Veiligheidssysteem van uw auto
6
3
Afstellen van voorstoel
- elektrisch
(indien van toepassing)
De voorstoel kan worden afgesteld met
de bedieningsschakelaar aan de
buitenzijde van de zitting. Stel voor het
rijden de stoel af in de juiste stand zodathet stuurwiel, de pedalen en de
schakelaars op het dashboard
gemakkelijk bediend kunnen worden.Voorwaartse/achterwaartse richting
1. Druk de knop naar voren of naar
achteren om de stoel in de gewenste
stand te zetten.
2. Laat de knop los zodra de zitting in de gewenste stand staat.
WAARSCHUWING
De elektrisch verstelbare stoelen
kunnen bediend worden met hetcontact in stand LOCK.
Laat kinderen daarom nooit alleen
achter in de auto.
OPMERKING
• Elektrisch verstelbare stoelen worden aangedreven doorelektromotoren. Laat deschakelaar los als de stoel juist
afgesteld is. Anders kunnen de elektrische onderdelen
beschadigd raken.
• Het verstellen van de stoelen kost behoorlijk veel stroom. Beperk
daarom het verstellen van destoelen tot een minimum zolang
de motor niet loopt.
• Bedien niet meerdere schakelaars tegelijkertijd. Anders
kunnen de elektromotoren of andere elektrische onderdelen
beschadigd raken.
ODM032006
359
Veiligheidssysteem van uw auto
(Vervolg)
• Het aanvullend veiligheidssys-teem werkt allen als het contact
in stand ON staat. Als het
waarschuwingslampje air bagniet gaat branden of als het ook
blijft branden als er na het in
stand ON zetten van het contact 6
seconden verstreken zijn of de
motor gestart is, of als het gaat
branden tijdens het rijden, werkt
het aanvullend
Veiligheidssysteem niet goed.
Als dit gebeurt adviseren we u
het systeem te laten controleren
door een officiële HYUNDAI-
dealer.
• Zet voor het vervangen van een zekering of het losnemen van een
accukabel het contact eerst instand LOCK en verwijder de
contactsleutel. Vervang of
verwijder een zekering die aan
het airbagsysteem gerelateerd isnooit als het contact in stand ON
staat. Het niet opvolgen van deze
waarschuwing zal ertoe leiden
dat het waarschuwingslampje air
bag zal gaan branden.
B240B05L
Airbag voorpassagier
WAARSCHUWING
• Plaats geen accessoires (beker- houder, CD-houder, sticker, enz.)
of stickers enz. op het paneel
boven het dashboardkastje in
auto's met een airbag
voorpassagier. Dergelijke
voorwerpen kunnen gevaarlijke
projectielen worden en letsel
veroorzaken wanneer de airbag
voorpassagier geactiveerd wordt.
• Plaats een eventuele lucht- verfrisser ook niet in de buurt vanhet instrumentenpaneel of op het
dashboard. Dit kan een gevaarlijk
projectiel worden en letsel
veroorzaken wanneer de airbag
voorpassagier geactiveerd wordt.
WAARSCHUWING
• Als de airbag geactiveerd wordt, is er een luide knal hoorbaar en
komt er fijn stof vrij in de auto.
Dit is normaal en niet gevaarlijk -
het fijne poeder wordt gebruikt bij
het vouwen van de airbags. Het
stof dat vrijkomt bij het activeren
van de airbag kan huid- of
oogirritatie veroorzaken en
astmatische klachten bij
daarvoor gevoelige personen
verergeren. Was de aan het stof
blootgestelde huid na een
ongeval waarbij de airbags zijn
geactiveerd altijd zorgvuldig met
koud water en een milde
zeepoplossing.
(Vervolg)
439
Kenmerken van uw auto
Elektrisch bedienbare ruiten
Om de ruiten elektrisch te kunnen bedienen moet het contact in stand ONstaan.
Ieder portier is voorzien van een
schakelaar voor de bediening van de
desbetreffende ruit. Het
bestuurdersportier beschikt over een
hoofdschakelaar, waarmee alle ruiten
van de auto kunnen worden bediend. De
bestuurder beschikt ook over een
blokkeerschakelaar waarmee de
ruitbediening van de schakelaars op de
overige portieren uitgeschakeld kan
worden.
