Starten en stoppen
45
Jumper_nl_Chap02_Pret-a-Partir_ed01-2016
Uitschakelen
U kunt dit systeem op elk willekeurig
moment uitschakelen door de toets "A -
OFF" in te drukken.
Het verklikkerlampje in de toets gaat
branden en er verschijnt een melding op het
display van het instrumentenpaneel om aan
te geven dat het systeem is uitgeschakeld.Als u het systeem met de motor in de
STOP-stand uitschakelt, dan wordt de
motor direct opnieuw gestart.
Als u wilt dat de airconditioning continu
blijft werken, moet u het Stop & Start-
systeem uitschakelen.
Het verklikkerlampje in de toets blijft
branden.
Opnieuw inschakelen
Druk nogmaals op de toets "A - OFF".
Het systeem is dan opnieuw actief. Het
verklikkerlampje in de toets gaat uit en
er wordt een melding weergegeven op
het display van het instrumentenpaneel
om aan te geven dat het systeem weer is
ingeschakeld.
Storing
Bij een storing in het Stop
& Start-systeem wordt het
systeem uitgeschakeld, gaat
dit verklikkerlampje branden
en wordt er een melding
weergegeven op het display van
het instrumentenpaneel.
Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou
optreden, kan de motor gestart worden
door het koppelingspedaal volledig in te
trappen of door de versnellingsbak in de
neutraalstand te zetten.
Onderhoud
Zet het contact altijd met de sleutel
af als u handelingen onder de
motorkap wilt verrichten, om letsel door het
automatisch activeren van de START-stand
te voorkomen.
Dit systeem heeft specifieke kenmerken
en maakt gebruik van een speciale accu
(raadpleeg voor meer informatie het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door
CITROËN voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem.
Het Stop & Start-systeem maakt
gebruik van geavanceerde technologie.
Laat eventuele werkzaamheden uitsluitend
door een officiële CITROËN-dealer
uitvoeren. Zie de rubriek "Snel weer op weg -
Lege accu".
2
VOORdAT U gAAT RIJdeN
52
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
kOPlAMPeN VeRSTelleN
Pas de stand van de koplampen aan de
belading van de auto aan.
De koplampen kunnen worden versteld als
het dimlicht of het grootlicht is ingeschakeld.Druk herhaaldelijk op
deze schakelaars op het
dashboard om de koplampen te
verstellen.
Een verklikkerlampje op het
display geeft de geselecteerde
stand aan (0, 1, 2, 3).
PARkeeRVeRlICHTINg
De lichten kunnen blijven branden als de
auto geparkeerd staat met afgezet contact,
sleutel in de stand STOP of sleutel uit het
contact verwijderd.
Zet de ring van de lichtschakelaar in de
stand O, vervolgens op dimlicht of grootlicht.
Het verklikkerlampje op het
dashboard gaat branden.
De lichten blijven branden zolang
de auto geparkeerd staat.
Als de verlichting langdurig blijft branden,
kan de laadtoestand van de accu van uw
auto aanzienlijk worden verminderd. Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in
een land waarin het verkeer aan de andere
kant van de weg rijdt, moet de afstelling
van de koplampen worden gewijzigd om te
voorkomen dat tegemoetkomend verkeer
wordt verblind.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Stuurkolomschakelaars
55
Stuurkolomschakelaars
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
Selecteren van de functie - ON
Selecteer ON om de functie in te schakelen.
Ter bevestiging wordt een melding
weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
Instellen van een snelheid
Breng uw auto met het gaspedaal op
de gewenste snelheid (2e tot en met 6e
versnelling ingeschakeld).
Beweeg de hendel ongeveer één seconde
omhoog (+) om de snelheid op te slaan.
Laat het gaspedaal geleidelijk los.
De snelheid wordt nu door de auto
gehandhaafd.
Uitschakelen van de functie
Trap het rem- of koppelingspedaal in of
draai de ring in de stand OFF, het pictogram
verdwijnt.
