
36)De capaciteiten van het ABS mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen in
gevaar komt.
37)Voor een goede werking van het ABS
moeten de banden van alle wielen van
hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie
verkeren en vooral van het voorgeschreven
type en maat zijn.
38)Er kan een korte vertraging zijn bij het
schuiven naar de AWD modus nadat er een
band geslipt is.
39)Wanneer een storingssymbool van het
DTC-systeem verschijnt, moet de bestuurder
zich bewust zijn van de andere rijreactie en
daarom snelheid minderen. Het symbool
waarschuwt de bestuurder niet in
gebieden te rijden waar vierwielaandrijving
vereist is en ook niet op met sneeuw bedekte
wegen.
40)Het ESC kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
41)Het ESC-systeem kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken wegens
overmatige snelheid in bochten, rijden op
wegdek met weinig grip of aquaplaning.
42)De capaciteiten van het ESC-systeem
mogen nooit op onverantwoorde en
gevaarlijke wijze worden uitgetest,
waardoor de persoonlijke veiligheid en die
van anderen in gevaar komt.
43)Voor de goede werking van het
ESC-systeem moeten de banden van alle
wielen van hetzelfde merk zijn, in perfecte
conditie verkeren en vooral van het
voorgeschreven type en maat zijn.44)Neem nooit onnodige risico's en risico's
waarvoor geen garantie is, ook al is het
voertuig voorzien van het ESC-systeem. Uw
rijstijl moet altijd aangepast zijn aan de
conditie van het wegdek, het zicht en het
verkeer. De bestuurder is in elk geval
verantwoordelijk voor een veilige rijstijl.
45)Voor de goede werking van het
TC-systeem moeten de banden van alle
wielen van hetzelfde merk zijn, in perfecte
conditie verkeren en vooral van het
voorgeschreven type en maat zijn.
46)Neem nooit onnodige risico's of risico's
die niet binnen de garantie vallen, ook al is
het voertuig voorzien van het TC-systeem.
Uw rijstijl moet altijd aangepast zijn aan de
conditie van het wegdek, het zicht en het
verkeer. De bestuurder is in elk geval
verantwoordelijk voor een veilige rijstijl.
47)Het TC-systeem kan niet de door het
wegdek geboden grip boven de limieten van
de natuurkundige wetten laten toenemen.
48)Het TC-systeem kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken wegens
overmatige snelheid in bochten, rijden op
wegdek met weinig grip of aquaplaning.
49)De capaciteiten van het TC mogen nooit
op onverantwoorde en gevaarlijke wijze
worden uitgetest, waardoor de persoonlijke
veiligheid en die van anderen in gevaar komt.
50)Het PBA-systeem kan niet de door het
wegdek geboden grip boven de limieten van
de natuurkundige wetten laten toenemen.
51)Het PBA-systeem kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken wegens
overmatige snelheid in bochten, rijden op
wegdek met weinig grip of aquaplaning.52)De capaciteiten van het PBA-systeem
mogen nooit op onverantwoorde en
gevaarlijke wijze worden uitgetest,
waardoor de veiligheid van de bestuurder, de
overige inzittenden van het voertuig en
andere weggebruikers in gevaar komt.
53)Het HSA-systeem is geen parkeerrem;
laat het voertuig dus nooit achter zonder de
elektrische parkeerrem te hebben
aangetrokken, de motor te hebben
uitgeschakeld en de eerste versnelling te
hebben ingeschakeld, zodat de geparkeerde
auto in veilige omstandigheden verkeert
(lees ook de paragraaf ‘Parkeren’ in het
hoofdstuk ‘Starten en rijden’).
54)Er kunnen situaties op kleine hellingen
(minder dan 8%) voorkomen waarin, bij
beladen voertuig, het Hill Start
Assist-systeem niet in werking treedt en de
auto zich iets naar achteren verplaatst,
waardoor het risico op een botsing met een
ander voertuig of voorwerp toeneemt. De
bestuurder is in elk geval verantwoordelijk
voor een veilige rijstijl.
55)Het AST-systeem is een hulp voor bij het
rijden en ontheft de bestuurder niet van de
verantwoordelijkheid om het voertuig te
besturen.
75

BELANGRIJK Het systeem waarschuwt
de bestuurder niet over de aanwezigheid
van voertuigen die uit de tegengestelde
richting komen, in naastgelegen rijbanen.
Belangrijke opmerkingen
Als er een aanhanger aan de auto is
gekoppeld, wordt het systeem
automatisch buiten werking gesteld.
Om het systeem correct te laten werken
moet de zone van de achterbumper waar
de radarsensoren zich bevinden vrij
blijven van sneeuw, ijs en vuil afkomstig
van het wegdek.
