Bedienen
●
Let in het b
ijzonder op voor inritten, hellin-
gen, stoepranden en ander voorwerpen, enz.
De onderste delen van de wagen zoals bum-
pers, spoilers en elementen van het onder-
stel, alsook de motor en het uitlaatsysteem,
kunnen beschadigd raken wanneer erover-
heen wordt gereden. Waarschuwings- en controlelampjes
Gaat rood branden
Samen met het con-
trolelampje op
de knop: Elektroni-
sche parkeerrem in-
geschakeld.››› pag. 199
Storing in remsys-
teem. Zet de wagen onmiddellijk
stil!
Roep de hulp in van een vak-
man! ››› pag. 201.
Remvloeistofpeil
onvoldoende. Niet meer verder rijden!
Controleer het remvloeistofpeil
››› pag. 296.
Samen met het
ABS-controlelampje
: ABS is defect.
Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats. De wagen kan zon-
der ABS remmen.
Gaat rood branden
Rempedaal niet in-
getrapt!Rempedaal helemaal intrappen.
Gaat geel branden
Remblokken voor
versleten.Raadpleeg onmiddellijk een ge-
specialiseerde werkplaats. Alle
remblokken controleren en in-
dien nodig vervangen.
Gaat geel branden
ESC uitgeschakeld
door het systeem.Contact in- en uitschakelen. Rij
zo nodig een kort traject.
Storing in ESC.Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats.
Samen met het
ABS-controlelampje
: storing in ABS.
Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats. De wagen kan zon-
der ABS remmen.
De accu is opnieuw
ingeschakeld.›››
pag. 298
Gaat geel branden
ASR handmatig bui-
ten werking gesteld.ASR inschakelen
››› pag. 216.
Als het contact wordt in- en uit-
geschakeld, wordt de ASR auto-
matisch geactiveerd.
Gaat geel branden
Samen met ESC-
controlelampje :
storing in ABS.
Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats. De wagen kan zon-
der ABS remmen.
Samen met waar-
schuwingslampje
of : ABS is de-
fect.
Gaat geel branden
Knippert samen met
waarschuwings-
lampje
: Storing
in elektronische par-
keerrem.Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats.
Gaat groen branden
Rempedaal niet in-
getrapt.
Trap het rempedaal in om een
rijstand te selecteren.
Trap op het rempedaal om de
elektronische parkeerrem uit te
schakelen
››› pag. 199.
Gaat rood knipperen
Storing in elektroni-
sche parkeerrem.
Tegelijkertijd kan
het controlelampje
gaan branden of
het controlelampje
op de knop gaan
knipperen.
Neem contact op met een gespe-
cialiseerde werkplaats omdat
het mogelijk is dat u niet veilig
kunt parkeren.
Knippert geel
Regeling door ESC
of ASR.Haal de voet van het gaspedaal.
Pas uw rijstijl aan aan de toe-
stand van het wegdek.
Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
g
aan sommig
e contr
ole- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
198
Rijden
VOORZICHTIG
● Wees e
xtra voorzichtig op plaatsen met een
verhoogde stoeprand of vaste afsluitingen.
Voorwerpen die uitsteken uit de grond kun-
nen de bumper en andere delen van de wagen
tijdens het manoeuvreren beschadigen. Stop
voordat de wielen de stoeprand of afsluiting
raken om schade te voorkomen.
● Let in het bijzonder op voor inritten, hellin-
gen, stoepr
anden, enz. De onderste delen van
de wagen zoals bumpers, spoilers en elemen-
ten van het onderstel, alsook de motor en het
uitlaatsysteem, kunnen beschadigd raken
wanneer eroverheen wordt gereden. Informatie over de remmen
De nieu
we remblokken beschikken tijdens de
eer st
e 200 tot 300 km (100 tot 200 mijl) nog
niet over hun maximale remcapaciteit. Ze
moeten eerst "ingereden" worden ››› . De
iets l
ag er
e remkracht kunt u compenseren
door het rempedaal steviger in te drukken.
Als er tijdens het inrijden volledig geremd of
noodgeremd moet worden is de remweg lan-
ger dan wanneer de remblokken al zijn inge-
reden. Trap tijdens het inrijden de remmen
niet volledig in en vermijd situaties die veel
van de remmen eisen. Bijvoorbeeld als er
sprake is van druk verkeer.
De slijtage van de remblokken is sterk afhan-
kelijk van de gebruiksomstandigheden en de rijstijl. Wanneer u geregeld in de stad, op kor-
te afst
anden of zeer sportief rijdt, ga dan vak-
er dan er in het Onderhoudsprogramma ver-
meld staat naar een gespecialiseerde werk-
plaats om de dikte van de remblokken te la-
ten controleren.
