
Inhoudsopgave
Systemen ter ondersteuning van de bestuur-
der . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214
Rem- en stabiliseringssystemen . . . . . . . . . . . . 214
Starthulpsystemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217
Parkeerhulp* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 220
Inparkeersysteem* (Park Assist) . . . . . . . . . . . . 223
Achteruitrijcamera* (Rear View Camera) . . . . . . 227
Afstandsregeling* (Snelheidsregelsysteem -
GRA) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
231
Rij str
ookassistent (Lane Assist)* . . . . . . . . . . . 233
Dodehoekhulp (BSD) met uitparkeerhulp
(RTA) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 235
V
erkeerstekenherkenning (Sign Assist)* . . . . . 240
Vermoeidheidsherkenning (advies om een
pauze te nemen)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 243
Dynamische onderstelregeling (DCC)* . . . . . . . 244
Bandenspanningscontrolesysteem . . . . . . . . . 245
Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwa-
gen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 248
Rijden met aanhan
gwagen . . . . . . . . . . . . . . . . 248
Aanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 259
Verzorging en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . 259
Accessoires, onderdelen vervangen en wijzi-
gingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 259
V
erzorging en reiniging van de wagen, buiten-
zijde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 266
Ver
zorging en reiniging van de wagen, binnen-
zijde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 272
Gebruik
ersinformatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 277
Controleren en bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 278
Tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 278
Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281
Selectieve Katalytische Reductie* (AdBlue) . . . 283
Voorbereidingen voor werkzaamheden in de
motorruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
286
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 289
Motorkoelvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 292 Remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 296
Reservoir ruitensproeiervloeistof . . . . . . . . . . . 297
Accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298
Wielen en banden
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 302
Wielen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 302
Winterservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 311
Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . 313
Technische kenmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 313
Relevante informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 313
Rijden met aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . 314
Wielen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 315
Motorgegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 316
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 321
Trefwoordenlijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 323
4

De essentie
■ Audio ››
›
br
ochure Radio of ››› brochure Na-
vigatiesysteem
■ Navigatie ››› brochure Navigatiesysteem
■ Telefoon ››› brochure Radio of ››› brochure
Navigatiesysteem
■ Interieurvoorverwarming ›››
pag. 187
■ Activering
■ Programma On / Off
■ Uitschakelen
■ Timer 1-3
■ Dag
■ Tijd
■ Minuut
■ Activeren
■ Tijdsduur
■ Werkwijze
■ Verwarmen
■ Ventileren
■ Dag
■ Fabrieksinstellingen
■ Status wagen ››› pag. 28
■ Configuratie ››› pag. 30
■ Gegevens van de multifunctie-indicatie
■ Rijtijd
■ Actueel brandstofverbruik
■ Gemiddeld verbruik
■ Afgelegde afstand
■ Actieradius
■ Gemiddelde snelheid ■
Digitale indicatie van de snelheid
■ Snelheidswaarschuwing
■ Kompas
■ Comfort ››› pag. 31
■ Centrale vergrendeling (Centr. vergren-
deling)
■ Automatisch vergrendeling (Autom.
vergrendelen ) On / Off
■ Automatisch ontgrendeling (Autom.
ontgrend.) On / Off
■ Ontgrendelen van de portieren (Ont-
grend. port.: Alle, Een portier, Zijde
van de wagen, Afzonderlijk)
■ Terug
■ Ruitbediening elektrisch
■ Off
■ Alle
■ Bestuurder
■ Terug
■ Inklappen van de buitenspiegels (Inkl.
Buitensp.) On / Off
■ Regelen van de buitenspiegels (Regel.
Buitensp.)