Dek de zone van de achterbumper waar
de radarsensoren zich bevinden met geen
enkel voorwerp af (bijv. stickers,
fietsenrek, enz.).
Als na het kopen van het voertuig u het
sleepoog wilt installeren, moet u het
systeem deactiveren via het
Connectsysteem. Om toegang te krijgen
tot de functie moeten in het hoofdmenu
de volgende items in volgorde worden
geselecteerd: "Instellingen", "Veiligheid"
en "Alarm Blinde Hoek".
Achteraanzicht
Het systeem detecteert voertuigen die
uw voertuig van achteren aan beide
kanten naderen en de detectiezone aan
de achterkant binnenkomen met een
verschil in snelheid van minder dan
50 km/h ten opzichte van uw voertuig.Inhalen van voertuigen
Als een voertuig langzaam wordt
gepasseerd (met een verschil in snelheid
van minder dan ongeveer 25 km/h) en dit
voertuig gedurende ongeveer
1,5 seconde in de blinde hoek blijft, gaat
het waarschuwingslampje op de
buitenspiegel aan de betreffende kant
branden.
Als het verschil in snelheid tussen beide
voertuigen hoger is dan ongeveer
25 km/h, gaat het lampje niet branden.
RCP (Rear Cross Path detection)
systeem
Dit systeem assisteert de bestuurder
tijdens achteruitrijmanoeuvres in geval
van beperkt zicht.
Het RCP-systeem bewaakt de
detectiezones aan beide zijden aan de
achterkant, om bewegende voorwerpen
die de zijkanten van het voertuig naderen
op een minimumsnelheid tussen
ongeveer 1 km/h en 3 km/h en
voorwerpen die bewegen op een
maximumsnelheid van 35 km/h, zoals
gebruikelijk is in parkeerzones.
De inwerkingtreding van het systeem
wordt de bestuurder gemeld met een
visuele en akoestische waarschuwing.
BELANGRIJK Indien de sensoren
afgedekt worden door voorwerpen of
voertuigen, zal het systeem de
bestuurder niet waarschuwen.
Bedieningswijze
Het systeem kan via het Connectsysteem
in- en uitgeschakeld worden. Om toegang
te krijgen tot de functie moeten in het
hoofdmenu de volgende items in
volgorde worden geselecteerd:
"Instellingen", "Veiligheid" en "Alarm
Blinde Hoek".
"Blind spot alert", "Visuele" modus
Wanneer het systeem is ingeschakeld,
wordt er een visuele waarschuwing
verzonden naar de deurspiegel aan de
zijde van het gedetecteerde voorwerp.
De visuele waarschuwing op de spiegel
zal knipperen als de bestuurder de
richtingaanwijzers aanzet, en daarmee de
intentie aangeeft om van rijstrook te
wisselen.
Deze waarschuwing wordt vast als de
bestuurder op dezelfde rijstrook blijft.
Uitschakeling "Blind spot alert" functie
Wanneer het systeem wordt
uitgeschakeld ("Blind spot alert" op
"OFF"), zullen de BSM- of RCP-systemen
noch akoestische noch visuele
waarschuwingen verzenden.
77

103)Het elektro-hydraulische remsysteem
is niet actief totdat de motor begint te lopen.
De rempedaalslag zal langer zijn dan
normaal. Dit duidt niet op een storing.
104)Probeer de motor nooit te starten door
de auto te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden. Hierdoor kan de
katalysator worden beschadigd.
BELANGRIJK
32)Wij adviseren om gedurende de
beginperiode, of gedurende de eerste
1600 km (1000 mijl) niet de maximale
prestaties van de auto te eisen (bijv. snel
accelereren, lange afstanden op topsnelheid,
krachtig remmen etc.).
33)Laat de startinrichting nooit in de stand
MAR staan als de motor is afgezet, zodat de
accu niet onnodig wordt ontladen.
34)Als het
waarschuwingslampje na
het starten of na langdurig "aanzwengelen"
gaat knipperen, duidt dit op een defect van
het voorgloeisysteem. Als de motor start,
kan het voertuig normaal gebruikt worden,
maar moet er zo snel mogelijk contact
opgenomen worden met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
35)Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut, verspilt
brandstof en is schadelijk voor de motor.
PARKEREN
105) 106) 107)
BELANGRIJK Naast het parkeren van het
voertuig met de parkeerrem altijd
ingeschakeld, het wiel gestuurd, wiggen
of stenen geplaatst voor de wielen
(indien op een steile helling), moet u altijd
inschakelen:
Handgeschakelde versnellingsbak:
De 1eversnelling als de auto op een
helling naar boven geparkeerd staat, of
de achteruit als de auto op een helling
naar beneden geparkeerd staat.