Bij het rijden met natte remmen, zoals bijv.
na het rijden door water, bij heftige regenval
of na het wassen van de wagen, vermindert
de werking van de remmen vanwege vochtige
of (in de winter) bevroren remschijven. Bij ho-
ge snelheden moeten de remmen zo snel
mogelijk "drogen". U kunt dit bereiken door
herhaaldelijk zachtjes te remmen. Let er hier-
bij op dat u achterop rijdende wagens en an-
dere verkeersdeelnemers niet in gevaar
brengt ››› .
A l
s er
zich op de remschijven en remblokken
een zoutlaag bevindt, neemt de remwerking
af en is de remweg langer. Als u lange tijd
zonder te remmen op wegen waarop zout ge-
strooid is, hebt gereden, moet u voorzichtig
enkele keren remmen om de zoutlaag van de
remmen te verwijderen ››› .
A l
s u de w
agen lange tijd parkeert of weinig
gebruikt, of de remmen weinig gebruikt, kan
er op de remschijven roest ontstaan en kan
zich op de remblokken vuil ophopen. Bij een
gering of geen gebruik van het remsysteem
én bij roestaanslag adviseert SEAT om bij een
hogere snelheid verschillende keren stevig te
remmen, zodat de remschijven en remblok-
ken worden gereinigd. Let er hierbij op dat u achterop rijdende wagens en andere ver-
keersdeelnemers
niet in gevaar brengt ››› .
St orin
gen in r
emsysteem
Als u moet remmen en opmerkt dat de wagen
niet normaal reageert (de remweg neemt
plotseling toe), is het mogelijk dat er een sto-
ring in het remcircuit is opgetreden. Het
waarschuwingslampje gaat branden en in
dit geval wordt er een tekstbericht weergege-
ven. Neem contact op met een gespeciali-
seerde werkplaats om de storing te verhel-
pen. Rijd op weg daarnaartoe met lage snel-
heid en houd rekening met langere remwe-
gen en hogere pedaalkrachten.
Rembekrachtiger
De rembekrachtiger werkt alleen als de motor
draait en versterkt de druk die de bestuurder
met het rempedaal bewerkstelligt.
Als de rembekrachtiger niet werkt of de wa-
gen gesleept moet worden, moet u het rem-
pedaal krachtiger intrappen omdat de rem-
weg groter wordt als de rembekrachtiger niet
werkt ››› .
ATTENTIE
Nieuwe remblokken remmen in het begin niet
optimaal .
● D
e nieuwe remblokken beschikken tijdens
de eerste 320 km (200 mijl) nog niet
over hun
maximale remcapaciteit. Ze moeten eerst » 201
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Bedienen
"ingereden" worden. U kunt de mindere rem-
capac
it
eit vergroten door het rempedaal
krachtiger in te trappen.
● Om te voorkomen dat u de controle over uw
wagen v
erliest en daardoor ernstige ongeval-
len kunt veroorzaken, moet u de voorzorgs-
maatregelen met betrekking tot het gebruik
van nieuwe remblokken in acht nemen.
● Neem tijdens het inrijden van de nieuwe
remblokken een
veilige afstand tot andere
wagens in acht en vermijd situaties waarin u
veel van de remmen moet eisen. ATTENTIE
Als de remmen heet worden, remmen ze min-
der goed en neemt de r em
weg toe.
● Tijdens het rijden op hellingen worden de
remmen met name o
verbelast en worden ze
snel heet.
● Verlaag de snelheid of schakel terug voor
lange en s
teile hellingen. Op deze wijze
maakt u gebruikt van de remmende werking
van de motor en belast u het remsysteem
minder.
● Voorspoilers die niet af fabriek gemonteerd
zijn of die bes
chadigd zijn, kunnen ertoe lei-
den dat er minder lucht bij de remmen komt
en dat de remmen oververhit raken. ATTENTIE
Als de remmen nat of koud zijn of als er een
zoutlaag op de r emb
lokken zit, dan remt de
wagen later en neemt de remweg toe.
● Probeer de remmen voorzichtig uit.
● Droog de remmen altijd en verwijder ijs en
zout door z
acht enkele keren te remmen als
het weer, het wegdek en het verkeer dat toe-
laten. ATTENTIE
Als u zonder rembekrachtiger rijdt, neem de
remw e
g aanzienlijk toe, wat ernstige onge-
vallen tot gevolg kan hebben.
● Laat de wagen nooit vooruit rijden terwijl
de motor uitst
aat.
● Als de rembekrachtiger niet werkt of de wa-
gen ges
leept moet worden, moet u het rem-
pedaal krachtiger intrappen omdat de rem-
weg groter wordt als de rembekrachtiger niet
werkt. VOORZICHTIG
● Laat de remmen nooit
"aanlopen" door het
rempedaal langdurig licht in te trappen als u
niet echt hoeft te remmen. Als u het rempe-
daal constant intrapt, worden de remmen
heet. Hierdoor kan het remvermogen aan-
zienlijk verminderen, de remweg toenemen of
het remsysteem helemaal beschadigd raken.
