Page 169 of 259

Rijden en bediening167Let op
Het parkeerhulpsysteem herkent
automatisch een af fabriek gemon‐
teerde trekhaak. Het systeem wordt
gedeactiveerd zodra u de stekker
erin steekt.
De sensor kan een niet-bestaand voorwerp (storingsecho) herkennen
als gevolg van akoestische of
mechanische invloeden van
buitenaf.
Let op
De parkeerhulp wordt uitgeschakeld
wanneer het draagsysteem aan de
achterzijde wordt uitgetrokken.
Achteruitkijkcamera De achteruitkijkcamera helpt de
bestuurder bij het achteruitrijden door
middel van een weergave van het
gebied achter de auto.
Het camerabeeld verschijnt op het Info-Display.9 Waarschuwing
De achteruitrijcamera kan nooit
het zicht van de bestuurder
vervangen. Let op: voorwerpen
die zich buiten het bereik van de
camera en de sensoren van de
geavanceerde parkeerhulp bevin‐
den, bijv. onder de bumper of
onder de auto, worden niet
getoond.
Rijd nooit achteruit als u alleen op het Info-Display hebt gekeken.
Controleer eerst de omgeving aan
de achterzijde en rondom de auto
voordat u achteruit rijdt.
Activeren
De achteruitkijkcamera wordt auto‐ matisch ingeschakeld als de auto in
de achteruitversnelling wordt gescha‐ keld.
Werking
De camera zit in de handgreep van de
achterklep en heeft een zichthoek
van 130°.
Page 170 of 259

168Rijden en bedieningVanwege de hoge positie van de
camera is, bij wijze van leidraad voor de positie, de achterbumper op het
display zichtbaar.
De door de camera weergegeven
zone is beperkt. De afstand op het
beeld op de display, verschilt van de
werkelijke afstand.
Hulplijnen
Dynamische hulplijnen zijn horizon‐
tale lijnen met een onderlinge afstand van een meter die op de afbeelding
zijn geprojecteerd om de afstand tot
de getoonde objecten te kunnen
bepalen.De baan van de auto wordt afgebeeld
die overeenkomt met de stuurhoek.
Waarschuwingssymbolen
Waarschuwingssymbolen zijn op het
beeld weergegeven als driehoekjes
9 en geven obstakels aan die door de
achtersensoren van de geavan‐
ceerde parkeerhulp zijn geconsta‐
teerd.
Ook verschijnt 9 op de bovenste
regel van het Info-Display met de
waarschuwing om de omgeving van
de auto te controleren.
Deactiveren
De camera wordt gedeactiveerd
wanneer een bepaalde snelheid voor‐ uit wordt overschreden of als de
achteruitversnelling gedurende ca.
10 seconden niet is ingeschakeld.
De achteruitkijkcamera kan handma‐
tig worden gedeactiveerd in het menu
met Persoonlijke instellingen op het
Info-Display. Selecteer de relevante
instelling in Instellingen.
Persoonlijke instellingen 3 108.Hulplijnen en
waarschuwingssymbolen
deactiveren
7 inch Colour-Info-Display: u kunt de
visuele hulplijnen en waarschuwings‐ symbolen activeren of deactiveren
met de aanraaktoetsen in het onder‐
ste deel van het display.
8 inch Colour-Info-Display: u kunt de
visuele hulplijnen en waarschuwings‐
symbolen activeren of deactiveren in
het menu Instellingen op het
Info-Display.
Info-Display 3 105.
Persoonlijke instellingen 3 108.
Page 171 of 259

Rijden en bediening169Storing
Storingsmeldingen worden weerge‐
geven met een 9 op de bovenste
regel van het Info-Display.
De achteruitkijkcamera werkt moge‐
lijkerwijs niet goed:
● In een donkere omgeving.
● Als de zon of de straal van koplampen rechtstreeks op de
lens van de camera valt.
● Als de cameralens door ijs, sneeuw, modder of iets anders is
vervuild. Reinig de lens, spoel
deze met water en veeg deze
met een zachte doek af.
● De auto een aanhangwagen trekt.
● De auto een aanrijding aan de achterzijde heeft gehad.
● Bij extreme temperatuurwisselin‐
gen.Verkeersbordherkenning
Werking Het verkeersbordherkenningssys‐
teem herkent bepaalde borden via
een frontcamera en toont deze in het
Driver Information Center.
Verkeersborden die worden herkend
zijn:
Verkeersborden met beperkingen en
geen doorgang ● maximumsnelheid
● inhaalverbod
● einde maximumsnelheid
● einde inhaalverbodBewegwijzering
Begin en eind van:
● stadsregio's (landspecifiek)
● snelwegen
● A-wegen
● speelstratenOnderborden ● bijkomende hints bij verkeersbor‐
den
● verbod op aanhanger trekken ● beperkingen voor trekkers
● waarschuwing bij nat wegdek
● waarschuwing bij ijzel
● richtingspijlen
Snelheidsbeperkingsborden worden
in het Driver Information Center
getoond tot het volgende snelheids‐
beperkingsbord of het einde van de
snelheidsbeperking wordt gedetec‐
teerd, of totdat een bepaalde time-out
van het verkeersbord is verstreken.
Page 172 of 259

