BELANGRIJK
125)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere mogelijk gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen andere
mensen (vooral kinderen) of dieren
aanwezig zijn op het parcours dat u af wilt
leggen. De parkeersensoren dienen als
hulp voor de bestuurder, die echter nooit
zijn aandacht mag laten verslappen tijdens
potentieel gevaarlijke manoeuvres, ook al
worden ze met lage snelheden verricht.
BELANGRIJK
46)Voor een correcte werking van het
systeem mogen de sensoren nooit bevuild
zijn met modder, vuil, sneeuw of ijs. Zorg
ervoor dat ze tijdens het reinigen niet
gekrast of beschadigd worden. Vermijd het
gebruik van droge, ruwe of harde doeken.
De sensoren moeten met schoon water
worden gewassen, waaraan eventueel
autoshampoo is toegevoegd. Wanneer
speciale reinigingsapparaten worden
gebruikt, zoals stoomreinigers of
hogedrukreinigers, reinig dan de sensoren
zeer snel en houd de straal op minstens
10 cm afstand.47)Voor werkzaamheden aan de bumper
in de buurt van de sensoren, dient u zich
uitsluitend tot het Fiat Servicenetwerk
te wenden. Werkzaamheden aan de
bumper die niet goed worden uitgevoerd,
kunnen de werking van de sensoren in
gevaar brengen.
48)Voor het overspuiten van de bumpers
of eventueel bijwerken van de laklaag in
de zone van de sensoren, dient men zich
uitsluitend tot het Fiat Servicenetwerk
te wenden. Het verkeerd opbrengen van
de lak kan de werking van de
parkeersensoren negatief beïnvloeden.
49)De sensoren kunnen onjuiste informatie
geven, omdat ze het samenstel van de
trekhaak en de kogel en de bijbehorende
bevestiging interpreteren als een obstakel
in de zone achter het voertuig.
LANE ASSIST
SYSTEEM
(waarschuwing
rijstrookafwijking)
BESCHRIJVING
50) 51) 52) 53) 54) 55)
Het Lane Assist-systeem maakt gebruik
van een camera op de voorruit om de
begrenzingslijnen van rijstroken te
detecteren en om de positie van het
voertuig binnen deze wegmarkeringen
te berekenen zodat het voertuig in
de rijstrook kan blijven.
Wanneer beide begrenzingslijnen van
de rijstrook worden gedetecteerd
en het voertuig onbedoeld buiten de
rijstrook komt (richtingaanwijzer uit),
geeft het Lane Assist-systeem een
voelbare waarschuwing af door koppel
af te geven op het stuurwiel, waardoor
om een ingreep van de bestuurder
wordt verzocht om binnen de rijstrook
te blijven.
137
SYMBOLEN EN
BERICHTEN OP HET
DISPLAY
Een er overheen geplaatste
onderbroken middenlijn geeft het
midden van het voertuig aan om
parkeermanoeuvres of het uitlijnen van
een sleepoog te vergemakkelijken.
De verschillende gekleurde zones
geven de afstand aan vanaf de
achterkant van het voertuig.
In de volgende tabel worden de
afstanden bij benadering voor elke zone
getoond fig. 104:
ZoneAfstand vanaf de
achterkant van het
voertuig
Rood (A) 0–30 cm
Geel (B) 30–100 cm
Groen (C) 1 m of meer
BELANGRIJK Let tijdens
parkeermanoeuvres in bijzondere mate
op obstakels die zich boven of onder
het bereik van de camera kunnen
bevinden.
BELANGRIJK
126)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere mogelijk gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen mensen
(vooral kinderen) of dieren in het
manoeuvregebied aanwezig zijn. De
camera dient als hulp voor de bestuurder,
die echter nooit zijn aandacht mag laten
verslappen tijdens potentieel gevaarlijke
manoeuvres, ook al worden ze met lage
snelheden verricht. Houd altijd een lage
snelheid aan, zodat meteen geremd kan
worden in geval van obstakels.