De ruiten kunnen worden bediend tot ca. 30 seconden nadat het contact in stand
ACC of LOCK is gezet of de
contactsleutel is verwijderd. Wanneer de
voorportieren geopend zijn, kunnen de
ruiten niet bediend worden, zelfs niet
binnen de periode van 30 seconden.✽AANWIJZING
Wanneer tijdens het rijden de
achterruiten geopend zijn of het schuif-
/kanteldak (gedeeltelijk) geopend is,
ondervindt u mogelijk hinderlijk
windgeruis. Dit is normaal en kan
worden verminderd of verholpen door
het volgende te doen. Wanneer
windgeruis optreedt terwijl een
achterruit geopend is of beide
achterruiten geopend zijn, kunt u beide
voorruiten een paar centimeter laten
zakken. Wanneer u windgeruis
ondervindt terwijl het schuif-/kanteldak
geopend is, kunt u het dak een iets
sluiten.Ruiten openen en sluiten
Ty p e A
Druk de desbetreffende schakelaar aan
de voorzijde in of trek deze omhoog om
een ruit te openen of te sluiten tot het
eerste zware punt (5).
ODM042020
Kenmerken van uw auto
48
4
Indien uw auto is uitgerust met een schuif-/kanteldak, kunt u het schuif-
/kanteldak met behulp van de hendel in
de dakconsole openschuiven ofkantelen.
Het schuifdak kan worden bediend tot
ongeveer 30 seconden nadat het contact
in stand ACC of LOCK is gezet of de
contactsleutel is verwijderd. Wanneer de
voorportieren echter geopend zijn, kan
het schuifdak niet geopend worden, zelfs
niet binnen de periode van 30 seconden. • In een koud en nat klimaat werkt het
schuif-/kanteldak mogelijk niet door
bevriezingsverschijnselen.
• Veeg na het wassen van de auto en na een regenbui het schuif-/kanteldak
eerst droog alvorens het te openen.
PANORAMISCH SCHUIF-/KANTELDAK (INDIEN VAN TOEPASSING)
ODM042028
OPMERKING -
Bedieningshendel schuif- /kanteldak
Beweeg de hendel niet langer als
het schuif-/kanteldak volledig is
geopend, gesloten of gekanteld. Hierdoor kunnen de motor en
andere onderdelen beschadigd raken.
OPMERKING
Zorg er bij het verlaten van uw auto
voor dat het schuif-/kanteldakvolledig is gesloten. Als het schuif- /kanteldak open blijft, kan sneeuw
of regen in het interieur komen of kan de auto worden gestolen.
Kenmerken van uw auto
54
4
Elektronische stuurbekrachtiging
(indien van toepassing)
De stuurbekrachtiging reduceert de
benodigde stuurkracht door gebruik te
maken van een elektromotor. Bij een
niet-draaiende motor of bij een defecte
stuurbekrachtiging blijft de auto
bestuurbaar, maar is de benodigde
stuurkracht veel groter.
De elektromotor die voor de
bekrachtiging zorgt, wordt geregeld dooreen module die de elektromotor
aanstuurt op basis van signalen over het
stuurkoppel en de rijsnelheid.
Het verdraaien van het stuurwiel wordt
zwaarder wanneer de rijsnelheid
toeneemt en lichter wanneer de snelheid
afneemt. Hierdoor heeft u een betere
controle over het stuurwiel.
Indien u merkt dat onder normale
omstandigheden het sturen van de auto
zwaarder gaat dan normaal, weadviseren u het systeem te laten
controleren door een officiële HYUNDAI-
dealer.✽AANWIJZING
De volgende symptomen kunnen zich
tijdens normaal gebruik voordoen:
• Het waarschuwingslampje EPS brandt niet.
• Het draaien aan het stuurwiel gaat zwaarder nadat het contact in stand
ON wordt gezet. Dit gebeurt als het
systeem de EPS-diagnose uitvoert. Als
de zelfdiagnose voltooid is, gaat het
draaien aan het stuur weer net zo licht
als anders.
• Er kan een klikkend geluid hoorbaar
zijn van het EPS-relais na het in stand
ON of LOCK/OFF zetten van het
contact.
• Het geluid van de elektromotor is
mogelijk hoorbaar als de auto stilstaat
of met lage snelheid rijdt.
• De benodigde stuurkracht neemt toe als het stuurwiel voortdurend wordt
gedraaid wanneer de auto niet in
beweging is. Na een paar minuten
gaat het draaien aan het stuurwiel
weer net zo licht als anders.
(Vervolg)(Vervolg)
• Als de elektrische stuurbekrachtiging
niet goed werkt, gaat het waar-
schuwingslampje op het instru-
mentenpaneel branden. Mogelijk
werkt het stuurwiel niet goed of kunt
u de controle verliezen. We adviseren
u contact op te nemen met een officiële
HYUNDAI-dealer.
• Wanneer u in koude weersomstandig- heden het stuurwiel verdraait, kan
een vreemd geluid te horen zijn.
Wanneer de temperatuur stijgt, zal
het geluid verdwijnen. Dit is een
normaal verschijnsel.
STUURWIEL
Kenmerken van uw auto
80
4
OnderwerpenToelichting
Automatisch Vergrendelen
• Uit: De centrale vergrendeling wordt uitgeschakeld.