170Rijden en bediening
In het display zijn combinaties van
meerdere borden mogelijk.
Een uitroepteken in een kader duidt
erop dat er een bijkomend verkeers‐
bord is gedetecteerd dat niet duidelijk
door het systeem wordt herkend.
Het systeem werkt zonder prestatie‐
verlies tot een snelheid van maximaal 200 km/h, afhankelijk van de verlich‐
ting. 's Nachts is het systeem actief tot een snelheid van 160 km/h.
Displayweergave
Informatie over de op dit moment geldige verkeersborden is beschik‐
baar op de desbetreffende pagina op
het Driver Information Center.
Bovendien wordt de huidige geldige
snelheid permanent op de onderste
regel van het Driver Information
Center aangegeven. Als er een snel‐
heidslimiet met add-on beschikbaar
is, staat het symbool + in dit gebied.Kies ? via MENU en selecteer
Verkeersbordherkenning met het
stelwiel op de richtingaanwijzerhen‐
del 3 100.
Wanneer u een andere pagina op het
menu Driver Information Center hebt
gekozen en u daarna weer de pagina met de verkeersbordherkenning
kiest, wordt het laatst herkende
verkeersbord getoond.
Waarschuwingsfunctie
U kunt de waarschuwingsfunctie acti‐ veren en deactiveren in het instellin‐
genmenu van de pagina met
verkeersbordherkenning.
Page 173 of 259
Rijden en bediening171
Wanneer de functie is geactiveerd ende pagina met verkeersbordherken‐
ning wordt niet getoond, worden de
net waargenomen snelheidslimiet en
'niet inhalen'-borden weergegeven
als waarschuwingen in het Driver
Information Center.
Druk wanneer de pagina met de
verkeersbordherkenning wordt
getoond, op SET/CLR op de richting‐
aanwijzer.
Selecteer Waarschuw. AAN of
Waarschuw. UIT met het stelwiel en
druk op SET/CLR .
De pop-upwaarschuwing wordt onge‐
veer acht seconden lang weergege‐
ven op het Driver Information Center.
Systeem terugstellen
De inhoud van het verkeersbordge‐
heugen kan in het menu Instellingen
van de pagina Verkeersbordherken‐
ning worden gewist door
Terugstellen te selecteren en te
bevestigen door SET/CLR op de rich‐
tingaanwijzerhendel langere tijd in te
drukken.
Page 174 of 259

172Rijden en bedieningU kunt ook SET/CLR drie seconden
indrukken om de inhoud van de
pagina te wissen.
Na een reset hoort u een geluidssig‐
naal en het volgende "Standaard‐
bord" wordt weergegeven totdat het
volgende verkeersbord wordt gede‐
tecteerd.
In sommige gevallen wordt verkeers‐
bordherkenning automatisch door het
systeem gewist.
Wissen van verkeersborden
Er zijn verschillende scenario's waar‐
bij de op dit moment getoond
verkeersborden worden gewist. Na
het wissen verschijnt het "Standaard‐ bord" op het Driver Information
Center.
Redenen voor het wissen van
verkeersborden:
● Een vooraf ingestelde afstand werd gereden of een vooraf inge‐
stelde periode is verlopen
(verschillend per verkeersbord)
● Er wordt een bocht genomen
● De snelheid daalt tot onder 52 km/h (bebouwde kom waargeno‐men)
Storing
De verkeersbordherkenning werkt
eventueel niet goed als:
● Het deel van de voorruit waar de frontcamera zich bevindt, is nietschoon of er zijn bijvoorbeeld
stickers geplakt.
● Verkeersborden geheel of gedeeltelijk bedekt zijn of lastig
waarneembaar zijn.
● De omgevingsomstandigheden ongunstig zijn, bijv. harde regen,
sneeuw, direct zonlicht of scha‐
duwen.● De verkeersborden incorrect gemonteerd of beschadigd zijn.
● Verkeersborden niet voldoen aan
het Verdrag van Wenen inzake
de verkeerstekens (Wiener
Übereinkommen über
Straßenverkehrszeichen).Voorzichtig
Het systeem is bedoeld om de bestuurder binnen een vast snel‐
heidsbereik te helpen bij de waar‐
neming van bepaalde verkeers‐
borden. Negeer geen verkeers‐
borden die het systeem niet weer‐ geeft.
Het systeem herkent geen andere
verkeersborden dan de conventi‐
onele versies die een maximum‐
snelheid aangeven of beëindigen.
Laat u door dit speciale systeem
niet verleiden tot een roekeloze
rijstijl.
Pas uw snelheid altijd aan de staat van het wegdek aan.
Page 175 of 259

