
Led uit: systeem ingeschakeld;
Led aan: systeem uitgeschakeld.
VEILIGHEIDSINSTELLINGEN
Als het Start & Stop Evo-systeem de
motor heeft afgezet en de bestuurder
maakt zijn veiligheidsgordel los, opent
het bestuurders- of het
passagiersportier, of opent de motorkap
van binnen uit het voertuig, dan kan de
motor alleen opnieuw gestart worden
met de startinrichting.
De bestuurder wordt hiervan op de
hoogte gebracht door een geluidssignaal
en een bericht op het display.
BELANGRIJK
112)Als de accu vervangen moet worden,
neem dan altijd contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk. Vervang de accu
door een exemplaar van hetzelfde type
(HEAVY DUTY) en met dezelfde
specificaties.
BELANGRIJK
39)Als een comfortabele temperatuur
prioritair is, dan kan het Start&Stop-
systeem worden uitgeschakeld zodat de
klimaatregeling kan blijven werken.
SNELHEIDSBEGRENZER
BESCHRIJVING
Met deze voorziening wordt de snelheid
van het voertuig beperkt tot waarden die
door de bestuurder ingesteld kunnen
worden.
De maximumsnelheid kan zowel bij
rijdend als bij stilstaand voertuig worden
ingesteld. De minimumsnelheid die
ingesteld kan worden is 30 km/h.
Wanneer het systeem actief is, hangt de
snelheid van het voertuig af van de druk
op het gaspedaal, tot de ingestelde
snelheidslimiet wordt bereikt.
HET SYSTEEM INSCHAKELEN
De functie kan worden ingeschakeld/
uitgeschakeld op het Connectsysteem.
Het systeem inschakelen
Om toegang te krijgen tot de functie
moeten in het hoofdmenu de volgende
items in volgorde worden geselecteerd:
"Instellingen", "Veiligheid",
“Snelheidsbegrenzer” and “aan”.
De activering van het apparaat wordt
aangegeven door een groen symbool die
samen verschijnt met de laatst
ingestelde snelheid.
10807126S0001EM
120
STARTEN EN RIJDEN

TYPEN LAMPEN
Het voertuig is voorzien van de volgende lampen
Volglas lampen (type A): klemmontage.
Trek om te verwijderen.
Lamp met bajonet-sluiting (type B): druk de lamp ietwat in en draai
linksom om hem uit de houder te verwijderen.
Buislampen (type C): trek de lamp uit de veercontacten om hem te
verwijderen.
Halogeenlampen (type D): maak de lamp vrij en trek hem uit zijn zitting
door de stekker opzij te draaien.
Halogeenlampen (type E): draai de lamp linksom om hem uit de houder
te verwijderen.
Xenon gasontladingslampen (type F): raadpleeg het Alfa Romeo
Servicenetwerk om dit type lamp te vervangen.
143

Lampen Type VermogenReferentieafbeelding
(1) Grootlicht, voorkant lichten/ daglicht looplicht (DRL) H15 55/15W D
(1) Dimlicht H7 55
WD
(1) Richtingaanwijzers voor PY24W 24W B
(1) Mistlampen H11 55 W E
Koplampen grootlicht/dimlicht (Xenon gasontladingslampen) D5S 25 W F
Koplampen grootlicht/dimlicht (Xenon gasontladingslampen) D3S 35 W F
Verlichting zonneklep 1.5CP 2.1W C
Dashboardkastverlichting W5W 4 W A
Bagageruimteverlichting W5W 5 W A
Puddle lichten (onder deurpaneel) W5W 5 W A
(1) Alleen voor de basisversie koplampen met halogeen- grootlicht/dimlichten
144
NOODGEVALLEN

