Page 177 of 292

175
Berlingo2VP_nl_Chap08_Aide-rapide_ed02-2016Berlingo2VP_nl_Chap08_Aide-rapide_ed02-2016
4. Verwijderen van het wiel met de lekke band
- Plaats het voetstuk van de krik
op de grond en zorg ervoor dat
de krik loodrecht staat onder één
van de twee steunpunten (voor of
achter) aan de onderzijde van de
carrosserie. Gebruik het steunpunt
dat zich het dichtst bij het te
verwisselen wiel bevindt.
-
Draai de krik uit tot de kop van de
krik tegen het steunpunt komt; het
middelste gedeelte van de kop moet
goed in het steunpunt
A van de auto
steken.
-
Krik de auto op tot er voldoende
ruimte is tussen het wiel en de
grond, zodat later gemakkelijk het
(niet lekke) reservewiel kan worden
gemonteerd.
-
Draai alle wielbouten geheel los.
-
V
erwijder de wielbouten en het wiel.- Verwijder het wieldeksel.
-
Draai de wielbouten iets los. Zorg ervoor dat de krik stabiel staat.
De voet van de krik moet recht op de
grond staan.
Op een gladde of zachte ondergrond
kan de krik wegschuiven of
wegzakken
- Kans op letsel!
Gebruik alleen de voor de krik
bestemde steunpunten onder de auto
en zorg ervoor dat de kop van de krik
goed in het steunpunt steekt.
Anders kan de auto beschadigd raken
en/of kan de krik wegzakken - Kans op
letsel!
Draai de krik niet uit voordat de
wielbouten van het te verwisselen
wiel iets zijn losgedraaid en het
wiel dat zich schuin tegenover
het te verwisselen wiel bevindt, is
geblokkeerd met een wielblok.
SNEL WEER OP WEG
8
Wiel verwisselen
Page 178 of 292

176
Berlingo2VP_nl_Chap08_Aide-rapide_ed02-2016Berlingo2VP_nl_Chap08_Aide-rapide_ed02-2016
Rijd bij het gebruik van het
noodreservewiel niet harder dan
80 km/h.
Het reservewiel is niet geschikt voor het
afleggen van lange afstanden. Laat zo
snel mogelijk het aanhaalmoment van de
wielbouten en de bandenspanning van het
reservewiel controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat bovendien de lekke band zo spoedig mogelijk
repareren en het oorspronkelijke wiel in de plaats
van het reservewiel monteren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
5. Monteren van het reservewiel
- Plaats het wiel op de naaf en draai
de wielbouten met de hand vast.
-
Draai de wielbouten met de
wielsleutel enigszins vast. -
Laat de auto volledig zakken
door de krik omlaag te draaien en
verwijder de krik vervolgens.
-
Draai de wielbouten met de
wielsleutel volledig vast, zonder te
forceren.
-
Berg het wiel met de lekke band op
in de reservewielhouder
.
-
Hang de reservewielhouder op aan
de haak en draai deze omhoog
door de bout met de wielsleutel
vast te draaien.
-
Draai de bout volledig vast en
controleer of het wiel correct
horizontaal tegen de bodemplaat
aanligt.
Is dit niet het geval, herhaal de
handeling dan.
Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt (gebruik
bokken).
Gebruik nooit ander gereedschap dan
de wielsleutel.
Wiel verwisselen
Page 179 of 292