Bij een ingreep van de dynamische
stabiliteitscontrole wordt de
snelheidsregelaar tijdelijk uitgeschakeld.
-
de snelheid in stappen verhogen door
de toets steeds kort in te drukken of de
snelheid geleidelijk verhogen door de
schakelaar omhoog te houden (+),
Tijdelijke overschrijding van de
snelheid
Het blijft altijd mogelijk om als de
snelheidsregelaar is ingeschakeld de
ingestelde snelheid te overschrijden door
het gaspedaal in te trappen (bijv. voor het
inhalen van een auto).
-
de snelheid geleidelijk verlagen door de
schakelaar omlaag te houden (-).
Hervatten - ReS
Verhoog of verlaag de
wagensnelheid geleidelijk naar
de eerder ingestelde snelheid
en druk op R
e S om deze weer aan te
nemen (nadat bijvoorbeeld het rem- of
koppelingspedaal is ingetrapt).
Het pictogram gaat branden, de
snelheidsregelaar is weer ingeschakeld.
Ingestelde snelheid wijzigen tijdens
de werking van de snelheidsregelaar
U kunt:
3
eRgONOMIe eN COMFORT
57
Stuurkolomschakelaars
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
SNelHeIdSRegelAAR
Voor het instellen van de gewenste
wagensnelheid.
Met dit systeem kan de bestuurder, bij
normaal doorstromend verkeer met een
constante zelf ingestelde snelheid rijden,
behalve op steile hellingen en als de auto
zwaar is beladen.Deze voorziening werkt alleen bij snelheden
boven 30
km/h vanaf de 2e versnelling.Functie geselecteerd.
Functie uitgeschakeld.
Selecteren van de functie
- Draai de ring in de hoogste stand. De
snelheidsregelaar is geselecteerd,
maar nog niet geactiveerd en er is
nog geen snelheid ingesteld. Het
pictogram wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel.
De werking van deze snelheidsregelaar
wordt aangegeven door een pictogram in de
toerenteller en meldingen op het display van
het instrumentenpaneel.
3
eRgONOMIe eN COMFORT
58
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
eerste keer
activeren/
instellen van
een snelheid
- Breng uw auto met het gaspedaal op de
gewenste snelheid.
-
Beweeg de hendel omhoog (+) of
omlaag (-) om de snelheid op te slaan.
Ter bevestiging van de activering wordt
een melding weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel.
Deze snelheid wordt nu door de auto
gehandhaafd.
Tijdelijk overschrijden van de
ingestelde snelheid
Het is mogelijk gas te geven en tijdelijk
met een hogere snelheid dan de ingestelde
snelheid te rijden.
Als het gaspedaal wordt losgelaten, wordt
de ingestelde snelheid weer aangenomen.
Opnieuw activeren
- Druk na het onderbreken van de
snelheidsregelaar op deze toets. Ter
bevestiging van het opnieuw activeren
wordt een melding weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel.
De auto neemt de laatst ingestelde snelheid
weer aan.
U kunt ook de procedure "eerste keer
activeren" herhalen.
Uitschakelen (OFF)
- Druk op deze toets of trap op het rem-
of koppelingspedaal. Ter bevestiging
van het uitschakelen wordt een melding
weergegeven op het display van het
instrumenenpaneel.
Stuurkolomschakelaars
60
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
SNelHeIdSBegReNZeR
"Dit is de gekozen snelheid die de
bestuurder niet wil overschrijden".
Het instellen van de maximumsnelheid is
mogelijk bij stilstaande auto met draaiende
motor, of tijdens het rijden als minimaal de
2e versnelling is ingeschakeld.
De ingestelde snelheid dient minimaal
30 km/h te bedragen.
De snelheid wordt verhoogd naarmate het
gaspedaal dieper wordt ingetrapt tot aan het
zware punt van het gaspedaal, waarbij de
ingestelde snelheid is bereikt. Als het gaspedaal tot voorbij het zware
punt wordt ingetrapt, wordt de ingestelde
snelheid echter overschreden. Als het
gaspedaal vervolgens geleidelijk weer wordt
losgelaten en de wagensnelheid onder de
ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de
snelheidsbegrenzer weer geactiveerd.
