2654-5. Toyota Safety Sense
4
Rijden
AVENSIS_OM_OM20C20E_(EE)
■Tijdelijk uitschakelen van de functies van het LDA-systeem
In de volgende gevallen worden de functies van het LDA-systeem tijdelijk uit-
geschakeld. De functies zullen weer ingeschakeld worden nadat de noodza-
kelijke bedrijfstoestanden hersteld zijn.
●De richtingaanwijzerschakelaar wordt bediend.
● De rijsnelheid wijkt af van het werkingsgebied van het LDA-systeem.
● Als de rijstrookmarkeringen niet kunnen worden herkend als de auto rijdt.
● Wanneer de Lane Departure Warning klinkt.
De Lane Departure Warning-functie zal enige seconden na activering niet
weer in werking treden, ook al verlaat de auto weer de rijstrook.
■ De Lane Departure Warning
Afhankelijk van het geluidsniveau van het audiosysteem of het geluid dat de
ventilator van de airconditioning maakt terwijl het audiosysteem of de aircon-
ditioning is ingeschakeld, is het waarschuwingsgeluid mogelijk moeilijk \
te
horen.
■ Nadat de auto in de zon heeft gestaan
Het LDA is mogelijk niet beschikbaar en er wordt gedurende een bepaalde
tijd na het wegrijden een waarschuwingsmelding ( Blz. 534) weergegeven.
Als de temperatuur in het interieur daalt en de temperatuur rondom de sensor
voor ( Blz. 263) weer geschikt is voor de werking ervan, worden de functies
geactiveerd.
■ Als er slechts aan één zijde van de auto rijstrookmarkeringen aanwezig
zijn
De Lane Departure Warning-functie zal niet werken voor de zijde waar geen
rijstrookmarkeringen konden worden herkend.
AVENSIS_OM_OM20C20E_(EE).book Page 26 5 Tuesday, March 3, 2015 4:14 PM
2664-5. Toyota Safety Sense
AVENSIS_OM_OM20C20E_(EE)■
Omstandigheden waaronder de functie mogelijk niet goed werkt
In de volgende situaties kan de sensor voor de rijstrookmarkeringen mogelijk
niet herkennen, waardoor de Lane Departure Warning-functie niet goed
werkt. Dit duidt echter niet op een storing.
●Bij een tolhuisje, zebrapad of kaartautomaat, enz.
● Bij het nemen van een scherpe bocht
● Wanneer de rijstrookmarkeringen zeer smal of breed zijn
● Wanneer de auto naar een kant overhelt als gevolg van een zware belading
of een onjuiste bandenspanning
● Wanneer de afstand tot uw voorligger zeer kort is
● Wanneer de rijstrookmarkeringen geel zijn (het systeem herkent deze
mogelijk minder goed dan de witte markeringen)
● Bij onderbroken rijstrookmarkeringen, kattenogen (verhoogde rijstrookmar-
keringen) of bij stenen
● Wanneer de rijstrookmarkeringen op een stoeprand zijn aangebracht, enz.
● Wanneer de rijstrookmarkeringen (deels) onzichtbaar zijn door zand, vuil,
enz.
● Bij schaduwen op de weg die parallel lopen aan rijstrookmarkeringen of als
de rijstrookmarkeringen door een schaduw niet zichtbaar zijn
● Bij het rijden over een zeer helder wegoppervlak, zoals beton
● Bij het rijden op een wegoppervlak dat helder is als gevolg van gereflec-
teerd licht
● Wanneer u ergens rijdt waar het licht heel snel verandert, bijvoorbeeld bij
het in- of uitrijden van een tunnel
● Wanneer zonlicht of de koplampen van tegenliggers rechtstreeks in de
cameralens schijnt
● Bij het rijden op wegen die zich splitsen of die samenkomen
● Bij het rijden op een nat wegdek als gevolg van regen, plassen op de weg\
,
enz.
● Wanneer de auto wordt blootgesteld aan sterke op- en neergaande bewe-
gingen, zoals bij het rijden over onverharde wegen of naden in het wegdek
● Wanneer de koplampen in het donker minder helder zijn als gevolg van vuil
op de lenzen of wanneer de koplampen niet goed zijn uitgelijnd
● Wanneer u op bochtige wegen of hobbelige wegen rijdt
● Tijdens het rijden op onverharde wegen
● Als de voorruit vuil is of wanneer er regendruppels, damp of ijs op de voor-
ruit zit(ten).
●
Wanneer de verwarming warme lucht naar de voeten blaast, beslaat mogelijk
het bovenste deel van de voorruit, wat de werking negatief kan beïnvloeden.
● Wanneer bij het schoonmaken van de binnenzijde van de voorruit de lens
wordt aangeraakt of er ruitreiniger op de lens terechtkomt, kan dit de wer-
king negatief beïnvloeden.
AVENSIS_OM_OM20C20E_(EE).book Page 26 6 Tuesday, March 3, 2015 4:14 PM