● Verlaag de snelheid of schakel terug voor
lange en s
teile hellingen. Op deze wijze maakt u gebruikt van de remmende werking
van de motor en bel
a
st u het remsysteem
minder. Als u dit niet doet, kunnen de rem-
men te heet worden en niet meer goed wer-
ken. Gebruik de remmen alleen wanneer u
snelheid wilt minderen of om de wagen stil te
zetten. Let op
Als u de voorste remblokken laat controleren,
m aak d an
van de gelegenheid gebruik door
tegelijkertijd de achterste remblokken te la-
ten controleren. U kunt de dikte van de rem-
blokken regelmatig visueel controleren via de
openingen in de wielen of via de onderkant
van de wagen. Bouw indien nodig de wielen
uit om de remblokken goed te kunnen contro-
leren. SEAT raadt u aan de Technische Dienst
te raadplegen. Schakelen
In leidin
g t
ot thema Wanneer de achteruitversnelling en het con-
t
act
ing
eschakeld zijn, gebeurt het volgende:
● Achteruitrijverlichting gaat branden.
● Als u achteruitrijdt, schakelt de airconditio-
ning automati
sch over op de luchtcirculatie-
modus.
202
Aanwijzingen
Verzorging en reiniging van de
w ag
en, b uit
enzijde
Inleiding tot thema Door de wagen regelmatig te wassen en goed
te v
er
zorgen blijft de waarde van de wagen
behouden. Dit kan één van de voorwaarden
zijn voor het behoud van garantie-aanspra-
ken bij eventuele corrosie en lakschade aan
de carrosserie.
Bij elke technische dienst zijn geschikte ver-
zorgingsproducten verkrijgbaar. ATTENTIE
Verzorgingsproducten van de wagen kunnen
giftig en gev aarlijk
zijn. Als de verzorgings-
producten niet geschikt zijn of verkeerd ge-
bruikt worden, kunnen ze ongevallen, ernstig
letsel, brandwonden en vergiftigingen veroor-
zaken.
● Daarom mogen de verzorgingsproducten al-
leen goed afg
esloten in de originele verpak-
king bewaard worden.
● Neem de aanwijzingen van de fabrikant in
acht.
● Bew
aar verzorgingsproducten nooit in lege
blikken waarin
voedingsmiddelen hebben ge-
zeten, lege flessen of andere verpakkingen
om verwarring te voorkomen.
● Houd alle verzorgingsproducten uit de
buurt
van kinderen. ●
Tijdens het g
ebruik kunnen er schadelijke
dampen ontstaan. Gebruik de verzorgings-
producten daarom alleen in de buitenlucht of
in goed geventileerde ruimtes.
● Gebruik nooit brandstof, terpentine, motor-
olie, aceton of
andere heel vluchtige vloei-
stoffen voor het wassen, verzorgen of
schoonhouden van de wagen. Deze zijn giftig
en snel ontvlambaar. ATTENTIE
Als u onderdelen van de wagen op de verkeer-
de m anier v er
zorgt en schoonhoudt, kan dit
de veiligheid van de wagen benadelen. Hier-
door neemt het risico op ernstig letsel toe.
● De onderdelen van de wagen mogen alleen
volg
ens de richtlijnen van de fabrikant wor-
den schoongemaakt en verzorgd.
● Gebruik goedgekeurde of aanbevolen ver-
zorging
sproducten. VOORZICHTIG
Schoonmaakmiddelen met oplosmiddel tas-
ten het m at
eriaal aan en kunnen het bescha-
digen. Milieu-aanwijzing
● Was de aut
o alleen op speciaal daarvoor
bedoelde wasplaatsen opdat het eventueel
door olie, vet of brandstof verontreinigde wa-
ter niet in het riool terechtkomt. In bepaalde gebieden is autowassen buiten zulke was-
plaat
sen
verboden.
● Geef de voorkeur aan milieuvriendelijke
producten.
● De r
esten van verzorgingsproducten horen
niet bij het hui
svuil. Neem de aanwijzingen
van de fabrikant in acht. Wassen van de wagen
Hoe langer insectenresten, uitwerpselen van
vogel
s, boomh
ars, straat- en industriestof,
teer, strooizout en andere agressieve stoffen
op de lak blijven zitten, hoe groter de scha-
delijke werking ervan is. Hoge temperaturen,
bijvoorbeeld door intensieve zonnestralen,
versterken de bijtende werking ervan. De bo-
demplaat van de wagen moet ook regelmatig
grondig worden gewassen.
Wasstraat
Let op de aanwijzingen op de poster bij de
wasstraat. Neem de gebruikelijke voorzorgs-
maatregelen voor het automatisch wassen
(alle ruiten sluiten, buitenspiegels inklap-
pen) om schade te voorkomen. Als er specia-
le onderdelen op de wagen gemonteerd zijn
(spoilers, bagagerek, antenne enz.), praat
dan eerst met de leidinggevende van de was-
straat ››› .
266