Draai daarom binnen 30 seconden na het
starten het stuurwiel helemaal naar de
ene en vervolgens helemaal naar de
andere kant. Plaats het stuurwiel
vervolgens weer in de centrale stand
terug. Zet de motor af, wacht minstens
5 seconden en herhaal de zojuist
beschreven startprocedure als rode
lampjes op het instrumentenpaneel
blijven branden.
BELANGRIJK Als het laadniveau
gedurende langere tijd onder 50% blijft,
raakt de accu door sulfatering
beschadigd. Hierdoor verminderen de
capaciteit en het startvermogen. De accu
is in dit geval ook gevoeliger voor
bevriezing (dit kan reeds bij
temperaturen van -10°C gebeuren).
ACCU
155) 156) 157) 158)
69)
6)
De elektrolyt van de accu hoeft niet te
worden bijgevuld met gedestilleerd
water. Een periodieke controle bij het
Alfa Romeo Servicenetwerk is echter
noodzakelijk om de efficiëntie te
verifiëren.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van
de accu voor het onderhoud.
BELANGRIJK
149)Rook nooit tijdens het uitvoeren van
werkzaamheden in de motorruimte: er
kunnen ontvlambare gassen en dampen
vrijkomen die brand kunnen veroorzaken.
150)Wees erg voorzichtig bij het uitvoeren
van werkzaamheden in de motorruimte
wanneer de motor nog warm is: gevaar voor
brandwonden. Kom niet te dicht bij de
koelventilator van de radiateur: de
elektrische ventilator kan inschakelen;
gevaar voor verwondingen. Sjaals, dassen of
andere loszittende kleding kunnen door de
bewegende onderdelen worden
meegetrokken.
151)Wacht voor het bijvullen van de
motorolie tot de motor is afgekoeld alvorens
de vuldop los te maken. Dit geldt in het
bijzonder voor voertuigen met een
aluminium vuldop (waar aanwezig).
WAARSCHUWING: gevaar voor
brandwonden!
152)Het koelsysteem staat onder druk.
Vervang, indien nodig, de dop alleen door een
origineel exemplaar om de werking van het
systeem niet negatief te beïnvloeden. Draai
bij warme motor de dop van het reservoir
niet los: gevaar voor brandwonden.
153)Rijd nooit met een leeg
ruitensproeiervloeistofreservoir:
ruitensproeiers zijn van fundamenteel
belang voor een goed zicht. Herhaaldelijke
werking van het systeem zonder vloeistof
kan leiden tot schade aan of snelle
verslechtering van sommige
systeemcomponenten.154)Sommige in de handel verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn ontvlambaar.
De motorruimte omvat warme onderdelen
die bij contact met de vloeistof brand kunnen
veroorzaken.
155)Accuvloeistof is giftig en corrosief.
Vermijd contact met huid en ogen. Houd
open vuur en vonkvormende apparaten uit
de buurt van de accu: brand- en
explosiegevaar.
156)Als de accu met onvoldoende vloeistof
werkt, kan dit de accu onherstelbaar
beschadigen en een explosie veroorzaken.
157)Als de auto langdurig gestald moet
worden bij zeer lage temperaturen, verwijder
dan de accu en breng deze naar een
verwarmde plek, om bevriezing te
voorkomen.
158)Bij werkzaamheden aan de accu of in
de buurt van de accu, moeten de ogen altijd
met een speciale bril beschermd worden.
BELANGRIJK
64)Let erop dat de verschillende types
vloeistoffen tijdens het bijvullen niet
verwisseld worden: ze mogen absoluut niet
onderling gemengd worden! Bijvullen met een
ongeschikte vloeistof kan leiden tot ernstige
schade aan het voertuig.
65)Het olieniveau mag nooit boven het
MAX-teken komen.
66)Als tijdens het bijvullen het MAX.
-streepje wordt overschreden (laatste rood
brandende markering aan de rechter kant),
wendt u zich dan zo snel mogelijk tot een
werkplaats van het Alfa Romeo-
servicenetwerk om het teveel aan olie te
laten verwijderen.
174
ONDERHOUD EN ZORG