• Activeren op snelheid: Alle portieren worden automatisch vergrendeld als een snelheid van 15
km/h wordt overschreden.
• Activeren bij schakelen: Alle portieren worden automatisch vergrendeld wanneer de selectiehendel van de automatische transmissie vanuit stand P
(parkeren) in stand R (achteruit), N (neutraal) of D (rijden) wordt gezet.
Automatisch Ontgrendelen
• Uit: De centrale ontgrendeling wordt uitgeschakeld.
• Motor uit/aan, sleutel uit contact: Alle portieren worden automatisch ontgrendeld als de contactsleutel uit het contactslot wordt verwijderd of als de
toets ENGINE START/STOP in de stand LOCK wordt gezet.
• Ontgrendelen bestuurdersportier: Alle portieren worden automatisch ontgrendeld als het bestuurdersportier wordt ontgrendeld.
In stand P zetten: Alle portieren worden automatisch ontgrendeld wanneer de selectiehendel van de automatische transmissie in stand P (parkeren) wordt gezet.
Terugkoppeling claxon
Als deze optie wordt aangevinkt, wordt het bevestigingssignaal van de claxon geactiveerd.
Nadat de portieren zijn vergrendeld met de vergrendeltoets van de afstandsbediening,
klinkt wanneer u deze toets binnen 4 seconden nogmaals indrukt eenmaal een geluidssignaal ter
bevestiging dat alle portieren zijn vergrendeld.
Elektrisch bedienbareachterklep
(indien van toepassing)Als deze optie wordt aangevinkt, wordt de elektrische bediening van de achterklep ingeschakeld.
Zie "Achterklep" in dit hoofdstuk voor meer informatie.
Smart Tailgate
(indien van toepassing)
Als deze optie wordt aangevinkt, wordt de bediening van de Smart Tailgate ingeschakeld.
Als de elektrische bediening van de achterklep niet is ingeschakeld,
kunt u deze functie niet inschakelen.
Zie "Achterklep" in dit hoofdstuk voor meer informatie.
Portier (Door)
4 113
Kenmerken van uw auto
Controlelampje AUTOHOLD (indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
• [Wit] Als u het AUTO HOLD-systeem inschakelt door de toets AUTO HOLD
in te drukken.
• [Groen] Als u de auto door het intrappen van het rempedaal volledig
tot stilstand brengt terwijl het AUTO
HOLD-systeem is ingeschakeld.
• [Geel] In het geval van een storing in het AUTO HOLD-systeem.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Zie voor meer informatie "AUTO HOLD"in hoofdstuk 5.
Controlelampje voorgloeien (dieselmotor)
Dit lampje gaat branden:
• Als nadat het contact of de toets ENGINE START/STOP in de stand ON
is gezet de motor wordt voorgegloeid.
- De motor kan worden gestart zodrahet controlelampje voorgloeien uitgaat.
- De voorgloeitijd is afhankelijk van de koelvloeistoftemperatuur, de
luchttemperatuur en de conditie vande accu.
Als het controlelampje blijft branden of
knippert nadat de motor is opgewarmd of
tijdens het rijden, is er mogelijk sprake
van een storing in het voorgloeisysteem.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
✽AANWIJZING - Voorgloeien
Als de motor niet binnen 10 seconden
aanslaat nadat het voorgloeien is
voltooid, zet het contact of de toets
ENGINE START/STOP dan gedurende
10 seconden terug in stand LOCK of
OFF en vervolgens weer in de stand ON
om nogmaals voor te gloeien.
Kenmerken van uw auto
114
4
Controlelampje 4WD LOCK
(indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
• Als het contact of de toets ENGINE START/STOP in de stand ON wordt
gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 3 secondenbranden en gaat dan uit.
• Als u de stand 4WD LOCK selecteert door de toets 4WD LOCK in te
drukken.
- Het doel van de stand 4WD LOCK isom de aandrijfkracht te vergroten
wanneer er over natte of
besneeuwde wegen of in het terrein
wordt gereden.
Controlelampje
CRUISE (indienvan toepassing)
Dit lampje gaat branden:
• Als de cruise control wordt ingeschakeld.
Zie voor meer informatie "Cruise control- systeem" in hoofdstuk 5.
Controlelampje SET (indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
• Als er een snelheid is ingesteld voor de cruise control.
Zie voor meer informatie "Cruise control- systeem" in hoofdstuk 5.
OPMERKING - Stand 4WD
LOCK
Gebruik de stand 4WD LOCK niet op droge verharde wegen of desnelweg. Dit kan leiden tot
bijgeluiden, trillingen en beschadiging van onderdelen van
de vierwielaandrijving.