Page 233 of 333

Rijden en bediening231Het systeem werkt zonder prestatie‐
verlies tot een snelheid van maximaal
200 km/u, afhankelijk van de verlich‐
ting. ’s Nachts is het systeem actief tot een snelheid van 160 km/u.
Displayweergave
Informatie over de op dit moment
geldige verkeersborden is beschik‐
baar op de betreffende pagina in het
Driver Information Center.
Bovendien wordt de huidige geldige
snelheid permanent op de onderste
regel van het Driver Information
Center aangegeven. In geval van een
snelheidslimiet met een onderbord
verschijnt in dit gebied het symbool +.
Kies op een Baselevel-display Info
menu ? via MENU en selecteer
met het stelwiel op de richtingaanwij‐
zer de pagina met de verkeersbord‐
herkenning 3 114.
Kies op het Mid- of Uplevel-display
het menu Info met de toetsen rechts
op het stuurwiel en druk op å of ä om
de pagina met de verkeersbordher‐
kenning te selecteren 3 114.
Wanneer u een andere pagina op het menu Driver Information Center hebtgekozen en u daarna weer de pagina met de verkeersbordherkenning
kiest, wordt het laatst herkende
verkeersbord getoond.
Waarschuwingsfunctie U kunt de waarschuwingsfunctie acti‐veren en deactiveren in het instellin‐
genmenu van de pagina met
verkeersbordherkenning.
Page 234 of 333

232Rijden en bedieningWanneer de functie is geactiveerd ende pagina met verkeersbordherken‐
ning wordt niet getoond, worden de
net waargenomen snelheidslimiet en Niet inhalen-borden weergegeven als
waarschuwingen op het Driver Infor‐
mation Center.
Druk wanneer op het Baselevel-
display de pagina met de verkeers‐
bordherkenning wordt getoond, op
SET/CLR op de richtingaanwijzer‐
hendel.
Selecteer Waarschuw. AAN of
Waarschuw. UIT met het stelwiel en
druk op SET/CLR .
Druk wanneer op het Mid- of Uplevel-
display de pagina met de verkeers‐
bordherkenning wordt getoond, op
é op het stuurwiel.Activeer de waarschuwingen door J
in te stellen, deactiveer de waarschu‐ wingen door met toets 9 I in te stel‐
len.
De pop-upwaarschuwing wordt onge‐ veer acht seconden lang weergege‐
ven op het Driver Information Center.
Systeem terugstellen
De inhoud van de verkeersbordpa‐
gina kan in het menu Instellingen van de pagina Verkeersbordherkenning
worden gewist door Terugstellen te
selecteren en te bevestigen door SET/CLR op de richtingaanwijzer‐
hendel of 9 op het stuurwiel in te
drukken.
Page 235 of 333

Rijden en bediening233U kunt ook SET/CLR of 9 drie secon‐
den indrukken om de inhoud van de
pagina te wissen.
Als het resetten is gelukt, klinkt er een toon. Het onderstaande "standaard‐
teken" wordt aangegeven tot het
volgende verkeersbord wordt waar‐
genomen of door de kaartgegevens
van het navigatiesysteem wordt gele‐
verd.
In sommige gevallen wordt verkeers‐
bordherkenning automatisch door het
systeem gewist.
Wissen van verkeersborden
Er zijn verschillende scenario's waar‐
bij de op dit moment getoond
verkeersborden worden gewist. Na
het wissen wordt het "standaardte‐
ken" of een verkeersbord uit de kaart‐
gegevens van het navigatiesysteem
in het Driver Information Center weer‐
gegeven.
Redenen voor het wissen van
verkeersborden:
● Een vooraf ingestelde afstand werd gereden of een vooraf inge‐stelde periode is verlopen
(verschillend per verkeersbord)
● Er wordt een bocht genomen
● Als er geen navigatiekaartgege‐ vens beschikbaar zijn en de snel‐heid afneemt tot onder 52 km/h
(detectie van de bebouwde kom)
● Als er navigatiekaartgegevens beschikbaar zijn en het systeem
nam op basis van een verande‐
ring in de kaartgegevens waar
dat de bebouwde kom werd inge‐ reden
Verkeersbordherkenning samen
met het navigatiesysteem
Als de auto met een navigatiesys‐
teem is uitgerust, kan het weergege‐
ven verkeersbord zijn waargenomendoor een optische verkeersbordher‐
kenning of uit de kaartgegevens
afkomstig zijn.
Als het op dit moment weergegeven
verkeersbord uit de kaartgegevens
afkomstig is en de kaartinformatie
verandert, wordt er een ander
verkeersbord getoond. Dit kan bete‐
kenen dat er dan een nieuw verkeers‐ bord wordt geregistreerd, hoewel u
wellicht geen nieuw bord bent gepas‐
seerd.
Systeembeperkingen De verkeersbordherkenning werkt in
de volgende situaties mogelijk niet
goed:
● De rijsnelheid is hoger dan 200 km/u.
● Rijden op bochtige of heuvelach‐
tige wegen.
● Bij 's nachts rijden.
● Door weersomstandigheden beperkt zicht, zoals bij mist,
regen of sneeuw.
Page 236 of 333