177
Berlingo2VP_nl_Chap08_Aide-rapide_ed02-2016Berlingo2VP_nl_Chap08_Aide-rapide_ed02-2016
WIELDEkSEL OP DE VELG
BEVESTIGEN
Het ventiel in de velgrand moet zich in
het midden van de uitsparing van het
wieldeksel bevinden.
Dit is belangrijk, omdat het wieldeksel
anders niet goed op de stalen velg
past. (Als het ventiel niet in het
midden van de uitsparing zit, wordt het
antirotatiesysteem op de boutkoppen
gedrukt waardoor dit systeem beschadigd
kan raken wanneer u het wieldeksel in
deze stand probeert vast te drukken).
- Controleer of alle
bevestigingsklemmen voorlopig
zijn bevestigd, behalve de laatste
(tegenover de ventielopening).
-
Sla met de palm van uw hand op
het wieldeksel ter hoogte van de
klem tegenover het ventiel (de
laatste bevestigingsklem, sla altijd
in de klemrichting).
-
Controleer of de rand van het
wieldeksel nergens te diep in de
velg zit of te veel uitsteekt:
●
Positie van de rand van het
wieldeksel
in orde.
●
Positie van de rand van het
wieldeksel
niet in orde.
Zie in rubriek 3 het gedeelte
"Cockpit", hoofdstuk
"Bandenspanningsdetectie" voor
aanbevelingen na het vervangen van
een wiel met bandenspanningssensor.
Zie in rubriek 9 het gedeelte
"Identificatie" voor de plaats van
de sticker met informatie over de
banden.
6. Monteren van het
gerepareerde wiel
Het wiel dient op dezelfde manier te
worden gemonteerd als bij stap 5.
Vergeet bovendien niet het wieldeksel
te monteren.
SNEL WEER OP WEG
8
Wiel verwisselen
Page 180 of 292
178
Berlingo2VP_nl_Chap08_Aide-rapide_ed02-2016Berlingo2VP_nl_Chap08_Aide-rapide_ed02-2016
Controleer de positie van het
ventiel ten opzichte van de
opening in het wieldeksel.
Onjuiste positie van het ventiel: onder
de opening. Neem de werkwijze voor het
bevestigen van het wieldeksel
in acht om te voorkomen dat
de bevestigingsklem afbreekt en de
rand van het wieldeksel vervormt.
Vervorming van het wieldeksel ter
hoogte van het ventiel, ten gevolge van
een onjuiste bevestiging.
Juiste positie van het ventiel: boven
de opening.
Wiel verwisselen
Page 181 of 292
179
Berlingo2VP_nl_Chap08_Aide-rapide_ed02-2016Berlingo2VP_nl_Chap08_Aide-rapide_ed02-2016
AFNEEMBAAR SNEEUWSCHERM
(
AFSLUITER
)
Afhankelijk van het land van bestemming
wordt het afneembare sneeuwscherm op
het onderste gedeelte van de voorbumper
geplaatst om een opeenhoping van
sneeuw bij de koelventilator van de
radiateur te voorkomen.
Plaatsen Verwijderen
- Breng het afneembare
sneeuwscherm aan in de richting
van de centreerstift
A op de
voorbumper.
-
Zet het scherm vast door de vier
hoeken aan te drukken ter hoogte
van de clips
B.
Vergeet niet het sneeuwscherm
te verwijderen als de
buitentemperatuur hoger is dan
10°C (en er geen kans op sneeuw
meer is) of als de auto een aanhanger
trekt. -
Steek een schroevendraaier in de
opening ter hoogte van de clips.
-
Wip de vier clips
B één voor één
los.
SNEL WEER OP WEG
8
Sneeuwscherm
Page 182 of 292

