuil, rijp of sneeuw.
Laat in het geval van een storing het
systeem controleren door het P
e
ugeot
-
n
etwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Als het systeem tijdens een manoeuvre
wordt gedeactiveerd, moet de
bestuurder het systeem weer activeren
om de meting voort te zetten. In het geval van een storing knippert
dit verklikkerlampje even, in
combinatie met een geluidssignaal.
Als de storing optreedt tijdens het
gebruik van het systeem, gaat het
verklikkerlampje uit.
Wassen met een hogedrukreiniger
Houd tijdens het wassen van de auto het
uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal
30
cm van de sensoren.
6
Rijden
349
3008-2_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016
Make-upspiegel ............................................ 120
Massagefunctie ............................................... 98
Massages op meerdere punten
......................98
M
atten
........................................................... 127
Mat verwijderen
............................................ 12
7
Milieu
......................................................... 10, 63
Milieubewust rijden
......................................... 10
M
istachterlicht
....................................... 142, 329
Mistlampen
...............................
.....................142
Mistlampen vóór
............142, 151 , 323 , 324, 326
Monochroom display
....................................... 45
M
onteren allesdragers
..................................293
Motoren
................................................ 338, 340
Motorkap
....................................................... 294
Motorkapsteun
...............................
...............294
Motorolie
...............
........................................ 297
Motorolieniveaumeter
...............................36, 40
M
Neerklapbare rugleuning ................................ 92
N eerklappen stoelen achter .........................13 0
Niveau brandstofadditief diesel
...........300, 301
Niveau koelvloeistof
................................32, 299
Niveau remvloeistof
...................................... 29
8
N
oliefilter ......................................................... 301ol
iefilter (vervangen) .................................... 301
ol
ieniveau
............................................... 36, 297
ol
iepeilstok
..............................
...............36, 297
oli
everbruik
................................................... 2
97
on
der de motorkap
..............................29
5, 296
ond
erhoudscontroles
...............................10, 33
ond
erhoudsindicator
................................ 33,
40
on
tdooien .............................................. 11 6, 118
on
tgrendelen
............................................ 55, 58
O
ontgrendelen achterklep .......................... 57, 59on
tgrendelen van binnenuit ...........................68
on
tluchten brandstofsysteem
....................... 3
08
on
twasemen
................................................. 11 6
on
twasemen achter
.............................. 11
6, 118
on
twasemen voor
......................................... 11 6
op
bergvakken
.......11 9, 120 , 124, 13 4 , 13 5, 13 9
op
bergvakken portieren
...............................11 9
op
enen bagageruimte
..............................58, 75
op
enen brandstofvulklep
.............................281
op
enen motorkap
......................................... 294
op
enen portieren
...................................... 58, 74
op
enen ruiten
................................................. 55op
schakelindicator
....................................... 218
op
slaan van de snelheid
..............................226
ov
erzicht gewichten
.............................339, 342
ov
erzicht motoren
............................... 338, 340
Niveau ruitensproeiervloeistof
.............. 15 4, 299
Niveaus controleren
.............................. 2 97- 3 0 0
Niveaus en controles
............................ 295-300
Noodbediening achterklep
.............................. 81
Noodbediening portieren
................................ 64
N
oodoproep
.................................................. 15 8
Noodprocedure afzetten van de motor
......... 202
Noodprocedure starten
........................ 202, 333
Noodremassistentie
.............................. 160, 249
Nulstelling dagteller
........................................ 41
N
ulstelling onderhoudsindicator
..................... 35
Panorama
...................................................... 265
Panoramisch schuifdak
..................................84
Parfumeur
............................................. 12
5, 126
Parfumeur (element)
............................. 12
5, 126
Park Assist
............................................ 272, 2 74
P
.
Index
350
3008-2_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016
Regeling luchtopbrengst ...............................111
R egeling luchtverdeling ................................111
Regelmatige controles
..........................301, 302
Regelmatig onderhoud
...................................10
Regeneratie roetfilter
.................................... 301
Rembekrachtigingsysteem
........................... 16
0
Remblokken
.................................................. 302
Remlichten
.................................................... 328
Remmen
.................................................. 26, 302
Remschijven .................................................. 302Schakelaars stoelverwarming
........................