234Rijden en bediening●De sensor in de voorruit is bedekt
met sneeuw, ijs, slijk, modder,
vuil, schade aan de voorruit of
werkt slechter door vreemde
voorwerpen, bijv. stickers.
● De zon valt rechtstreeks in de lens van de camera.
● Verkeersborden geheel of gedeeltelijk bedekt zijn of lastig
waarneembaar zijn.
● De verkeersborden incorrect gemonteerd of beschadigd zijn.
● Verkeersborden niet voldoen aan
het Verdrag van Wenen inzake
verkeersboden en verkeerste‐
kens (Wiener Übereinkommen über Straßenverkehrszeichen).Voorzichtig
Het systeem is bedoeld om debestuurder binnen een vast snel‐
heidsbereik te helpen bij de waar‐
neming van bepaalde verkeers‐
borden. Negeer geen verkeers‐
borden die het systeem niet weer‐ geeft.
Het systeem herkent geen andere
verkeersborden dan de conventi‐
onele versies die een maximum‐
snelheid aangeven of beëindigen.
Laat u door dit speciale systeem
niet verleiden tot een roekeloze
rijstijl.
Pas uw snelheid altijd aan de staat van het wegdek aan.
De hulpsystemen ontnemen de
bestuurder niet zijn verantwoorde‐
lijkheid voor het besturen van de
auto.
Lane keep assist
Lane Keep Assist helpt bij het voor‐
komen van botsingen wanneer de
rijstrook per ongeluk werd verlaten.
De frontcamera observeert de
wegmarkeringen waar de auto tussen rijdt. Wanneer de auto de markerin‐
gen nadert, wordt het stuurwiel licht verdraaid om de auto binnen de
rijstrook te houden. Draai het stuur‐
wiel in dezelfde richting mee als het
systeem onvoldoende stuurt. Draai
het stuurwiel rustig in de tegenover‐
gestelde richting als u van rijstrook
wilt wisselen.
Als een wegmarkering wordt over‐
schreden, geeft Lane Keep Assist
een zicht- en hoorbare waarschu‐
wing.
In de volgende gevallen wordt aange‐
nomen dat u de rijstrook per ongeluk
verlaat
● u gebruikt de richtingaanwijzer niet
● u gebruikt de richtingaanwijzer van de tegenovergestelde kant
dan dat u de rijstrook verlaat
● u remt niet
● u accelereert niet
● u stuurt niet actief.
Let op
Het systeem wordt uitgeschakeld als er onduidelijke markeringen zijn,bijvoorbeeld bij wegwerkzaamhe‐
den.
Let op
Het systeem kan worden uitgescha‐
keld als het wegen waarneemt die te
smal, te breed of te kronkelig zijn.
Page 237 of 333