Het systeem kan worden bediend bij
stilstaande auto met draaiende motor of
tijdens het rijden. Op het display van het instrumentenpaneel
wordt aangegeven of de functie is geselecteerd
en wordt de ingestelde snelheid weergegeven:
Functie geselecteerd,
weergave van het pictogram
"Snelheidsbegrenzer".
Functie uitgeschakeld, laatst
ingestelde snelheid - OFF
(bijvoorbeeld bij 107 km/h).
Functie ingeschakeld,
(bijvoorbeeld bij 107 km/h).
Wagensnelheid hoger dan
de ingestelde snelheid,
(bijvoorbeeld 118 km/h) de
weergegeven ingestelde
snelheid knippert.
Storing in de werking van
het systeem, OFF - de
streepjes knipperen.
Stuurkolomschakelaars
61
Stuurkolomschakelaars
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
Selecteren van de functie
- Draai de ring in de onderste stand. De
begrenzer is dan geselecteerd, maar
nog niet actief. Het display geeft OFF en
de laatst ingestelde snelheid weer.
Instellen van een snelheid
Er kan, bij draaiende motor, een snelheid
worden ingesteld zonder de begrenzer in te
schakelen.
Verhogen van de ingestelde snelheid:
-
beweeg de hendel omhoog (+).
Beweeg de toets kort omhoog om de
snelheid met 1
km/h te verhogen.
Houd de hendel omhoog om de snelheid in
stappen van 5
km/h te verhogen.
Verlagen van de ingestelde snelheid:
-
beweeg de hendel omlaag (-).
Beweeg de hendel kort omlaag om de
snelheid met 1
km/h te verlagen.
Houd de hendel omlaag om de snelheid in
stappen van 5
km/h te verlagen.
Inschakelen/uitschakelen
Druk één keer op deze toets om de
begrenzer in te schakelen. De aanduiding
OFF op het display verdwijnt en er
wordt een melding weergegeven om het
inschakelen te bevestigen.
Druk nogmaals op de toets om de begrenzer
uit te schakelen. De aanduiding OFF wordt
weer weergegeven op het display en er
wordt een melding weergegeven om het
uitschakelen te bevestigen.
3
eRgONOMIe eN COMFORT
62
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
Overschrijden van de ingestelde
snelheid
Als het gaspedaal geleidelijk dieper wordt
ingetrapt, wordt de snelheid niet verhoogd.
Als het gaspedaal echter met kracht wordt
ingetrapt, tot voorbij het zware punt, wordt
de snelheid wel verhoogd.
Als de snelheidsbegrenzer door het profiel
van de weg of tijdens een forse afdaling niet
kan voorkomen dat de snelheid toeneemt,
kan de ingestelde snelheid worden
overschreden.
De snelheidsbegrenzer wordt tijdelijk
uitgeschakeld en de ingestelde snelheid
knippert op het display.
Laat om de begrenzer weer in te schakelen
de snelheid zakken tot een snelheid lager
dan de ingestelde snelheid.
Uitschakelen van de functie
- Draai de ring in de middenstand O of
zet het contact af om het systeem uit te
schakelen.
De laatst ingestelde snelheid blijft in het
geheugen opgeslagen.
Storing
De ingestelde snelheid wordt gewist en in
plaats daarvan verschijnen streepjes op het
display.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
gebruiksvoorschrift
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen.
Let op uw snelheid als deze door het profiel
van de weg of door snel accelereren kan
worden overschreden, zodat u optimaal de
controle over uw auto kunt bewaren.
Om te voorkomen dat de werking van de
pedalen wordt gehinderd:
-
controleer of de mat goed op zijn plaats
ligt en op de vloer is bevestigd,
-
leg nooit meerdere matten boven op
elkaar.
Stuurkolomschakelaars