■ Individual
■ Gesynchroniseerd
■ Terug
■ Fabrieksinstellingen ( Fabrieksinstel-
ling)
■ Terug
■ Licht & zicht ››› pag. 31 ■
Coming Home
■ Le
aving Home
■ Licht voetenruimte
■ Comfortlichten On / Off
■ Fabrieksinstellingen
■ Reisverlichting On / Off
■ Tijd
■ Winterbanden
■ Taal
■ Eenheden
■ Tweede snelheidsmeter On / Off
■ Autohold
■ Service
■ Info
■ Resetten
■ Fabrieksinstellingen 27

De essentie
Tussen de weergavefuncties wisselen
● Bij wagens zonder multifunctiestuurwiel:
druk op de nok.
● Bij wa gens
met multifunctiestuurwiel: druk
op de toets of
.
E en s
nelheid v
astleggen voor de snelheids-
waarschuwing
● Selecteer de weergave Snelheidswaar-
schuwing bij --- km/h .
● Druk op de toets
OK om de actuele snel-
heid op t e s
laan en de w
aarschuwing uit te
schakelen.
● Tijdens de volgende 5 seconden stelt u de
gewens
te snelheid in met behulp van de tui-
melschakelaar in de ruitenwisserhendel of
met de toetsen of
van het multifunctie-
s t
uur w
iel. Druk daarna opnieuw op OK of
w ac
ht enk
ele seconden af. De snelheid wordt
opgeslagen en de waarschuwing ingescha-
keld.
● Om uit te schakelen , drukt u op OK . De ge-
pr ogr
ammeer de s
nelheid wordt gewist.
Het geheugen 1 of 2 handmatig wissen
● Selecteer het geheugen dat u wenst te wis-
sen.
● Houd de toets OK gedurende een 2-tal se-
c onden in
gedrukt
. De aanwijzingen personaliseren
In het menu
instellingen kan ge
selec-
teerd worden welke van de mogelijke aanwij-
zingen in de multifunctie-indicatie u wenst
weer te geven op het display van het instru-
mentenpaneel. Daarnaast kunnen ook de
meeteenheden gewijzigd worden ››› pag.
30.
Menu Configuratie
Gegevens
van de mul-
tifunctie-in-
dicatieConfiguratie van de gegevens van de
multifunctie-indicatie die u wenst weer
te geven op het display van het instru-
mentenpaneel ››› pag. 29.
Kompas
Instelling van de magnetische regio en
kalibratie van het kompas. Let bij het
kalibreren op de aanwijzingen op het
display van het instrumentenpaneel.
ComfortInstellingen van de comfortfuncties van
de wagen ››› pag. 31.
Licht & zichtConfiguratie van de wagenverlichting
››› pag. 31.
Tijd
Instelling van de uren en minuten van
de klok op het instrumentenpaneel en
het navigatiesysteem. Hier kan de tijd
worden ingesteld en worden gewisseld
tussen 12- en 24-uursweergave. Daar-
naast geeft de S die verschijnt boven-
aan op het display aan dat het uur is
aangepast aan de zomertijd.
Winterban-
den
Instelling van de visuele en akoestische
snelheidswaarschuwingen. Deze functie
kan enkel gebruikt worden wanneer het
voertuig is uitgerust met winterbanden,
die niet geschikt zijn voor het rijden met
topsnelheid.
TaalInstelling van de taal voor de teksten op
het display en navigatiesysteem.
EenhedenInstelling van de meeteenheden voor de
temperatuur, het verbruik en de afstand.
Tweede
snelheidDe tweede snelheidsmeter in- en uit-
schakelen.
ServiceRaadplegen van de servicemededelin-
gen of terugzetten van de service-inter-
valindicatie.
Afstelling in
productieEen aantal functies van het menu Con-
figuratie wordt terug op hun fa-
brieksinstelling gezet.
TerugHet hoofdmenu wordt opnieuw weerge-
geven. 30

De essentie
"AdBlue" bijvullen, of er is een
storing in het "AdBlue"-systeem.›››
pag.
283
De benzinetank is niet goed ge-
sloten.›››
pag.
278
De rijstrookassistent (Lane As-
sist) is ingeschakeld, maar niet
actief.›››
pag.