180
Berlingo2VP_nl_Chap08_Aide-rapide_ed02-2016Berlingo2VP_nl_Chap08_Aide-rapide_ed02-2016
SNEEUWkETTINGEN
Onder winterse omstandigheden
verbeteren sneeuwkettingen de tractie
en het remgedrag van de auto.Uitsluitend de aangedreven wielen
mogen van sneeuwkettingen
worden voorzien. Een
noodreservewiel mag niet worden
voorzien van een sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke
geldende regelgeving over het
gebruik van sneeuwkettingen en
de maximaal toegestane snelheid. Montagetips
F
Als u onderweg sneeuwkettingen
moet monteren, zet de auto dan
langs de kant van de weg stil op
een vlakke ondergrond.
F
T
rek de handrem aan en plaats
eventueel wielblokken voor of
achter de wielen om te voorkomen
dat de auto wegglijdt.
F
Monteer de sneeuwkettingen, volg
daarbij de aanwijzingen van de
fabrikant.
F
Rijd langzaam weg en rijd een
klein stukje met een snelheid van
maximaal 50
km/h.
F
Zet de auto stil en controleer of de
kettingen correct gespannen zijn.
Het verdient aanbeveling voor
vertrek het monteren van de
sneeuwkettingen te oefenen; doe dit
op een vlakke en droge ondergrond.
Gebruik uitsluitend kettingen die
geschikt zijn voor het type velg van uw
auto:
Neem voor meer informatie over
sneeuwkettingen contact op met
het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Maat van de af
fabriek gemonteerde bandenMaximale
afmeting van de schakels
195/65
R15
9
mm
195/70
R15
205/65
R15
215/55
R16
215/50
R17 Rijd niet met sneeuwkettingen op
een sneeuwvrij gemaakte weg om
schade aan de banden en het wegdek
te voorkomen. Als uw auto is voorzien
van lichtmetalen velgen, controleer dan
of de ketting en de bevestigingen de
velg niet raken.
Sneeuwkettingen
Page 183 of 292
181
Berlingo2VP_nl_Chap08_Aide-rapide_ed02-2016Berlingo2VP_nl_Chap08_Aide-rapide_ed02-2016
LAMPEN VERVANGEN
Type A
Volledig glazen lamp: de
lamp is gemonteerd met een
drukbevestiging. Trek de
lamp daarom voorzichtig los.
Type C
Halogeenlamp: duw de
borgveer open en verwijder
de lamp uit de lamphouder.
Type B
Lamp met bajonetsluiting:
druk de lamp iets in en
draai hem linksom.
Lampen
Uw auto is voorzien van verschillende
typen lampen.
Verwijder ze als volgt:
Type D
Lichtdiode (LED):
raadpleeg voor het
vervangen van de
dagrijverlichting het
CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde
werkplaats.
SNEL WEER OP WEG
8
Lamp vervangen
Page 184 of 292

182
Berlingo2VP_nl_Chap08_Aide-rapide_ed02-2016Berlingo2VP_nl_Chap08_Aide-rapide_ed02-2016
2. Parkeerlicht
Type A, W5W - 5 W
-
T
rek aan de rubber borglip en
verwijder het deksel.
-
T
rek aan de stekker om de met
een drukbevestiging gemonteerde
lamphouder los te nemen.
-
V
ervang de lamp.
-
Plaats het deksel terug en
controleer of het rondom goed
aansluit voor een goede afdichting.
koplampen
1. Dimlicht/grootlicht
Type C, H4 - 55 W
-
T
rek aan de rubber borglip en
verwijder het middelste deksel.
-
Neem de stekker los.
-
Maak de borglip los.
-
V
ervang de lamp en let erop dat het
metalen gedeelte goed aansluit op
de groeven van de lampunit.
-
Maak de borglip weer vast.
-
Plaats het deksel terug en
controleer of het rondom goed
aansluit voor een goede afdichting.
Hogedrukreiniging Open de motorkap. Steek uw hand
achter de reflector voor toegang tot de
lampen.
Ga in omgekeerde volgorde te werk
voor het vervangen van een lamp en
controleer altijd of de beschermkap
weer goed is gesloten.
Het vervangen van een
halogeenlamp moet altijd met
uitgeschakelde verlichting
plaatsvinden. Wacht enkele minuten tot
de lamp afgekoeld is (risico van ernstige
brandwonden). Raak de lamp nooit met
uw vingers aan, gebruik hiervoor een
zachte, niet-pluizende doek.Het is normaal dat aan de binnenzijde
van de koplampen enige condensvorming
optreedt. Bij regelmatig gebruik van de
auto zal deze vanzelf verdwijnen.
Het vervangen van een lamp dient
plaats te vinden met afgezet contact
of losgekoppelde accu. Wacht na het
vervangen van een lamp 3
minuten
met het aansluiten van de accu.
Controleer telkens als u een lamp
vervangt of deze goed werkt.
Probeer hardnekkig vuil niet van
de koplampen, achterlichten en
omgeving te verwijderen met een
hogedrukreiniger, om te voorkomen
dat de vernislaag en de afdichtrubbers
beschadigd raken.
Lamp vervangen