BELANGRIJK
56)Voor een correcte werking is het van
extreem belang dat de camera altijd
schoon en vrij van modder, vuil, sneeuw of
ijs wordt gehouden. Zorg ervoor dat de
camera tijdens het reinigen niet gekrast of
beschadigd wordt. Vermijd het gebruik van
droge, ruwe of harde doeken. De camera
moet met schoon water worden
gewassen, waaraan eventueel
autoshampoo is toegevoegd. In
wasstraten met stoomreinigers of
hogedrukreinigers moeten de camera snel
gewassen worden door de spuitmond
op minstens 10 cm van de sensoren
te houden. Breng geen stickers op de
camera aan.
104F1B0167C
140
STARTEN EN RIJDEN
km x 1000 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren 12345678910
Werking van het ruitenwisser/-sproeiersysteem controleren
en zo nodig de sproeiers afstellen●●●●●
Slot van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil
controleren, schoonmaken en mechanismen smeren●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen voor
visueel controleren en de werking van
remblokslijtagesensor controleren●●●●●●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen achter
visueel controleren en de werking van
remblokslijtagesensor controleren●●●●●●●●●●
Conditie van aandrijfriem(en) hulporganen visueel
controleren●
Spanning van aandrijfriem(en) hulporganen controleren
(versies zonder automatische riemspanner) (of elke 2 jaar)●●
Conditie getande distributieriem visueel controleren●
Oliepeil van de krachtoverbrenging verdeelbak (PTU)
controleren●●
Oliepeil van het achterdifferentieel controleren●●
Controleer het oliepeil van de versnellingsbak met dubbele
koppeling en vul het eventueel bij. (1)●●
(1) Jaarlijks uit te voeren controle voor auto's in landen met zeer strenge klimaten (koude landen).
176
ONDERHOUD EN ZORG
km x 1000 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren 12345678910
Werking van het ruitenwisser/-sproeiersysteem controleren
en zo nodig de sproeiers afstellen●●●●●
Slot van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil
controleren, schoonmaken en mechanismen smeren●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen voor
visueel controleren en de werking van
remblokslijtagesensor controleren●●●●●●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen achter
visueel controleren en de werking van
remblokslijtagesensor controleren●●●●●●●●●●
Conditie van aandrijfriem(en) hulporganen visueel
controleren●●●●●●●●●●
De spanning controleren van aandrijfriem van hulporganen
(versies zonder automatische riemspanner)●●●●●●●●●●
Motorolie verversen en oliefilter vervangen●●●●●●●●●●
Bougies vervangen●●●●●
Aandrijfriem(en) hulporganen vervangen●
Het luchtfilterelement vervangen (2)●●●●●
Remvloeistof verversen(3)
(2) Als het voertuig gebruikt wordt in stoffige omgevingen, moet dit filter om de 15.000 km vervangen worden.
(3) De remvloeistof moet iedere twee jaar worden vervangen, ongeacht de kilometerstand.
180
ONDERHOUD EN ZORG
km x 1000 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200
Jaren 12345678910
Werking van het ruitenwisser/-sproeiersysteem controleren
en zo nodig de sproeiers afstellen●●●●●
Slot van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil
controleren, schoonmaken en mechanismen smeren●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen voor
visueel controleren en de werking van
remblokslijtagesensor controleren●●●●●●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen achter
visueel controleren en de werking van
remblokslijtagesensor controleren●●●●●●●●●●
Conditie van aandrijfriem(en) hulporganen visueel
controleren●
De spanning controleren van aandrijfriem van hulporganen
(uitvoeringen zonder automatische riemspanner)●●
Visueel de conditie controleren van de getande
distributieriem (behalve 1.3 MultiJet 16V-versies)●●
Oliepeil krachtoverbrenging tussenbak (PTU) controleren
(4x4 versies)●●
Oliepeil achterdifferentieel controleren (4x4 versies)●●
183
❒sluit de minklem aan op de accu.