97
S
CR (Selective Catalytic Reduction)
......31, 303
SCR-systeem
..........................................31, 303
Selectiehendel
..............................................2 11
Selectiehendel automatische transmissie
.... 2
11
S
R
Serienummer auto ........................................345
Set voor tijdelijke bandenreparatie .......309, 312
Sfeerverlichting
....................................... 42, 129
Signalering onoplettendheid
.................252, 253
Sjorogen
........................................................ 13 5
Skiluik
............................................................ 13 4
Slepen van een auto
..................................... 336
Sleutel
................................................ 54, 63 , 64
Sleutel met afstandsbediening
..................... 19
7
Sleutel niet herkend
...................................... 2
02
Sneeuwkettingen
................................. 223, 292
Sneeuwschermen
......................................... 291
Snelheidsbegrenzer
.....................226, 229 , 231
Snelheidslimietherkenning
...........................227
Snelheidsregelaar
................226, 229 , 234 , 238
Snelheidsregeling met snelheidslimietherkenning
..........................229
Spaarfase
...................................................... 290
Starten ........................................................... 333
Starten van de auto....................... 197, 200 , 2 11
Stilzetten van de auto
...................197, 200 , 2 11
Stoelen achter
............................................... 13 0
Stoelen verstellen
............................... 90, 91 , 94
Stoelverwarming
............................................. 97
Stop & Start
........................ 18, 21 , 44 , 105 , 11 6,
219 , 281 , 294 , 301, 335
Stuurkolomschakelaars
................................2 11
Stuurslot
........................................................ 197
Stuurwiel (verstellen)
...................................... 99
Supervergrendeling
.................................. 56,
62
Synchroniseren afstandsbediening
................67
Reservewiel
.................................. 309, 317 , 345
Reservoir ruitensproeiers ............................. 29
9
Resetten bandenspanningscontrolesysteem
.... 224 , 225
Resetten van het traject
.................................. 43
R
ichtingaanwijzers
............... 14 4, 323 , 324, 328
Rijadviezen
........................................... 195, 19 6
Rijden
...............
.............................................. 88
Rijstrookcontrolesystemen
........................... 160
Rijverlichting
................................................. 141
Roetfilter
............................................... 300, 301
Ruitbediening
.................................................. 82
Ruitensproeier achter
................................... 153
Ruitensproeiers vóór ..................................... 153
Ruitenwisser achter
...................................... 153
Ruitenwisserbladen (vervangen)
.................. 15 4
Ruitenwissers
.................................. 20,
152 , 155
Ruitenwisserschakelaar
................ 15
2 , 153 , 155
Parkeerhulp achter .......................................
26
3
Parkeerhulp vóór
........................................... 264
Parkeerlichten
.............. 14
3 , 14 4 , 323 , 324, 328
Persoonlijke instellingen
................................. 13
Pe
ugeot
Connect Assistance
................... 15 8
P
e
ugeot
Connect Packs
........................... 15 8
P
e
ugeot
Connect S
oS
............................. 15
8
Plafonniers
.................................................... 128
Portieren
......................................................... 74
Portieren sluiten
............................ 56, 60-62 , 74
Pyrotechnische gordelspanners
................... 17
1
Index
31
.
Audio en telematica
Om veiligheidsredenen is het gebruik
van een smartphone tijdens het
rijden verboden. Het gebruik van
de smartphone vraagt namelijk veel
aandacht van de bestuurder.
De handelingen moeten dan ook bij
stilstaande auto
worden uitgevoerd.
Verbinding voor online navigatie
Werkingsprincipes en normen
zijn permanent aan verandering
onderhevig. Om te zorgen voor een
optimale communicatie tussen de
smartphone en het systeem, adviseren
wij u om het besturingssysteem van
uw smar tphone en de datum en tijd
op zowel de smar tphone als het
systeem up to date te houden.
Met online navigatie beschikt u over de
volgende diensten.
Een pakket online ser vices:
- Weer,
- Ta n k s t a t i o n s ,
- Parkeerplaatsen,
- Ver keer,
- zoaken naar lokale POI's.
Een pakket "Gevarenzone" (optioneel). Activeer de Bluetooth-functie van de
telefoon en maak hem "zichtbaar"
(zie de rubriek "Connect-App").
Sluit de USB-kabel aan.
De smartphone bevindt zich in de laadmodus
als hij via de USB-kabel is verbonden.
Het systeem is automatisch
verbonden met het geïntegreerde
modem voor de diensten "Urgence-
en Assistance-oproep", een
verbinding maken via de smartphone
van de gebruiker is niet nodig.
Als "TOMTOM TR AFFIC" wordt
weergegeven, zijn de diensten
beschikbaar.
Voor de online navigatie kunt u
gebruikmaken van de internetverbinding
van de auto (via de diensten "Urgence-
of Assistance-oproep") of uw
smartphone als modem gebruiken.
Activeer en configureer het delen
van de internetverbinding van uw
smartphone.
Beperkingen m.b.t. het gebruik:
- Met CarPlay
®
kan uitsluitend de
wifi-verbinding worden gedeeld.
- Met MirrorLink
TM
kan uitsluitend de
USB-verbinding worden gedeeld.
De kwaliteit van de diensten is
afhankelijk van de kwaliteit van het
netwerk. Selecteer een door het systeem
gevonden wifi-netwerk en maak
hier verbinding mee (zie de rubriek
"Connect-App").
USB-verbinding
Internetverbinding via het
systeem van de auto
Internetverbinding via de mobiele
telefoon van de gebruiker
Bluetooth-verbinding
Wifi-verbinding