Page 241 of 333
Rijden en bediening2399Gevaar
Brandstof is brandbaar en explo‐
sief. Niet roken. Geen open vuur
of vonken.
Wanneer u brandstof in de auto
kunt ruiken, dient u de oorzaak daarvan onmiddellijk door een
werkplaats te laten verhelpen.
Voorzichtig
Wanneer u foute brandstof hebt
getankt, mag u het contact niet
aanzetten.
De tankklep zit achteraan aan de
rechterzijde van de auto.
De tankklep kan alleen bij een
ontgrendelde auto worden geopend.
Ontgrendel de tankklep door tegen de
klep te duwen.
Benzine en diesel tanken
Plaats het pistool recht op de vulpijp
en druk het met iets kracht erin.
Om te tanken, het vulpistool volledig
in de vulopening brengen en inscha‐
kelen.
Na het automatisch afslaan kunt de
tank nog maximaal twee keer door
drukken op het pistool helemaal vol
maken.
Page 242 of 333

240Rijden en bedieningVoorzichtig
Gemorste brandstof onmiddellijk
afwassen.
Klepje sluiten en vastklikken.
Beveiliging tegen onjuiste brandstof
9 Waarschuwing
Probeer de klep van de vulpijp bij
auto's met beveiliging tegen
onjuiste brandstof niet met de
hand te openen.
Als u dat toch doet, kunnen uw
vingers bekneld raken.
Alle auto's zijn uitgerust met een
beveiliging tegen onjuiste brandstof.
Door de beveiliging tegen onjuiste
brandstof kan de klep van de vulpijp
alleen worden geopend door geschikt
vulpistool of een trechter voor nood‐
bijtanken.
Tank in een noodsituatie bij vanuit
een jerrycan. Gebruik een trechter
om het kapje van de vulopening te
openen.De trechter wordt opgeborgen in de bagageruimte.
Plaats de trechter recht op de vulpijp en druk deze met iets kracht erin.
Gebruik de trechter om brandstof bij
te tanken.
Berg de trechter na het bijtanken op
in de bagageruimte.
Brandstofverbruik - CO 2-
uitstoot Het (gecombineerde) brandstofver‐
bruik van de Opel Insignia ligt tussen
8,7 en 4,0 l/100 km
Page 243 of 333

Rijden en bediening241Afhankelijk van het land verschijnt het
brandstofverbruik in km/l.
De (gecombineerde) CO 2-emissie ligt
tussen 199 en 105 g/km.
Voor de waarden specifiek voor uw
auto kunt u de EEG-conformiteitsver‐ klaring die bij uw auto is geleverd, of
andere landelijke registratiedocu‐
menten raadplegen.
Algemene informatie
De officiële waarden voor het brand‐
stofverbruik en de specifieke CO 2-
emissie zijn gebaseerd op het Euro‐ pese basismodel met standaarduit‐
rusting.
De gegevens voor het brandstofver‐
bruik en de CO 2-emissie zijn vastge‐
steld op basis van de richtlijn R (EG) nr. 715/2007 (in de versie die van
toepassing is), rekening houdend met
het gewicht van het rijklare voertuig,
zoals bepaald in de richtlijn.
De gespecificeerde waarden zijn
slechts bedoeld om de verschillende
modellen te kunnen vergelijken. Ze
vormen geen garantie voor het
werkelijke brandstofverbruik van eenbepaalde auto. Accessoires leiden
mogelijk tot een verhoging ten
opzichte van het opgegeven brand‐
stofverbruik en de CO 2-emissie. Het
brandstofverbruik hangt bovendien af
van de persoonlijke rijstijl, de staat
van het wegdek en de verkeersom‐
standigheden.Trekhaak
Algemene informatie
De van fabriekswege gemonteerde trekhaak wordt onder de achterbum‐
per ingeklapt.
Het achteraf monteren van een trek‐
haak door een werkplaats laten
uitvoeren. Zo nodig wijzigingen in de
auto aanbrengen, zoals in het koel‐
systeem, de hitteschilden of andere uitrusting. Alleen trekhaken gebrui‐ken die voor uw auto zijn goedge‐
keurd.
Om schade aan de auto te voorko‐
men, kan de elektrische achterklep
niet met de elektronische sleutel
worden bediend wanneer er een
aanhanger elektrisch is aangesloten.
De lamp-uitvaldetectie van het
aanhangerremlicht constateert geen
individueel uitgevallen lampen. Bij
bijv. vier lampen van 5 W wordt er pas uitval geconstateerd als er nog
slechts één lamp van 5 W brandt of
als alle lampen zijn uitgevallen.
Page 244 of 333