233 Andere controlelampjes
Linker of rechter knipperlicht.›››
pag.
135
Alarmlichten aan.››› pag.
84
Trap het rempedaal in!
Schakelen
››› pag.
202
Remmen
››› pag.
197
Snelheidsregelsysteem actief.›››
pag.
231
de rijstrookassistent (Lane As-
sist) is ingeschakeld en actief.›››
pag.
233
Grootlicht aan of grootlichtsig-
naal in werking gesteld.
›››
pag.
135
Grootlichtregeling (Light Assist)
ingeschakeld.
Elektronische wegrijblokkering
actief.›››
pag.
192
Service-intervalindicatie.›››
pag.
108
Mobiele telefoon gekoppeld via
Bluetooth met origineel hand-
sfree apparaat.›››
brochu-
re Radio
of ››› bro-
chure Na-
vigatiesys-
teem
Indicatie ladingstoestand accu
mobiele telefoon. Uitsluitend
beschikbaar voor apparaten die
zijn gemonteerd af fabriek.
IJzelwaarschuwing. Buitentem-
peratuur is lager dan +4°C
(+39°F).›››
pag.
107
››› in Controle- en waarschuwingslamp-
jes op pag. 110
››› pag. 110 Versnellingshendel
Handg e
sc
hakelde versnellingsbak Afb. 48
Schakelschema van handgeschakelde
6- v
er s
nellingsbak. In de versnellingshendel zijn de standen van
de
v
er s
nellingen aangeduid ››› afb. 48.
● Houd het koppelingspedaal helemaal inge-
trapt.
● Zet
de versnellingshendel in de gewenste
stand.
● Laat het
koppelingspedaal los.
Achteruit
versnelling inschakelen
● Houd het koppelingspedaal helemaal inge-
trapt.
● Druk de
versnellingshendel in neutrale
stand oml
aag, beweeg hem dan helemaal
naar links en daarna naar voren om de ach-
teruitversnelling ››› afb. 48 R te selecteren.
34

De essentie
● Ge b
ied B : er kan olie worden bijgevuld,
m aar het
peil
moet in dit gebied blijven.
● Gebied C : olie bijvullen tot het gebied
B .
O lie b
ijv
ullen
● Dop van de motorolie-vulopening los-
schroev
en.
● Voeg olie langzaam bij.
● Controleer tegelijk het peil om niet te veel
bij te v
ullen.
● Wanneer het oliepeil minimaal het gebied
B bereikt heeft, draait u de dop van de vul-
mond v
oor z
ichtig vast.
Specificaties van de motorolie
Benzinemotoren
Met LongLife ServiceVW 504 00
Zonder LongLife ServiceVW 504 00, VW 502 00
Dieselmotoren
Met LongLife ServiceVW 507 00
Zonder LongLife ServiceVW 507 00 Toevoegingen aan de motorolie
Aan de mot
or
olie m
ag geen enkele soort ad-
ditief worden toegevoegd. De door dergelijke
toevoegingen veroorzaakte schade wordt
niet door de garantie gedekt.
››› in Motorolie verversen op pag. 292
›››
pag. 289 Koelvloeistof
Afb. 57
Motorruimte: vuldop van het koel-
vloei s
tof
expansiereservoir. Het reservoir van koelvloeistof bevindt zich in
de mot
orruimt
e ››
› pag. 289.
Vul de vloeistof bij koude motor bij wanneer
het peil lager is dan .
Specificatie van de koelvloeistof
Het koelsysteem van de motor bevat van in
de fabriek een mengsel van speciaal behan-
deld water en ten minste 40% additief G13
(TL-VW 774 J), met een lila kleur. Dit mengsel
biedt niet alleen bescherming tegen vries- temperaturen tot -25°C (-13°F), maar be-
schermt ook
de lichtmetalen onderdelen van
het koelsysteem van de motor tegen corrosie.
Bovendien voorkomt dit mengsel kalkaan-
slag en wordt het kookpunt van de koelvloei-
stof beduidend hoger.
