VEILIGHEID
Dit hoofdstuk is erg belangrijk. Hierin
worden de veiligheidssystemen
beschreven waarmee het voertuig is
uitgerust en aanwijzingen over hoe deze
op de juiste wijze gebruikt moeten
worden.ACTIEVE VEILIGHEIDSSYSTEMEN . 74
RIJHULPSYSTEMEN ...................... 78
BESCHERMINGSSYSTEMEN
INZITTENDEN ................................. 89
VEILIGHEIDSGORDELS .................. 89
S.B.R. SYSTEEM (SEAT BELT
REMINDER) .................................... 91
GORDELSPANNERS....................... 93
KINDERZITJES ............................... 95
AANVULLEND
VEILIGHEIDSSYSTEEM (SRS) -
AIRBAGS ........................................108
73
27)Tijdens het trekken van een aanhanger
(met modules die na aankoop van het
voertuig zijn geïnstalleerd), een voertuig of
tijdens laadwerkzaamheden op een
autotransporter (of in een
transportvoertuig), moet het systeem
worden uitgeschakeld via het systeem
Uconnect™.
28)Reinig de onderkant van de bumper
niet met een hogedrukreiniger: raak vooral
de elektrische verbindingen niet.
29)Ga zorgvuldig te werk in geval van
reparaties of het aanbrengen van nieuwe
lak rondom de sensor (paneel aan de
linkerkant van de bumper dat de sensor
afdekt). In het geval van een frontale
botsing kan de sensor automatisch buiten
werking worden gesteld en kan er op
het display een bericht worden
weergegeven dat de sensor gerepareerd
moet worden. Zelfs als er geen
storingsmeldingen worden gegeven, moet
het systeem uitgeschakeld worden als u
denkt dat de plaats van de radarsensor is
gewijzigd (bijv. wegens een frontale
aanrijding op lage snelheid zoals tijdens
parkeermanoeuvres). Ga in dergelijke
gevallen naar een werkplaats van het Fiat
Servicenetwerk om de sensor opnieuw
uit te laten lijnen of te laten vervangen.BESCHERMINGS
INZITTENDEN
De belangrijkste veiligheidsuitrusting
van het voertuig omvat de volgende
beschermingssystemen:
❒veiligheidsgordels;
❒SBR-systeem (Seat Belt Reminder);
❒hoofdsteunen;
❒kinderzitjes;
❒frontairbags en zijairbags.
Lees de informatie vermeld op de
volgende pagina's uiterst aandachtig
door. Het is van fundamenteel belang
dat de beschermingssystemen op
de juiste manier gebruikt worden om
het maximaal mogelijke
veiligheidsniveau voor de bestuurder en
de passagiers te garanderen.
Zie voor de verstelling van de
hoofdsteunen paragraaf
"Hoofdsteunen" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het voertuig".
VEILIGHEIDSGORDELS
Alle stoelen van het voertuig zijn
uitgerust met veiligheidsgordels met
drie verankeringspunten en een
oprolautomaat.
Het mechanisme van de oprolautomaat
werkt door vergrendeling van de
gordel wanneer er heftig geremd wordt
of door een sterke deceleratie wegens
een botsing. Zo kan de gordel vrij
schuiven en kan hij zich aanpassen aan
het lichaam van de inzittende. In het
geval van een ongeval, zal de gordel
geblokkeerd worden waardoor het
risico van impact binnenin het interieur
en het naar buiten geslingerd worden
van een persoon beperkt worden.
De bestuurder moet zich aan alle
plaatselijke wettelijke voorschriften met
betrekking tot de verplichting en de
manier waarop de gordel wordt
gebruikt houden en moet er ook voor
zorgen dat andere inzittenden van
het voertuig deze voorschriften naleven.
Leg de veiligheidsgordel altijd om
alvorens weg te rijden.
89
SYSTEMEN
Stel de hoogte van de veiligheidsgordel
altijd zodanig af dat hij de persoon die
hem draagt goed past: deze
voorzorgsmaatregel kan het risico op
letsel in geval van een aanrijding
aanzienlijk beperken.
De gordel is goed afgesteld als hij
halverwege tussen de nek en het
uiteinde van de schouder ligt.
BELANGRIJK
68)Druk knop C fig. 65 niet in tijdens het
rijden.
69)Denk eraan dat passagiers op de
achterbank die geen gordel dragen, bij een
heftige botsing, ook gevaar opleveren
voor de inzittenden voorin.
70)De hoogte van de veiligheidsgordels
mag alleen ingesteld worden bij stilstaand
voertuig.