242Rijden en bedieningDoor montage van een trekhaak
wordt de opening voor het sleepoog
mogelijk afgedekt. Maak in dat geval
gebruik van een kogelstang.
Rijgedrag en aanhangertips
Alvorens een aanhangwagen aan te
koppelen, de kogel van de trekhaak
smeren. Bij gebruik van een trillings‐
demper die slingerbewegingen
dempt en op de koppelingskogel
inwerkt, mag de kogel niet worden
gesmeerd.
Rij niet harder dan 80 km/u als een
aanhanger wordt getrokken. Een maximumsnelheid van 100 km/u is
alleen mogelijk als een trillingsdem‐
per wordt gebruikt en het toegestane
maximale aanhangergewicht niet
boven het leeggewicht van de auto
komt.
Gebruik van een trillingsdemper
wordt sterk aanbevolen bij aanhan‐
gers met een geringe rijstabiliteit en
caravans.
Als de aanhanger begint te slingeren,
langzamer gaan rijden, niet tegenstu‐ ren en zo nodig krachtig remmen.Bergafwaarts dezelfde versnelling
inschakelen als bergopwaarts en
ongeveer dezelfde snelheid aanhou‐
den.
Bandenspanning instellen op de
waarde voor maximale belading
3 310.
Aanhanger trekken
Trekgewicht
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht hangt af van de auto en de
motor en mag niet worden overschre‐ den. Het werkelijke trekgewicht is hetverschilt tussen het werkelijke totaal‐
gewicht van de aanhanger en het
werkelijke kogelgewicht in aangekop‐
pelde toestand.
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht staat in de autopapieren
vermeld. Dit geldt over het algemeen
voor hellingspercentages tot max.
12%.
De toelaatbare aanhangerbelasting
geldt voor de vermelde hellingshoek
en op zeeniveau. Omdat het motor‐
vermogen bij toenemende hoogtedoor de lagere luchtdichtheid daalt en het klimvermogen daardoor afneemt,
moet het maximaal toelaatbare trein‐
gewicht voor elke 1000 meter hoog‐
tetoename met 10% worden vermin‐
derd. Bij het rijden op wegen met een
gering hellingspercentage (minder
dan 8%, bijv. snelwegen) hoeft het
maximaal toelaatbare treingewicht niet te worden verminderd.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht mag niet worden overschreden.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht staat op het typeplaatje 3 297
vermeld.
Kogeldruk
De kogeldruk is de kracht waarmee de aanhanger op de koppelingskogel drukt. De gewichtsverdeling bij het
laden van de aanhanger is van
invloed op de kogeldruk.
De maximaal toelaatbare kogeldruk
van 60 kg (motoren B20DTH: 90 kg) staat op het typeplaatje van de trek‐
haak en in de autopapieren vermeld.
Page 245 of 333

