BELANGRIJK
132)Wacht tot de uitlaatpijpen afgekoeld
zijn alvorens de lamp te vervangen:
GEVAAR VAN BRANDWONDEN!
133)Wijzigingen of reparaties aan de
elektrische installatie die niet correct zijn
uitgevoerd en waarbij niet de nodige
rekening wordt gehouden met de
technische systeemgegevens, kunnen
storingen in de werking en zelfs brand tot
gevolg hebben.
134)Halogeenlampen bevatten gas onder
druk. Als ze breken, kunnen er glassplinters
wegschieten.
BELANGRIJK
58)Raak alleen het metalen gedeelte van
halogeenlampen aan. Het aanraken van
het lampglas met de vingers kan de
lichtopbrengst en de levensduur van de
lamp reduceren. Als de bol per ongeluk
toch wordt aangeraakt, schoonwrijven met
een doekje met alcohol en vervolgens
laten drogen.
ZEKERINGEN
VERVANGEN
INLEIDING
135) 136) 137) 138)
59) 60)
De elektrische installatie wordt beveiligd
door zekeringen: bij een storing of bij
oneigenlijk gebruik van de installatie
brandt de zekering door.
Tang voor het verwijderen van
zekeringen
Gebruik het tangetje dat in het deksel
van de zekeringenkast aan de zijkant in
de motorruimte geklemd is, om een
zekering te vervangen (zie fig. 118).
De tang heeft twee uiteinden, speciaal
ontworpen (zie ) om de verschillende
types zekeringen die aanwezig zijn
in het voertuig te verwijderen.
Neem het tangetje, pak hem uit de
bovenste klemmetjes, druk samen en
trek hem naar boven. Na gebruik moet
de tang naar behoren in zijn huls
worden geplaatst. Grijp hem uit de
bovenste klemmetjes, druk hem samen
en duw tot hij hoorbaar vastklikt.
PLAATS VAN DE
ZEKERINGEN
De zekeringen zijn in de
zekeringenkasten gegroepeerd die zich
in de motorruimte, onder het
dashboard en in de bagageruimte
bevinden.
ZEKERINGENKAST IN
MOTORRUIMTE
De zekeringenkast bevindt zich aan de
kant van de accu fig. 119.
Ga als volgt te werk om een zekering te
vervangen:
❒draai schroef A fig. 120 volledig vast,
met behulp van de bijgeleverde
schroevendraaier;
❒draai tegelijk de schroef langzaam
linksom tot weerstand wordt ervaren
(niet te vast draaien);
❒draai de schroef langzaam los;
118F1B0187C
154
NOODGEVALLEN
❒als voor het wassen van het voertuig
hogedrukreinigers worden gebruikt,
houd dan een afstand van minimaal 40
cm t.o.v. de carrosserie aan om
beschadiging of aantasting te
voorkomen. Stagnerend water kan op
lange termijn leiden tot schade aan
het voertuig;
❒maak de carrosserie, indien mogelijk,
eerst nat met een waterstraal onder
lage druk;
❒was de carrosserie met een zachte
spons met een lichte zeepoplossing en
spoel de spons regelmatig uit;
❒spoel goed af met schoon water en
droog met een luchtstraal of een
zeemleren lap.
Droog de minder zichtbare delen (bijv.
randen van portieren, motorkap,
koplampranden) zorgvuldig, aangezien
in deze zones water makkelijker kan
stagneren. Was het voertuig nooit
als het in de zon heeft gestaan of als de
motorkap nog warm is: de glans van
de lak kan afnemen.
De kunststof carrosseriedelen moeten
op dezelfde wijze als de rest van het
voertuig gewassen worden.BELANGRIJK
Parkeer de auto zo min mogelijk onder
bomen; de hars die uit de bomen
druppelt, maakt de lak mat en vergroot
de kans op roestvorming.
Vogelpoep moet zo snel en zo goed
mogelijk verwijderd worden, omdat
hierin bijzonder agressieve zuren
aanwezig zijn.
Ruiten
Gebruik specifieke
schoonmaakmiddelen en schone,
zachte doeken om krassen en
beschadigingen te voorkomen.
BELANGRIJK Veeg het
binnenoppervlak van de achterruit
voorzichtig met een doek af, en volg
hierbij de richting van de elektrische
weerstandsdraden om de
achterruitverwarming niet te
beschadigen.
Koplampen
Gebruik een zachte, vochtige doek die
in water met een specifiek
autowasmiddel is gedrenkt.
BELANGRIJK Gebruik nooit
aromatische stoffen (bijv. benzine) of
ketonen (bijv. aceton) om de kunststof
lampglazen van de koplampen te
reinigen.BELANGRIJK Als de auto met een
hogedrukreiniger wordt gewassen,
moet de straal op minstens 20 cm van
de koplampen worden gehouden.
Motorruimte
Spuit de motorruimte na het
winterseizoen zorgvuldig uit: hierbij mag
de waterstraal niet rechtstreeks op de
elektronische regeleenheden of op
de motoren van de ruitenwissers
worden gericht. Laat deze
werkzaamheden uitvoeren door een
gespecialiseerd bedrijf.
BELANGRIJK Voor het uitspuiten van
de motorruimte moet de startinrichting
in de stand STOP staan en de motor
koud zijn. Controleer na het reinigen of
de verschillende beschermingen (bijv.
rubberen doppen en kappen) niet
verwijderd of beschadigd zijn.
202
ONDERHOUD EN ZORG