Om het koelsysteem te beschermen, moet
het percentage additief altijd minstens 40%
zijn, zelfs bij hoge temperaturen en een
warm klimaat, en er geen antivriesbescher-
ming nodig is.
Indien wegens het klimaat meer bescher-
ming nodig is, kan het aandeel van additief
verhoogd worden, maar enkel tot 60%; an-
ders daalt de antivriesbescherming en is de
koeling dus minder goed.
Wanneer u koelvloeistof bijvult, moet er een
mengsel van gedestilleerd water en minstens
40% van het additief G13 of G12 plus-plus
(TL-VW 774 G) worden gebruikt (beide lila)
om een optimale bescherming tegen corrosie
te hebben ››› in Specificatie van de koel-
vloei s
tof op p
ag. 294. Het mengen van G13
met de koelvloeistoffen van de motor G12
plus (TL-VW 774 F), G12 (rood) of G11 (groen-
blauwe kleur) zal ervoor zorgen dat er een
aanzienlijk lagere bescherming tegen corro-
sie is, hetgeen vermeden dient te worden
››› in Specificatie van de koelvloeistof op
p ag. 294
. » 41

De essentie
8. De motor van de wagen met de ontladen acc
u s t
arten en twee tot drie minuten
wachten tot de motor draait.
Startkabels verwijderen
9. Vóór het losmaken van de startkabels het dimlicht - w
anneer dit aan is - uitschake-
len.
10.In de wagen met de ontladen accu de aanjager en acht
erruitverwarming inscha-
kelen, opdat spanningspieken worden af-
gebouwd die ontstaan bij het losmaken.
11.
Kabels bij draaiende motoren verwijderen
in omgekeerde volgorde van het aanslui-
ten.
Let erop dat de klemmen voldoende contact
met het metaal hebben.
Als de motor niet aanslaat, na 10 seconden
ophouden met starten en daarna na ca. 1 mi-
nuut weer starten. ATTENTIE
● Vol g de w
aarschuwingen op bij werkzaam-
heden in de motorruimte ›››
pag. 286.
● De stroomgevende accu moet dezelfde
spanning (12
V) en dezelfde capaciteit (zie
tekst op de accu) hebben als de lege accu.
Anders bestaat er gevaar voor explosie!
● Voer nooit een starthulp uit als een van de
accu's bevr
oren is – gevaar voor explosie!
Ook wanneer de accu is ontdooid, bestaat er gevaar voor verbrandingen bij het uitvloeien
van acc
u
vloeistof. Bevroren accu vervangen.
● Ontstekingsbronnen (open vuur, sigaretten,
enz) zo
ver mogelijk uit de buurt van de accu's
houden. Ontploffingsgevaar!
● Let op de gebruiksaanwijzing van de fabri-
kant v
an de startkabels.
● Minkabel bij de andere wagen niet direct
op de minpool v
an de ontladen accu aanslui-
ten. Door vonkvorming zou het knalgas dat
uit de accu stroomt, kunnen ontsteken - ge-
vaar voor explosie!
● Minkabel bij de andere wagen niet op delen
van het brand
stofsysteem of op de remleidin-
gen vastklemmen.
● De niet-geïsoleerde delen van de pooltan-
gen mogen elkaar niet
raken. Bovendien mag
de op de pluspool van de accu aangesloten
kabel niet met elektrisch geleidende delen
van de wagen in aanraking komen - gevaar
voor kortsluiting!
● Kabels zo leggen dat ze niet door draaien-
de delen in de motorruimte k
unnen worden
geraakt.
● Buig u niet over de accu's - u zou verbran-
dingen ku
nnen oplopen! Let op
De wagens mogen elkaar niet aanraken, an-
ders z
ou er al bij de verbinding van de plus-
polen een stroomverbinding zijn. Wisserbladen vervangen
Ser v
ic e
stand van de ruitenwisser Afb. 78
Ruitenwissers in servicestand. Wanneer de ruitenwissers in de servicestand
s
t
aan, k u
nnen de armen ››› afb. 78 van de
wisser omhoog worden gezet.