Het voertuig is uitgerust met een IBS
(Intelligent Battery Sensor), die in staat is
het laad- en ontlaadvoltage te meten en
het laadniveau te berekenen en de
algemene toestand van de accu. De
sensor wordt geplaatst naast de
negatieve terminal (-) van de accu.
Voor een correcte ladings-/
ontladingsprocedure, moet het
laadvoltage door de IBS-sensor gaan.
Draai de lader aan en volg de
aanwijzingen uit de
gebruikershandleiding om de accu
helemaal op te laden;
schakel na het heropladen eerst de
acculader uit voordat deze wordt
losgekoppeld van de accu;
eerst de zwarte kabelterminal van de
acculader afsluiten en daarna de rode
kabelterminal;
herplaats de beschermende kap van
de positieve terminal van de accu en de
toegangskap op de accuruimte.
BELANGRIJK Als een acculader van het
"snelle" type wordt gebruikt terwijl de
accu in het is voertuig gemonteerd,
moeten eerst beide kabels van de accu
losgemaakt worden alvorens de
acculader aan te sluiten. Gebruik geen
"snellader" voor de levering van
startspanning.
70)
BELANGRIJK
159)Het proces van opladen of weer
opladen van de accu produceert waterstof,
een ontvlambaar gas dat kan ontploffen en
tot ernstig letsel leiden.
160)Houd u altijd aan de vermelde
voorzorgsmaatregelen bij het opladen of
weer opladen van de accu.
BELANGRIJK
70)Als u de accu moet loskoppelen of
verwijderen, sluit de achterklep dan niet. Om
onbedoelde sluiting te voorkomen, wordt
aanbevolen een obstakel (bijv. een doek) op
het slot te leggen zodat de achterklep niet
gesloten kan worden.
ONDERHOUDSPROCEDURES
161) 162) 163)
71) 72) 73) 74) 75) 76) 77)
ONDERHOUD AIRCONDITIONING
78) 79)
Om de beste prestaties te garanderen,
moet de airconditioning gecontroleerd en
onderhouden worden bij een werkplaats
van het Alfa Romeo Servicenetwerk, bij
het begin van de zomer.
RUITENWISSER
De wisserbladen van de ruitenwisser
omhoog zetten (functie "Servicestand")
Dankzij de functie "Servicestand" kan de
bestuurder de wisserbladen eenvoudiger
vervangen. Het wordt ook aanbevolen om
deze functie te activeren wanneer het
sneeuwt en om het gemakkelijker te
maken elke afzetting van vuil te
verwijderen in de zone waar de bladen
normaal geplaatst zijn, bij het wissen.
Inschakeling van de functie
Schakel, om deze functie in te schakelen,
de ruitenwissers uit (draaischakelaar
fig. 167 in standO) voordat u de
startinrichting op STOP zet.
Deze functie kan alleen binnen 2 minuten
nadat de startinrichting op STOP is gezet
ingeschakeld worden.
176
ONDERHOUD EN ZORG

IDENTIFICATIEGEGEVENS
VOERTUIGIDENTIFICATIENUMMER
Het Voertuigidentificatienummer (VIN) is
gestanst op een plaatje in de hoek
linksvoor op het dashboard fig. 170, het
is zichtbaar vanaf de buitenkant van het
voertuig door de voorruit.Dit nummer is ook geprint op het chassis
op de schokdemper linksvoor en is te zien
bij het openen van de motorkap fig. 171.
PLAATJE
VOERTUIGINDENTIFICATIENUMMER
(VIN)
Dit plaatje bevinden zich op de stijl van
het bestuurdersportier fig. 172 en bevat
de volgende gegevens:
1: correcte waarde van de
absorptiecoëfficiënt van de rookgassen
(voor dieselmotoren);
2: naam van de fabrikant,
typegoedkeuringsnummer,
voertuigidentificatienummer, max.
toegestane gewichten;
3: motor-identificatiecode,
Type-Variant-Uitvoering,
onderdeelnummer, kleurcode, extra
informatie.
17010016S0001EM
17110016S0002EM
17210016S0003EM
184
TECHNISCHE GEGEVENS