
PORTIEREN
DE PORTIEREN VER-/ONTGRENDELEN
VAN BINNENUIT
Centrale vergrendeling/ontgrendeling
Als alle portieren goed gesloten zijn
worden ze automatisch vergrendeld
zodra het voertuig de snelheid van ong.
20 km/h overschrijdt (functie
"Automatische vergrendeling"
ingeschakeld).
Druk op de knop
op het paneel van het
bestuurdersportier fig. 5 of van het
passagiersportier, of van de
achterportieren (indien aanwezig) om de
portieren te vergrendelen.
Druk bij vergrendelde portieren op knop
op het paneel van de voorportieren
om ze te ontgrendelen.
PORTIEREN VERGRENDELEN/
ONTGRENDELEN VAN BUITENAF
De portieren vergrendelen van buitenaf
Druk, bij gesloten portieren, op de toets
op de sleutel.
Het portierslot kan in ieder geval bediend
worden met alle portieren vergrendeld en
de achterklep geopend. Wanneer knop
op de sleutel wordt ingedrukt, worden
alle sloten vergrendeld, met inbegrip van
het slot van de geopende achterklep.
Deze laatste wordt vergrendeld wanneer
deze wordt gesloten.
2)
Portieren ontgrendelen van buitenaf
Druk op knop
van de sleutel.
PASSIVE ENTRY(indien aanwezig)
3)
Het Passive Entry-systeem kan de
aanwezigheid van een elektronische
sleutel in de buurt van de portieren en de
achterklep identificeren.
Met het systeem kunnen de portieren (of
de achterklep) vergrendeld/ontgrendeld
worden zonder welke toets op de
elektronische sleutel dan ook te hoeven
indrukken.
De sleutel wordt pas gedetecteerd nadat
het systeem de aanwezigheid van een
hand herkent in een van de voorste
handgrepen. Als de gedetecteerdesleutel geldig is, worden de portiers en de
bagageruimte ontgrendeld (de
elementen die openen hangen af van de
instellingen op het Connectsysteem).
Waar de functie aanwezig is, worden door
het vastpakken van de handgreep van het
bestuurdersportier alle portieren
geopend, afhankelijk van de via het menu
van het display of de met het
Connectsysteem ingestelde modus.
Portiervergrendeling
Ga als volgt te werk om de portieren te
vergrendelen:
verzeker u ervan dat u in het bezit
bent van de elektronische sleutel en
dichtbij de handgreep van het portier aan
bestuurders- of passagierszijde staat;
druk op de "portiervergrendeling"
knop fig. 6 op de handgreep of de knop
fig. 7 op de achterklep bij de knop voor
het openen: alle portieren en de
achterklep worden vergrendeld. Door de
portieren te vergrendelen wordt ook het
alarm geactiveerd (indien aanwezig).
504056S0001EM
15

verplaatst worden na het openen/sluiten
van het portier; het vergrendelen/
ontgrendelen van het voertuig of het
inschakelen van de plafondverlichting
middenvoor.
Verstelling inclinatie zitting
(schuinstelling)
(indien aanwezig)
De hoek van de zitting van de stoel kan
worden versteld in vier standen. Trek het
voorste deel van bediening 1
fig. 14 omhoog of druk het in om het
voorste deel van de stoel in de gewenste
richting te verplaatsen. Laat bediening
1 los wanneer de zitting de gewenste
positie heeft bereikt.
Verstelling van de rugleuning
(indien aanwezig)
Druk op de schakelaars 4 fig. 15 om de
breedte van de rugleuning aan te passen,
door het inbrengen van lucht in de vulling
aan de zijkant, aan de eigen
lichaamskenmerken.
Een omhullender rugleuning garandeert
een betere steun voor het lichaam tijdens
het rijden in bochten.De standen van de bestuurdersstoel in
het geheugen opslaan
Met de knoppen 5 fig. 15 kunnen drie
verschillende standen van de
bestuurdersstoel worden opgeslagen en
opgeroepen. Het opslaan en oproepen is
mogelijk met de contactsleutel in de
stand ON en gedurende 3 minuten na het
bestuurdersportier te hebben geopend
of zolang het portier gesloten is, ook met
de contactsleutel in de stand STOP. Ga
als volgt te werk om een stoelstand op te
slaan: gebruik de bedieningselementen
om de stoel te verstellen en houd de knop
1,5 seconden ingedrukt wanneer de
gewenste stand is bereikt die u wilt
opslaan. Druk kort op de betreffende
knop om een opgeslagen stand op te
roepen.
ELEKTRISCHE VERWARMING
VOORSTOELEN
(indien aanwezig)
Druk, met de startinrichting in stand AAN,
op de knoppen
fig. 16 op het
dashboard.
Er kunnen drie verwarmingsniveaus
gekozen worden:
"minimale verwarming": er brandt één
oranje led op de knoppen;
"gemiddelde verwarming": er branden
twee oranje leds op de knoppen;
"maximale verwarming": er branden
twee oranje leds op de knoppen.
Houd de knoppen voor een paar
seconden ingedrukt om de "snelle
maximale verwarming" functie te
activeren.
1504066S0015EM
1604066S0004EM
20
KENNISMAKING MET DE AUTO

GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
De veiligheidsgordel moet omgelegd
worden terwijl men goed rechtop, met de
rug tegen de rugleuning zit.
Om de gordels vast te maken, de gesp 1
fig. 77 vasthouden en deze in sluiting
2 steken, totdat de klik van het
vergrendelen wordt gehoord.
Als tijdens het uittrekken de gordel
blokkeert, laat hem dan een stukje
teruglopen en trek hem vervolgens
langzaam uit.
Om de gordel los te maken, druk op knop
3 en begeleid de gordel tijdens het
teruglopen met de hand, zodat hij niet
draait.
69)
De oprolautomaat kan blokkeren als het
voertuig op een steile helling staat: dit is
normaal. Bovendien blokkeert de
oprolautomaat als de gordel snel word
uitgetrokken of bij hard remmen,
botsingen en bij bochten die op hoge
snelheid worden genomen.
Leg de achterste veiligheidsgordels om
zoals getoond in fig. 78 en fig. 79 .
Anders dan de veiligheidsgordels aan dezijkanten, heeft de middelste een
dubbele sluiting. Rol de gordel af, pak de
bevestigingsgesp 3 fig. 78 en
introduceer deze in de behuizing 4, breng
dan gesp 2 in behuizing 1 en zorg ervoor
dat beide gordels correct bevestigd
worden.
Om gesp 3 los te laten, druk op knop
5 met een van beide
gordelbevestigingsgespen.
70)
BELANGRIJK
69)Druk tijdens het rijden nooit op knop 3.
70)Onthoud dat passagiers op de
achterbank die geen gordel dragen bij een
ongeval blootgesteld worden aan een groot
risico en bovendien een gevaar opleveren
voor de inzittenden voorin.
7706056S0001EM
7806056S0002EM
7906056S0003EM
87

bestuurder over de aanwezigheid van een
obstakel door middel van geluidssignalen
(door middel van de speakers in de auto)
en visuele signalen, op het display van het
instrumentenpaneel.
"Audio": hiermee kan het volume van
de akoestische waarschuwingen geleverd
door het ParkSensesysteem worden
geselecteerd, de beschikbare opties zijn:
"Hoog", "Gemiddeld" of "Laag".
Achteruitrij camera
(indien aanwezig)
Met deze functie zijn de volgende
instellingen mogelijk:
"Zicht": hiermee kunt u de weergave
van de videocamera op het display zien;
"Vertraging camera": hiermee kunt u
het uitschakelen van de camera met een
paar seconden vertragen wanneer de
achteruitversnelling is uitgeschakeld.
"Camera rijlijnen”: hiermee kunnen de
dynamische roosters die de route van het
voertuig op het display aangeven
ingeschakeld worden.
Automatische parkeerrem
Met deze functie kunt u de automatische
parkeerrem in-/uitschakelen bij het
uitschakelen van de motor.Rem service
(indien aanwezig)
Deze functie zorgt voor activering van de
procedure om het onderhoud van het
remsysteem uit te voeren.
Automatisch sluiten van spiegels
(indien aanwezig)
Met deze functie kunnen de spiegels bij
het ont-/vergrendelen van de deuren
automatisch dichtgeplooid worden.
Instellingen herstellen
Met deze functie kunnen de instellingen
van het huidige menu gewist en de
fabrieksinstellingen hersteld worden.
Ga naar de functies en selecteer de
instelling door aan de Rotary Pad te
draaien en deze in te drukken.
Portieren & Vergrendelingen
Om toegang te krijgen tot de functie
"Portieren en Vergrendelingen", moet die
geselecteerd worden door aan de Rotary
Pad te draaien en vervolgens geactiveerd
worden door erop te drukken. De
volgende instellingen kunnen worden
gewijzigd wanneer deze functie is
geselecteerd:
Vergrendeling in beweging;
Ontgrendeling van alle portieren bij
uitstappen;
Passive entry (waar aanwezig);
Portierontgrendeling bij instappen
(waar aanwezig);
Claxon met starten op afstand (voor
bepaalde versies/markten)
Claxoneer bij portiervergrendeling
(waar aanwezig);
Automatische vergrendeling (waar
aanwezig);
Instellingen herstellen.
Instrumentenpaneel
Om toegang te krijgen tot de functie
"Instrumentenpaneel", deze selecteren
door te draaien aan de Rotary Pad en te
drukken op de Rotary Pad om hem te
activeren. De volgende instellingen
kunnen worden gewijzigd wanneer deze
functie is geselecteerd:
Volume waarschuwingssignaal;
Trip B;
Toon telefooninfo;
Toon audioinfo;
Toon navigatie-info;
Instellingen herstellen.
Infotainment
Om toegang te krijgen tot de functie
"Infotainment", deze selecteren door te
draaien aan de Rotary Pad en te drukken
op de Rotary Pad om hem te activeren.
De volgende instellingen kunnen worden
gewijzigd wanneer deze functie is
geselecteerd:
Beeldscherm uit;
Splitscreen (waar aanwezig);
Audio;
Bluetooth®;
217