Rijden en bediening235Inschakelen
U activeert Lane Keep Assist door
a in te drukken. De brandende led
in de knop geeft aan dat het systeem is ingeschakeld.
Wanneer controlelamp a op de
instrumentengroep of op het head- updisplay groen oplicht, is het
systeem bedrijfsgereed.
Het systeem werkt bij snelheden tussen 60 km/h en 180 km/h, en als
er wegmarkeringen aanwezig zijn.
Het systeem verdraait het stuurwiel
langzaam en het controlelampje a
wordt geel als de auto een waarge‐
nomen wegmarkering nadert en u de
richtingaanwijzer naar die kant niet
hebt ingeschakeld.
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der door a te laten knipperen en drie
waarschuwingstonen te laten horen
vanaf de kant waar u de wegmarke‐
ringen overschrijdt.
Het systeem werkt alleen als er een
wegbelijning wordt gedetecteerd.
Als het systeem alleen wegmarkerin‐
gen aan één kant van de weg waar‐
neemt, is er alleen ondersteuning
voor die kant.
Lane Keep Assist neemt waar
wanneer u de handen van het stuur‐
wiel haalt. In dat geval verschijnt er
een bericht op het Driver Information
Center en klinkt er een geluidssignaal zolang Lane Keep Assist waarneemtdat u met de handen van het stuur
rijdt.Uitschakelen
U deactiveert het systeem door a in
te drukken. De led in de knop gaat
dan uit.
Systeembeperkingen
Het systeem werkt wellicht niet goed wanneer:
● De rijsnelheid is buiten het bereik
van 60 tot 180 km/u.
● Rijden op bochtige of heuvelach‐
tige wegen.
● Bij 's nachts rijden.
● Door weersomstandigheden beperkt zicht, zoals bij mist,
regen of sneeuw.
● De sensor in de voorruit is bedekt
met sneeuw, ijs, slijk, modder,
vuil, schade aan de voorruit of
werkt slechter door vreemde
voorwerpen, bijv. stickers.
● De zon valt rechtstreeks in de lens van de camera.
● Voorliggers vlakbij
● Overhellende wegen
● Bermen
Page 238 of 333

236Rijden en bediening● Wegen met slechte wegmarke‐ringen
● Plotselinge veranderingen in de lichtsterkte
● Wijzigingen aan de auto, bijv. banden.
Schakel het systeem uit als het wordt verstoord door teersporen, schadu‐
wen, scheuren in het wegdek, tijde‐
lijke wegmarkeringen, wegwerk‐
zaamheden of andere onregelmatig‐
heden in het wegdek.9 Waarschuwing
Let altijd op de weg en houd de
auto op de juiste plaats op de
rijstrook. Doet u dit niet, dan kan
dit leiden tot schade aan de auto,
of letsel of de dood.
Lane Keep Assist stuurt de auto
niet continu.
Het systeem houdt de auto niet
noodzakelijkerwijs op de rijstrook.
Het hoeft ook geen waarschuwing te geven, zelf als worden er rijst‐
rookmarkeringen waargenomen.
De stuurbekrachtiging van de
Lane Keep Assist is mogelijk
ontoereikend om te voorkomen
dat de rijstrook wordt verlaten.
Het systeem neemt door invloe‐
den van buitenaf (staat van de
weg, type wegdek, het weer enz.)
wellicht niet waar dat u de handen
van het stuurwiel hebt. De
bestuurder is volledig verantwoor‐ delijk voor het besturen van de
auto en moet onderweg de
handen altijd op het stuurwiel
houden.
Als u het systeem gebruikt terwijl
u een aanhanger trekt of op een
gladde weg rijdt, dan kunt u de
controle over de auto verliezen en een ongeluk krijgen. Schakel het
systeem uit.Brandstof
Brandstof voorbenzinemotoren
Gebruik alleen loodvrije brandstof die
voldoet aan de Europese norm
EN 228 of gelijkwaardig.
De motor kan draaien op brandstof
met een ethanolgehalte van maxi‐
maal 10% (bijv. E10).
Brandstof met het aanbevolen
octaangetal gebruiken. Bij een lager
octaangetal kunnen het motorvermo‐
gen en -koppel lager zijn en neemt het brandstofverbruik iets toe.Voorzichtig
Gebruik geen brandstof of brand‐
stofadditieven die metalen
bestanddelen bevatten, zoals
additieven op mangaanbasis. Dat
kan motorschade veroorzaken.
Page 239 of 333