Rijden en bediening173De hulpsystemen ontnemen de
bestuurder niet zijn verantwoorde‐
lijkheid voor het besturen van de
auto.
Lane Departure Warning
Het Lane Departure Warning-
systeem houdt via een frontcamera
de belijning in het oog van de rijstrook
waarin u rijdt. Het systeem detecteert veranderingen van rijstrook en waar‐
schuwt u met visuele en akoestische signalen wanneer u onbedoeld van
rijstrook verandert.
De criteria voor een onbedoelde
verandering van rijstrook zijn:
● geen gebruik van de richtingaan‐
wijzers
● geen gebruik van het rempedaal
● geen gebruik van het gaspedaal of snelheidsverhoging
● geen actieve stuurbeweging
Wanneer de bestuurder actief is,
waarschuwt het systeem niet.
Activeren
U activeert het Lane Departure
Warning-systeem door ) in te druk‐
ken. Het brandende led-lampje in de
toets geeft aan dat het systeem is
ingeschakeld.
Wanneer het controlelampje ) in de
instrumentengroep groen brandt, is
het systeem klaar voor gebruik.
Het systeem werkt alleen bij snelhe‐
den hoger dan 56 km/h en wanneer
een wegbelijning aanwezig is.
Wanneer het systeem een onbe‐ doelde verandering van rijstrook
herkent, dan wordt het controle‐
lampje ) geel en knippert deze.
Tegelijkertijd hoort u een geluidssig‐
naal.
Page 176 of 259

174Rijden en bedieningDeactiveren
U deactiveert het systeem door ) in
te drukken. Het led-lampje in de knop
gaat dan uit.
Bij snelheden lager dan 56 km/h
werkt het systeem niet.
Storing
Het Lane Departure Warning-
systeem werkt mogelijkerwijs niet
goed wanneer:
● de voorruit niet schoon is
● de omgevingsomstandigheden ongunstig zijn, zoals zware
regenval, sneeuw, direct zonlicht
of schaduwen
Het systeem kan niet werken als het
geen rijstrookmarkering waarneemt.Brandstof
Brandstof voorbenzinemotoren
Gebruik uitsluitend ongelode brand‐
stof die voldoet aan de Europese
norm EN 228 of E DIN 51626-1 of
gelijkwaardig.
De motor kan draaien op brandstof
met een ethanolgehalte van maxi‐
maal 10% (bijv. E10).
Brandstof met het aanbevolen
octaangetal gebruiken. Bij een lager
octaangetal kunnen het motorvermo‐
gen en -koppel lager zijn en neemt het brandstofverbruik iets toe.Voorzichtig
Gebruik geen brandstof of brand‐
stofadditieven die metalen
bestanddelen bevatten, zoals
additieven op mangaanbasis. Dat
kan motorschade veroorzaken.
Voorzichtig
Gebruik van brandstof die niet
voldoet aan EN 228 of E DIN
51626-1 of soortgelijk, kan leiden
tot afzettingen of motorschade.
Voorzichtig
Gebruik van brandstof met een
lager octaangetal dan het laagst
mogelijke octaangetal kan onge‐
controleerde verbranding en
motorschade veroorzaken.
Voor de motorspecifieke vereisten
met betrekking tot het octaangetal
verwijzen we u naar het overzicht
motorgegevens 3 237. Eventuele
andere informatie op een label op de
tankvulklep heeft altijd prioriteit.
Brandstof voor dieselmotoren
Alleen loodvrije dieselbrandstof
gebruiken die voldoet aan EN 590.