Automatische versnellingsbak:
zet hem in P (Parkeren) modus;
neem altijd de sleutel mee als u het
voertuig verlaat.
BELANGRIJK Schakel de elektrische
parkeerrem altijd in voordat u het
voertuig verlaat.
ELEKTRISCHE PARKEERREM
Het voertuig is uitgerust met een
elektrische parkeerrem die een beter
gebruik en optimale prestaties
garandeert in vergelijking met een
handbediende parkeerrem.
De elektrische parkeerrem bestaat uit
een schakelaar, die zich op de
tunnelconsole bevindt fig. 102, een
motor met remklauw voor elk achterwiel
en een elektronische regelmodule.De elektrische parkeerrem kan op twee
manieren worden ingeschakeld:
handmatig, door de schakelaar op de
tunnelconsole uit te trekken;
automatischin de omstandigheden
van "Safe Hold" of "Auto Park Brake".
BELANGRIJK Normaalgesproken wordt
de elektrische parkeerrem automatisch
ingeschakeld wanneer de motor wordt
afgezet. De functie kan worden
ingeschakeld/uitgeschakeld via het
Connectsysteem door het selecteren van
de volgende functies in volgorde op het
hoofdmenu: "Instellingen",
"Bestuurdersassistentie" and
"Automatische parkeerrem".
BELANGRIJK Als de accu van het
voertuig defect is, moet de accu
vervangen worden om de elektrische
parkeerrem te ontgrendelen.
10207046S0001EM
111

START & STOP-EVO
Het Start & Stop Evo-systeem zet
automatisch de motor af wanneer het
voertuig stilstaat en start de motor zodra
de bestuurder weer wil gaan rijden.
Dit verhoogt de efficiëntie van het
voertuig dankzij een beperking van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
BEDIENINGSWIJZE
Afzetten van de motor
Versies met mechanische
versnellingsbak
Bij stilstaand voertuig, wordt de motor
afgezet als de versnellingspook in de
vrijstand staat en het koppelingspedaal
niet is ingetrapt.
Versies met automatische
versnellingsbak
Bij stilstaand voertuig en ingetrapt
rempedaal, wordt de motor
uitgeschakeld als de versnellingspook in
een andere stand dan R staat.
Het systeem werkt niet als de
keuzehendel in R staat, om
parkeermanoeuvres makkelijker te
maken.Als het voertuig heuvelopwaarts tot
stilstand wordt gebracht, dan wordt het
uitschakelen van de motor verhindert om
de "Hill Start Assist" functie beschikbaar
te houden (die alleen bij draaiende motor
werkt).
OPMERKING De motor kan alleen
automatisch worden afgezet bij een
snelheid van ongeveer 10 km/u. Na een
automatische herstart, hoeft u, om de
motor af te zetten, het voertuig slechts
over een korte afstand (met een snelheid
hoger dan 0,5 km/h) te verplaatsen.
Het afzetten van de motor wordt
aangegeven door hetsymbool op de
display van het instrumentenpaneel.
De motor opnieuw starten
Versies met mechanische
versnellingsbak
Trap het koppelingspedaal in om de
motor weer te starten.
Als het voertuig niet start door het
intrappen van het koppelingspedaal, de
versnellingspook in de vrijstand zetten en
de procedure herhalen. Als het probleem
aanhoudt, contact op nemen met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.Versies met automatische
versnellingsbak
Laat het rempedaal los om de motor
weer te starten.
Met ingetrapt rempedaal, als de
versnellingspook in automatische modus
- D (Drive) staat - kan de motor weer
gestart worden door de pook naar R
(Achteruit) of N (Vrijstand) of "AutoStick"
te verplaatsen.
Met ingetrapt rempedaal, als de
versnellingspook in "AutoStick"-modus
staat - kan de motor weer gestart worden
door de pook naar "+" of "–", of R
(Achteruit) of N (Vrijstand) te
verplaatsen.
Wanneer de motor automatisch is
afgezet kan, door het rempedaal
ingetrapt te houden, de rem gelost
worden terwijl de motor uit blijft, door de
versnellingspook snel naar P (Parkeren)
te zetten.
Om de motor weer te starten, de pook uit
een stand halen die niet P is.
HET SYSTEEM HANDMATIG
INSCHAKELEN/UITSCHAKELEN
112)
39)
Om het systeem handmatig
inschakelen/uitschakelen druk op de
knop aangebracht in het controlepaneel
links van het stuurwiel, fig. 108
119

ACHTERUITKIJKCAMERA /
DYNAMISCH RASTER
BESCHRIJVING
De achteruitkijkcamera bevindt zich op
de achterklep, nabij de openingsknop,
fig. 127.