71)Controleer na de afstelling altijd of de
handgreep in één van de vaste standen
is geblokkeerd. Om dit te doen, met
knoppen A fig. 67 losgelaten, iets meer
druk omlaag uitoefenen om het
vergrendelingsmechanisme vast te laten
klikken als dit niet in een van de van te
voren ingestelde standen gebeurd is.
S.B.R. SYSTEEM
(Seat Belt
Reminder)
Het SBR-systeem waarschuwt de
passagiers op de voorstoel en
achterbank (indien aanwezig) als hun
veiligheidsgordel niet is omgelegd.
Het systeem signaleert niet
vastgemaakte veiligheidsgordels met
visuele waarschuwingen
(waarschuwingslampje brandt op het
instrumentenpaneel en symbolen op
het display) en een geluidssignaal
(zie de volgende paragrafen).
OPMERKING Om het geluidssignaal
permanent uit te laten schakelen naar
een werkplaats van het Fiat
Servicenetwerk gaan. Het
geluidssignaal kan te allen tijde via het
Menu van het display opnieuw worden
ingeschakeld (zie paragraaf "Display"
in het hoofdstuk “Kennismaking met
het instrumentenpaneel”).
GEDRAG
WAARSCHUWINGSLAMPJE
VEILIGHEIDSGORDEL
VOOR
Wanneer de startinrichting naar MAR
wordt gedraaid, gaat het
waarschuwingslampje
(zie fig. 68)
enkele seconden branden, ongeacht de
status van de veiligheidsgordels voor.Bij stilstaand voertuig, als de
veiligheidsgordel aan bestuurders- of
passagierszijde (met de inzittende
op de stoel) niet is vastgemaakt, blijft
het waarschuwingslampje permanent
branden.
Zodra de drempel van 8 km/h
gedurende enkele seconden wordt
overschreden terwijl de
veiligheidsgordels aan bestuurders- of
passagierszijde (met passagier op
de stoel) niet zijn vastgemaakt, klinkt er
een geluidssignaal en gaat het
waarschuwingslampje
gedurende
ongeveer 105 seconden knipperen.
Wanneer deze cyclus waarschuwingen
in werking treedt dan blijft hij actief
voor de gehele duur (ongeacht de
voertuigsnelheid) of tot de
veiligheidsgordels weer worden
vastgemaakt.
68F1B0104C
91
Rijmodusselector (Mood
Selector) ...................................... 133
Ruiten (reinigen) ............................. 202
Ruitenwissers/achterruitwisser ....... 30
Ruitenwisser/-sproeier voorruit ....... 30
SBR (Seat Belt Reminder) ............. 91
SBR-systeem (Seat Belt
Reminder) .................................... 91
Servicestand (ruitenwisser) ............. 32
Slepen van het voertuig .................. 171
Sleutels
– elektronische sleutel .................. 11
– sleutel met afstandsbediening ... 11
Sneeuwkettingen ........................... 200
Snelheidsbegrenzer........................ 130
SRS (aanvullend
veiligheidssysteem) ...................... 108
Stadslicht achter (lamp
vervangen) ................................... 152Stadslichten/dagrijlichten (DRL)
(lamp vervangen) .......................... 151
Starten met hulpaccu ..................... 165
Startinrichting ................................. 12
Start&Stop systeem ....................... 129
Stoelen .......................................... 19
Stuurslot ........................................ 13
Stuurwiel ........................................ 23
Symbolen....................................... 3
Tanken ......................................... 145
Tankprocedure ............................... 145
– Tanken in een noodgeval ........... 145
TC (systeem) .................................. 75
Technische gegevens ..................... 206
Trip Computer ................................ 50
TSC (systeem)................................ 76
Uconnect 3" Radio ....................... 232
Uconnect 6,5 Radio Nav LIVE ........ 255
Veiligheidsgordels ......................... 89
Veilig kinderen vervoeren ................ 95
Velgen en banden (afmetingen) ...... 209
Veranderingen/wijzigingen aan
het voertuig .................................. 4
Vloeistoffen en smeermiddelen ....... 221
Voorstoelen (handmatig
verstelbaar) .................................. 19
Vulinhouden ................................... 217
Wielen en banden......................... 200
Zekeringenkasten ......................... 154
Zekeringen (vervangen) .................. 154
Zijairbags ....................................... 112
ALFABETISCH REGISTER
Largo Senatore G. Agnelli, 3 - 10040
Volvera - Torino (Italia)
Editie FCA Italy S.p.A. - MOPAR
- Technical Services - ServiceEngineering
Druknummer 603.99.789N L - 08/2016 - 2