Rijden en bediening243Altijd de maximale kogeldruk nastre‐
ven, vooral bij zware aanhangers. Nooit rijden met een kogeldruk lager
dan 25 kg.
Achterasbelasting
Bij een aangekoppelde aanhanger en een maximale belading van de auto,mag de toelaatbare achterasbelas‐
ting (zie typeplaatje of autopapieren)
worden verhoogd met 70 kg (moto‐
ren B20DTH: 80 kg), maar het
toelaatbare totaalgewicht mag niet worden overschreden. Wordt de
toelaatbare achterasbelasting over‐
schreden, dan geldt een maximum‐
snelheid van 100 km/u.
TrekhaakVoorzichtig
U kunt de inklapbare trekhaak niet van de auto verwijderen. Wanneeru niet met een aanhanger rijdt,
klapt u de trekhaak in.
9 Waarschuwing
Er mag niemand in de draaicirkel
van de trekhaak staan. Kans op
letsel.
Wanneer u de ingeklapte trekhaak ontgrendelt, moet u links van dehandgreep staan.
Ingeklapte trekhaak ontgrendelen
Trek de handgreep links van de
nummerplaat onder het achterbum‐ perpaneel onder een hoek van ca
45° tot de grond.
U hoort een waarschuwingszoemer
wanneer u de ontgrendelingshendel
uittrekt en de trekhaak is ontgrendeld.
Trek de ontgrendelde trekhaak zover
omhoog dat deze vastklikt.
Zorg dat de trekhaak goed vergren‐
deld en de ontgrendelingshendel in zijn verborgen uitgangspositie terug‐
gezet is, anders stopt de zoemer niet.
Page 246 of 333

244Rijden en bedieningTrekhaak inklappen/verbergen
Trek de handgreep links van de
nummerplaat onder het achterbum‐ perpaneel in een hoek van ongeveer
45° met de grond.
U hoort een waarschuwingszoemer
wanneer u de ontgrendelingshendel
uittrekt en de trekhaak is ontgrendeld.
Zwenk met een vlakke hand de
ontgrendelde trekhaak naar rechts
totdat deze onder de bodem vastklikt.
Zet de ontgrendelhendel terug in de
verborgen beginstand, anders stopt
de zoemer niet.9 Waarschuwing
Rijden met een aanhanger is
alleen toegestaan bij een correct
gemonteerde trekhaak. Roep hulp
in van een werkplaats wanneer de trekhaak niet goed vastklikt,
wanneer u de ontgrendelingshen‐
del niet in zijn verborgen uitgangs‐
positie kunt terugzetten of
wanneer de zoemer klinkt nadat de trekhaak is vergrendeld.
Oog voor veiligheidskabel
Veiligheidskabel aan oog vasthaken.
Aanhangerstabilisatie
Als het systeem een sterke slinger‐
beweging registreert, dan wordt het
motorvermogen verlaagd en de auto/
aanhangercombinatie afgeremd
Page 247 of 333
Rijden en bediening245totdat de slingerbeweging stopt.
Wanneer het systeem actief is moet u
het stuurwiel zo stil mogelijk houden.
Aanhangerstabilisatie maakt deel uit
van de elektronische stabiliteitsrege‐
ling 3 187.
Page 248 of 333

246Verzorging van de autoVerzorging van de
autoAlgemene informatie ..................247
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 247
Auto stallen .............................. 247
Verwerking van sloopauto .......248
Controle van de auto .................248
Werkzaamheden uitvoeren .....248
Motorkap ................................. 248
Motorolie .................................. 249
Koelvloeistof ............................ 250
Sproeiervloeistof ......................251
Remmen .................................. 252
Remvloeistof ............................ 252
Accu ........................................ 252
Dieselbrandstofsysteem ontluchten ............................... 254
Wisserblad vervangen .............254
Gloeilamp vervangen .................255
Halogeenkoplampen ...............255
LED-koplampen .......................257
Mistlampen .............................. 257
Achterlichten ............................ 258
Zijrichtingaanwijzers ................263
Kentekenverlichting .................264Binnenverlichting .....................264
Instrumentenverlichting ...........264
Elektrisch systeem .....................264
Zekeringen .............................. 264
Zekeringenkast in motorruimte 265
Zekeringenkast instrumentenpaneel ................268
Boordgereedschap ....................270
Gereedschap ........................... 270
Velgen en banden .....................271
Winterbanden .......................... 271
Aanduidingen op banden ........271
Bandenspanning .....................271
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 273
Profieldiepte ............................ 275
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 276
Wieldoppen ............................. 276
Sneeuwkettingen .....................276
Bandenreparatieset .................277
Wiel verwisselen ......................281
Reservewiel ............................. 284
Starthulp gebruiken ...................286
Trekken ...................................... 287
Auto slepen ............................. 287
Andere auto slepen .................288Verzorging van uiterlijk ..............289
Verzorging exterieur ................289
Verzorging interieur .................291