123)
56)
Camera inschakelen/uitschakelen
De functie kan worden ingeschakeld/
uitgeschakeld op het Connectsysteem.
Het systeem inschakelen
Om toegang te krijgen tot de functie
moeten in het hoofdmenu de volgende
items in volgorde worden geselecteerd:
"Instellingen", "Bestuurdersassistentie"
and "Achteruitkijkcamera". Het volgende
submenu verschijnt:
Actief
Uitschakelvertraging;
Rooster.
Selecteer "Activeren om het camerazicht
te activeren op het
Connectsysteemdisplay.
Bij elke inschakeling van de achteruit
toont het display van het Connect-
systeem, fig. 128, wordt het gebied
rondom het voertuig, zoals gezien door
de achteruitrijcamera getoond.
SYMBOLEN EN BERICHTEN OP HET
DISPLAY
Indien geactiveerd, wordt het rooster
over de afbeelding geplaatst om de
breedte van het voertuig te markeren en
het te verwachten traject in
overeenstemming met de stand van het
stuurwiel.
Een er overheen geplaatste onderbroken
middenlijn geeft het midden van hetvoertuig aan om parkeermanoeuvres of
het uitlijnen van een sleepoog te
vergemakkelijken. De verschillende
gekleurde zones geven de afstand aan
vanaf de achterkant van het voertuig.
In de volgende tabel worden de
afstanden bij benadering voor elke zone
getoond fig. 128:
ZoneAfstand vanaf de
achterkant van het
voertuig
Rood 0 ÷ 30 cm
Geel 30
cm÷1m
Groen 1 m of meer
BELANGRIJK Let tijdens
parkeermanoeuvres in het bijzonder op
obstakels die zich boven of onder het
bereik van de camera kunnen bevinden.
van de videocam.
12707186S0001EM
12807186S0002EM
135

Handgeschakelde versnellingsbak. .114
Herconfigureerbaar tft display.....44
Het voertuig opkrikken.........179
Hoofdairbag................107
Hoofdsteunen...............22
Hoogteregeling koplampen.......29
HSA-systeem (Hill Starting Assist)
(Ondersteuning bij wegrijden op
een helling)................74
i-Size kinderzitjes.............97
Identificatiegegevens..........184
Imperiaal/skidrager>...........40
Interieurverlichting............30
ISOFIX-kinderzitje (montage)......95
Kinderen veilig vervoeren........91
Kinderslot..................17
Kinderzitjes.................91
Klimaatregeling...............33
KNOPPEN
Samenvattende tabel knoppen op
de tunnelconsole...........206
Lakwerk (reiniging en onderhoud). .180
Lamp buitenverlichting vervangen . .145
Lampen
typen lampen.............143
Lampjes en berichten...........51
Lichtschakelaar..............26
Mistlampen (lamp vervangen).....146
Mistlampen voor..............27Modificaties/wijzigingen aan het
voertuig..................5
Motor....................185
niveau vloeistof
motorkoelsysteem..........173
Motorkap..................37
Motorolie
niveau controleren..........172
verbruik................173
Motorruimte...............170
Noodstart.................156
Onderhoudsprocedures........176
Parkeerlichten...............27
Parkeersensorensysteem.......131
Parkeren..................111
Passive Entry (systeem).........15
PBA-systeem (Panic Brake Assist) . . .73
Plafondverlichting voor..........30
Portieren..................15
Prestaties (topsnelheid)........196
RCP-systeem...............77
Regensensor................32
Remmen
remvloeistofniveau..........173
Richtingaanwijzers (lamp
vervangen)...............146
Richtlijnen voor de behandeling van
het voertuig aan het einde van
de levensduur.............201
Rijbaanwissel................29Rijhulpsystemen..............76
Rijmodi...................118
Ruitensproeiervloeistof voor
voorruit/koplampen.........173
Ruitenwisser . . ..............31
wisserbladen vervangen.......177
Ruitenwisser/-sproeier . .........31
"Intelligente" wis-/wasfunctie....32
SBA (Gordelwaarschuwing).......88
SBA (Gordelwaarschuwing)
Systeem.................88
SBL-functie.................29
Schemersensor...............26
Slepen van het voertuig.........159
Slepen van voertuig met pech.....158
Sleutels
elektronische sleutel . .........11
Sneeuwkettingen. ............179
Snelheidsbegrenzer...........120
SRS (aanvullend
veiligheidssysteem) .........103
Stadslicht..................27
Start & Stop-Evo.............119
Starten met een sleutel met lege
batterij..................13
Starten met hulpaccu..........157
ALFABETISCH REGISTER