VERSIES MET
START&STOPSYSTEEM
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
❒koppel de stekker A fig. 156 van de
accusensor C op de minklem D (–)
van de accu los (door op de knop B te
drukken);❒sluit de pluskabel (+) van de
acculader aan op de plusklem E van de
accu en de minkabel (–) op de klem
van de sensor D zoals aangegeven in
de figuur;
❒schakel de acculader in. Schakel na
het opladen de acculader uit;
❒sluit na de acculader te hebben
afgekoppeld de stekker A terug op de
sensor C aan zoals aangegeven in
de figuur.
ONDERHOUDS-
73) 74) 75)
De volgende pagina's bevatten de
voorschriften voor hetvereiste
onderhoud die voorzien zijn door het
technische personeel dat het voertuig
heeft ontworpen.
In aanvulling op deze specifieke
onderhoudsinstructies die
gespecificeerd zijn voor het
geprogrammeerde routine-onderhoud,
zijn er andere componenten die
reparatie of vervanging vereisen tijdens
de gebruikscyclus van het voertuig.
MOTOROLIE
76)
Motorolieniveau controleren
Om een juiste smering van de motor
te garanderen, moet de olie altijd op
het voorgeschreven niveau worden
gehouden (zie "Motorruimte" in dit
hoofdstuk).
156F1B0300C
196
ONDERHOUD EN ZORG
PROCEDURES
❒"Vol. Park Assist"(waar voorzien):
deze functie kan gebruikt worden om
het volume van de geluidssignaal dat
door het ParkSense-systeem wordt
afgegeven te selecteren.
❒"Lane Assist Waarschuwing"(waar
aanwezig): hiermee kunt u de
reactiegevoeligheid van het LaneAssist-
systeem kiezen.
❒"Lane Assist Sterkte"(waar
aanwezig): hiermee kan de kracht
geselecteerd worden die uitgeoefend
moet worden op het stuurwiel om
het voertuig terug te laten keren in de
rijbaan via de elektrische stuurinrichting,
in geval van een ingreep van het
LaneSense-systeem.
❒"Blind spot alert"(waar aanwezig):
deze functie kan gebruikt worden
om het type waarschuwing te
selecteren ("Alleen geluid" of "Geluid en
scherm") om de aanwezigheid van
voorwerpen in de blinde hoek van de
buitenspiegel aan te geven.
❒"Regensensor"(waar aanwezig):
deze functie kan gebruikt worden om
de automatische werking van de
ruitenwissers in geval van regen in/uit te
schakelen.
❒"Remmen"(waar aanwezig): met
deze functie kunnen de volgende
submenu's geselecteerd worden:- "Remservice" (waar aanwezig):
hiermee kunt u de procedure
inschakelen om het onderhoud van het
remsysteem uit te voeren;
- "Autom. Parkeerrem" (waar
aanwezig): hiermee kunt u de
automatische inschakeling van de
parkeerrem in- of uitschakelen.
NAVIGATIE(Alleen 5" Uconnect Radio Nav
LIVE)
Een route
programmeren
BELANGRIJK In het belang van de
veiligheid en om afleiding tijdens het
rijden te beperken, kunt u het beste
altijd uw route plannen voordat u op
weg gaat.
Ga als volgt te werk om een route te
plannen:
❒tik op het scherm om het Hoofdmenu
te openen;
❒Tik op "Navigeer naar" of "Rijd naar".
❒Tik op "Adres". U kunt de land- of
provincie-instelling wijzigen door de
vlag aan te raken voordat u een stad
selecteert.❒Voer de naam of de postcode van de
plaats in. Tijdens het typen worden
plaatsen met vergelijkbare namen in de
lijst weergegeven. Tik op de gewenste
plaatsnaam in de lijst zodra deze
verschijnt, om de bestemming
te selecteren.
❒Voer de straatnaam in. Tijdens het
typen worden straten met vergelijkbare
namen in de lijst weergegeven. Zodra
de juiste straatnaam in de lijst
verschijnt, tikt u op de naam om de
bestemming te selecteren.
❒Voer het huisnummer in en tik op
"Gereed".