● Sluit de motorkap ›››
p
ag. 286.
● Schakel het contact in en vervolgens weer
uit.
● Druk de ruiten
wisserhendel kort omlaag
››› p
ag. 26 4 .
V oor
dat
u gaat rijden, moet u de wisserarmen
weer omlaag zetten. Door de ruitenwisser-
hendel te bedienen keren de wisserarmen
weer in hun beginstand terug.
››› pag. 89 55

Noodgevallen
VOORZICHTIG
● Defect e of
vervuilde ruitenwisserbladen
kunnen krassen op de voorruit veroorzaken.
● Gebruik geen producten met oplosmiddel,
ruwe spon
sen of puntige voorwerpen voor het
schoonmaken van de wisserbladen. Anders
beschadigt u de grafietlaag.
● Ruiten nooit met brandstof, nagellakremo-
ver, lak
verdunner e.d. schoonmaken.
● Voordat u de ruitenwissers bij vorst voor de
eerste k
eer inschakelt, controleren of de rui-
tenwisserbladen niet zijn vastgevroren. Bij
koud weer kan het helpen de ruitenwissers in
de servicestand te zetten wanneer u de wa-
gen parkeert ›››
pag. 55.
● Om beschadiging van de motorkap en de
wisser
armen te voorkomen, mogen ze alleen
in de servicestand worden teruggeklapt.
● Breng de wisserarmen vóór vertrek altijd
omlaag. Starten door slepen of aansle-
pen
In l
eidin g t
ot themaLees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 52
Respecteer bij het slepen de wettelijke voor-
schriften. Een wagen met een ontladen accu kan om
technis
che redenen niet door aanslepen ge-
start worden.
Als de wagen uitgerust is met het Keyless
Access-systeem, mag hij enkel gesleept wor-
den met contact ingeschakeld!
De accu van de wagen ontlaadt als de wagen
gesleept wordt met de motor uitgeschakeld
en het contact ingeschakeld. Afhankelijk van
de batterijstatus kan de afname van de span-
ning zo groot zijn, ook al duurt dat slechts
enkele minuten, dat geen enkel apparaat van
de wagen meer werkt, zoals bijv. de alarm-
lichten. Bij wagens met het Keyless Access-
systeem kan het stuur blokkeren ››› .
ATTENTIE
Sleep nooit een voertuig met een lege accu.
● Haal de sleutel nooit uit het contact. An-
ders z
ou de stuurkolomvergrendeling plotse-
ling op slot kunnen gaan. Men zou dan geen
controle meer hebben over de wagen, het-
geen ernstige ongevallen kan veroorzaken. ATTENTIE
Tijdens het slepen van een wagen variëren de
dynami s
che eigenschappen en de doeltref-
fendheid van de remmen aanzienlijk. Houd
rekening met het volgende om het risico op
ernstige ongevallen te beperken:
● Als bestuurder van de getrokken wagen: –
U dient de rem v
eel krachtiger in te trap-
pen, want de rembekrachtiger werkt niet.
Let altijd goed op om te voorkomen dat
de wagen tegen het trekkende voertuig
aanrijdt.
– U hebt meer kracht nodig aan het stuur-
wiel, want de stuurbekrachtiging werkt
niet met stilstaande motor.
● Als bestuurder van de trekkende wagen:
– Geef voor
zichtig gas.
– Voorkom bruusk remmen en bruuske ma-
noeuvres.
– Rem iets vroeger dan gewoonlijk en trap
het rempedaal zachtjes in. VOORZICHTIG
● Bouw het s l
eepoog en de bedekking daar-
van voorzichtig in en uit om (lak)schade aan
de wagen te voorkomen.