Rijden en bediening237Voorzichtig
Gebruik van brandstof die niet
voldoet aan EN 228 of gelijkwaar‐
dig kan leiden tot afzettingen of
motorschade.
Voorzichtig
Gebruik van brandstof met een
lager octaangetal dan het laagst
mogelijke octaangetal kan onge‐
controleerde verbranding en
motorschade veroorzaken.
Voor de motorspecifieke vereisten
met betrekking tot het octaangetal
verwijzen we u naar het overzicht
motorgegevens 3 302. Eventuele
andere informatie op een label op de
tankklep heeft altijd prioriteit.
Brandstofadditieven buiten
Europa
Brandstof moet reinigende additieven
bevatten die voorkomen dat de motor en het brandstofsysteem aankoeken.
Met schone verstuivers en inlaatklep‐
pen werkt de emissieregeling goed.
Sommige brandstoffen bevatten niet
voldoende additieven om de verstui‐
vers en de inlaatkleppen schoon te
houden.
Vul ter compensatie van dit zelfreini‐
gende vermogen bij elke keer olie
verversen of om de 15.000 km, wat
het eerst van toepassing is Fuel
System Treatment PLUS in de brand‐ stoftank bij. Dit is verkrijgbaar bij uw
werkplaats.
In sommige steden zijn brandstoffen met oxygenaten zoals ethers en etha‐ nol en brandstof van vernieuwde
samenstelling verkrijgbaar. Als deze
brandstoffen voldoen aan de boven‐
genoemde specificatie, kunnen ze
worden gebruikt. Echter, E85 (85%
ethanol) en andere brandstoffen met
meer dan 15% ethanol mogen alleen
worden gebruikt in FlexFuel-voertui‐
gen.Voorzichtig
Gebruik geen brandstof die
methanol bevat. Deze kan corro‐
sie op metalen onderdelen in het
brandstofsysteem en ook schade
aan kunststof en rubberen onder‐ delen veroorzaken. Deze schade
wordt niet gedekt door de garantie op de auto.
Sommige brandstoffen, met name
brandstoffen met een hoog octaan‐
getal, kunnen een octaanverhogend
additief met de naam methylcyclo‐ pentadienylmangaantricarbonyl
(MMT) bevatten. Gebruik geen
brandstof of brandstofadditieven met
MMT omdat daardoor mogelijk de
bougies minder lang meegaan en de
emissieregeling minder goed werkt.
De storingsindicatielamp Z licht
mogelijk op 3 109. Roep als dit
gebeurt de hulp van een werkplaats
in.
Brandstof voor dieselmotoren
Gebruik alleen dieselbrandstof die
voldoet aan EN 590 en die een
zwavelgehalte van max. 10 ppm
heeft.
Page 240 of 333

238Rijden en bedieningEr mogen brandstoffen met max. 7%biodiesel (conform EN 14214)
worden gebruikt (bijv. met de naam
B7).
Bij reizen buiten de Europese Unie
kunt u incidenteel euro-dieselbrand‐
stof met een zwavelgehalte van
minder dan 50 ppm gebruiken.Voorzichtig
Bij veelvuldig gebruik van diesel‐
brandstof met meer dan 15 ppm
zwavel veroorzaakt ernstige
schade aan de motor.
Voorzichtig
Gebruik van brandstof die niet
voldoet aan EN 590 of soortgelijk,
kan leiden tot een verminderd
motorvermogen, meer slijtage of motorschade en kan van invloed
zijn op de garantie.
Gebruik geen scheepsdieseloliën,
lichte stookoliën, Aquazole en soort‐
gelijke diesel-water emulsies. Het is
niet toegestaan om dieseloliën aan te
lengen met brandstoffen voor benzi‐ nemotoren.
Rijden bij lage temperaturen Bij temperaturen onder 0° C kunnensommige dieselproducten met bijge‐
mengde biodiesel aankoeken, bevrie‐
zen of gelvormig worden, waardoor
het brandstoftoevoersysteem moge‐
lijk minder goed werkt. Starten en
draaien van de motor werken moge‐
lijk niet goed.
Bij temperaturen onder -20 °C kan
dieselbrandstof met een kwaliteit voor
zeer lage temperaturen worden
gebruikt. Gebruik deze brandstofkwa‐ liteit bij voorkeur niet in warme of
tropische klimaten, omdat hierdoor de
motor kan afslaan of slecht start en
het brandstofinspuitsysteem schade
kan oplopen.Tanken9 Gevaar
Schakel het contact en externe
verwarmingen met verbrandings‐ kamers uit alvorens te beginnenmet tanken.
Volg de bedienings- en veilig‐
heidsinstructies van het tanksta‐
tion tijdens het tanken.