❒De ligging wordt weergegeven op de
kaart. Tik op "Selecteer" om door te
gaan of op "Terug" om een ander adres
in te voeren.
❒Wanneer de nieuwe route wordt
weergegeven, tikt u op "Gereed". Voor
meer informatie over de route tikt u
op "Details". Als u uw route wilt
wijzigen, bijvoorbeeld als u via een
bepaalde locatie wilt reizen of een
nieuwe bestemming wilt selecteren, tik
dan op "Wijzig route".
U wordt dan naar uw bestemming
geleid aan de hand van gesproken
instructies en aanwijzingen op het
scherm.
251
❒"Side Assist" (waar aanwezig):
hiermee kunt u het type waarschuwing
dat door het zijsensorensysteem wordt
gegeven selecteren. De beschikbare
opties zijn:
- "Off": het systeem is uitgeschakeld;
- "Alleen geluid": het systeem
waarschuwt de bestuurder alleen met
geluidssignalen dat er een obstakel
aanwezig is, via de luidsprekers in het
voertuig;
- "Geluid en scherm": het systeem
waarschuwt de bestuurder dat er een
obstakel aanwezig is met
geluidssignalen (via de luidsprekers in
het voertuig) en visuele
waarschuwingen (op het
instrumentenpaneel).
❒"Side Assist volume" (waar
aanwezig): hiermee kunt u het volume
van de waarschuwing dat door het
zijsensorensysteem wordt gegeven
selecteren.
❒"Blind Spot Alert" (indien aanwezig):
deze functie kan gebruikt worden
om het type waarschuwing te
selecteren ("Alleen geluid" of "Geluid en
weergave") om de aanwezigheid van
voorwerpen in de blinde hoek van
de buitenspiegel aan te geven.❒"Regensensor" (waar aanwezig):
hiermee kan de automatische
inschakeling van de ruitenwissers in
geval van regen in-/uitgeschakeld
worden.
❒"Remmen" (waar aanwezig): met
deze functie kunnen de volgende
submenu's geselecteerd worden:
- "Remservice" (waar aanwezig):
hiermee kunt u de procedure
inschakelen om het onderhoud van het
remsysteem uit te voeren;
- "Autom. Parkeerrem" (waar
aanwezig): hiermee kunt u de
inschakeling van de elektrische
parkeerrem in- of uitschakelen.
Lichten (waar aanwezig)Met deze functie zijn de volgende
afstellingen mogelijk:
❒"Interieurverlichting" (waar aanwezig):
hiermee kan de lichtsterkte van de
interieurverlichting geselecteerd
worden;
❒"Sensor koplampen" (waar
aanwezig): regeling van de gevoeligheid
voor inschakeling van de koplampen;
❒"Follow me" (waar aanwezig):
hiermee kan de vertraging bij
uitschakeling van de koplampen na het
afzetten van de motor worden
ingesteld;❒"Instapverlichting": inschakeling/
uitschakeling van de instapverlichting
(waar aanwezig);
❒"Daglichten": inschakeling/
uitschakeling van de dagrijlichten (DRL)
(waar aanwezig);
❒"Autom. groot licht" (waar aanwezig):
zorgt voor uitschakeling van het groot
licht wanneer er tegenliggers zijn;
❒"Lichten bij sluiten" (waar aanwezig):
hiermee kan het knipperlicht worden
ingeschakeld wanneer de portieren
worden vergrendeld.
HOOFDMENU
NAVIGATIESYSTEEM
BELANGRIJK Navigatiekaarten zijn van
te voren op het systeem geïnstalleerd,
er is dus geen externe ondersteuning
vereist.
Om het hoofdmenu navigatiesysteem in
te schakelen, op de NAV-toets op het
voorpaneel drukken, vervolgens op een
van de volgende toetsen drukken:
❒"Bestemming?": zoeken naar
bestemming of er naartoe navigeren;
❒"Toon kaart": de kaart wordt
weergegeven;
❒"Info": alle info over navigatie wordt
weergegeven;
266
MULTIMEDIA