● Tijdens het slepen kan onverbrande brand-
stof in de k
atalysator terechtkomen en deze
beschadigen. Let op
● Een wag en m
ag alleen gesleept worden als
de parkeerrem en de elektronische stuurko-
lomvergrendeling uitgeschakeld zijn. Als de
wagen zonder stroom zit of er een defect is in
het elektrische systeem, moet de motor ge-
start worden met de startkabels om de elek-
tronische parkeerrem en de elektronische
stuurkolomvergrendeling uit te schakelen. 90

Bedienen
Indicatie van de brandstofreserve › ›
›
p ag.
278.
Snelheidsmeter.
Terugstelknop voor de dagteller-weerga-
ve (trip ).
– Druk op de knop 0.0 / SET om te reset-
t en. ATTENTIE
Iedere afleiding kan tot een ongeval leiden
met het d aar
aan verbonden risico van ver-
wondingen.
● De knoppen e.d. van het instrumentenpa-
neel niet tijdens
het rijden bedienen. VOORZICHTIG
Om de motor niet te beschadigen, mag de
naal d
van de toerenteller slechts beperkte
tijd in de rode zone blijven. Milieu-aanwijzing
Door op voorhand op te schakelen, vermin-
dert z
owel het brandstofverbruik als het la-
waai. Aanwijzingen op het display
Op het display van het instrumentenpaneel
› ›
›
afb
. 119 4 kan uiteenlopende informatie
w eer
ge
geven worden, naargelang van de uit-
voering van de wagen: 5 6
7 ●
Waar
sc
huwings- en informatieteksten.
● Afgelegde afstand.
● Tijd.
● Buitentemperatuur.
● Kompas.
● Keuzehendelstanden ››› p
ag. 202.
● Aanbevolen versnelling (handgeschakelde
versnel
lingsbak) ››› pag. 202.
● Multifunctie-indicatie (MFA) en menu's voor
versc
hillende instellingsopties ›››
pag.
26.
● Service-intervalindicatie. ››› p
ag. 108.
● Tweede snelheidsindicatie (menu Confi-
guratie ) ›››
p
ag. 26.
● Statusweergave voor de Start-Stop-werking
››› p
ag. 107.
Waarschuwings- en informatieteksten
Bij het inschakelen van het contact of tijdens
het rijden worden enkele functies en wagen-
componenten gecontroleerd op hun toe-
stand. De storingen in de werking worden
weergegeven op het display door middel van
rode en gele symbolen, alsook door berich-
ten op het display van het instrumentenpa-
neel ( ››› pag. 110) en, in bepaalde gevallen,
door middel van akoestische signalen. Af-
hankelijk van de uitvoering van het instru-
mentenpaneel, kan de weergave variëren.
Waarschuwing met prioriteit 1 (rode symbolen)
Symbool knippert of brandt; deels in combinatie met ge-
luidssignalen.
Zet de wagen stil! Gevaar ››› in Controle- en waar-
schuwingslampjes op pag. 110!
De functie met de storing controleren en de storing ver-
helpen. Roep indien nodig de hulp in van gespeciali-
seerd personeel.
Waarschuwing met prioriteit 2 (gele symbolen)
Symbool knippert of brandt; deels in combinatie met ge-
luidssignalen.
De storing in een functie of het te lage vloeistofpeil kan
schade aan de wagen veroorzaken en deze kan uitein-
delijk defect raken ›››
in Controle- en waarschuwings-
lampjes op pag. 110!
Controleer de functie met storing zo snel mogelijk. Roep
indien nodig de hulp in van gespecialiseerd personeel.
Informatietekst
Informatie met betrekking tot de verschillende proces-
sen van de wagen. Afgelegde afstand
D
e
tot a
le kilometerteller registreert de totaal
afgelegde afstand van de wagen.
De dagkilometerteller (trip ) geeft het aantal
kilometers of mijlen weer dat na de laatste
keer terugzetten van de dagteller is afgelegd.
Het laatste cijfer geeft elke 100 meter resp.
1/10 mijl weer.
106