Page 25 of 161

Inleiding25eenheid totdat het gewenste nummer
wordt weergegeven. Voer op de‐
zelfde manier het tweede, derde en
vierde cijfer in met de toetsen 2,
3 en 4.
Wanneer de volledige code wordt
weergegeven, houdt u de toets 6 in‐
gedrukt tot er een akoestisch signaal
klinkt. Het systeem is ontgrendeld
wanneer de correcte code is inge‐
voerd.
NAVI 50 : Voer de beveiligingscode in
met behulp van de genummerde toet‐ sen 0 tot 9 op het aanraakscherm. Het
systeem is ontgrendeld wanneer de correcte code is ingevoerd.
Verkeerde code ingevoerd
Afhankelijk van het Infotainmentsys‐
teem wordt, nadat de beveiligings‐
code verkeerd is ingevoerd, een be‐
richt voor verkeerde code, bijv.
Codefout , gevolgd door een aftel‐
waarde, bijv. Wacht 100 , weergege‐
ven.
Wacht totdat het aftellen is afgelopen en voer dan de juiste code in. Elke
keer dat de code verkeerd wordt in‐gevoerd, kan de afteltijd worden ver‐
dubbeld, afhankelijk van het Infotain‐
mentsysteem.
Geografisch gebied veranderen Wanneer de beveiligingscode is inge‐
voerd, kunt u, afhankelijk van het In‐
fotainmentsysteem, gevraagd wor‐
den een geografisch gebied te kie‐
zen, bijvoorbeeld:
● Europa
● Azië
● Arabië
● Amerika
Schakel het Infotainmentsysteem uit
en druk tegelijk op de toets 1 en 5 en
m . Druk vervolgens op _ of 6 totdat
het gewenste gebied op het display‐
scherm wordt gemarkeerd en stel het in met toets 6.Gebruik
Bedieningselementen van
Infotainment
Het Infotainmentsysteem wordt be‐
diend met toetsen, draaiknoppen en/of displaymenu's.
Invoer kan plaatsvinden via: ● de centrale bedieningseenheid in
het instrumentenpaneel 3 7 of
● de bedieningselementen op de stuurkolom 3 7
● het stemherkenningssysteem (indien beschikbaar) 3 128
● het aanraakscherm (NAVI 50, NAVI 80) 3 7
Het Infotainmentsysteem in- of
uitschakelen
Schakel het Infotainmentsysteem
met X in.
De eerder gebruikte audiobron is ac‐
tief.
Druk op X (of houd deze ingedrukt,
afhankelijk van het Infotainmentsys‐
teem) om het Infotainmentsysteem
weer uit te schakelen.
Page 26 of 161

26InleidingLet op
Wanneer het infotainmentsysteem
is uitgeschakeld, wordt de klok weer‐ gegeven.NAVI 50:
Het Infotainmentsysteem schakelt
automatisch in/uit wanneer het con‐ tact in/uit wordt geschakeld. Of druk
zo nodig op X.
Let op
Wanneer het Infotainmentsysteem
is uitgeschakeld, worden de klok en
de buitentemperatuur (afhankelijk
van de versie) weergegeven.NAVI 80:
Het Infotainmentsysteem schakelt
automatisch in wanneer het contact
wordt ingeschakeld. Of druk zo nodig op X.
De volgende opties worden getoond: ● Instellingen wijzigen (om het de‐
len van gegevens goed te keuren of te weigeren)
Let op
Als het delen van gegevens is uitge‐
schakeld, werken bepaalde toepas‐ singen wellicht niet naar behoren.● Taal (om de systeemtaal te wijzi‐
gen)
● Gereed (om door te gaan naar de
startpagina)
Het Infotainmentsysteem schakelt automatisch uit wanneer u het con‐
tact uitschakelt en het bestuurders‐
portier opent. Of druk zo nodig op X.
Let op
Wanneer het infotainmentsysteem
is uitgeschakeld, worden de klok en
de buitentemperatuur weergege‐ ven.
Automatisch uitschakelen
Bij uitgeschakeld contact wordt het
Infotainmentsysteem automatisch
korte tijd na de invoer van de laatste
gebruiker uitgeschakeld, als het Info‐
tainmentsysteem met X ingescha‐
keld wordt. Afhankelijk van het Info‐
tainmentsysteem wordt het na 5 tot
20 minuten automatisch uitgescha‐ keld.
Als u X opnieuw indrukt, blijft het In‐
fotainmentsysteem nog eens 5 tot 20 minuten actief.Volume instellen
Draai aan de volumedraaiknop X of
druk op < of ].
Druk eventueel (met de knoppen op
de stuurkolom) op ! of #.NAVI 50:
Afhankelijk van de versie is het mo‐ gelijk om verschillende volumeni‐
veaus apart in te stellen (inclusief au‐ diospelers, verkeersberichten, navi‐
gatie-instructies, telefoongesprekken
en beltoon).
Druk in de startpagina op
ÿ Instellingen en dan op Audio, ge‐
volgd door Geluid op het display‐
scherm.
Raadpleeg (NAVI 50) "Volume-instel‐ lingen" 3 41.NAVI 80:
Om vanuit de startpagina de verschil‐
lende volumeniveaus (zoals voor na‐
vigatieaanwijzingen, verkeersberich‐
ten en telefoongesprekken) afzonder‐
lijk in te stellen, drukt u op MENU, ge‐
volgd door Systeem en Geluid op het
displayscherm.
Page 27 of 161

Inleiding27Raadpleeg (NAVI 80) "Systeemin‐
stellingen" 3 43.
Opgeslagen volume
Als het Infotainmentsysteem wordt
uitgeschakeld, wordt het huidige vo‐
lume opgeslagen.
Snelheidsafhankelijk volume
Wanneer snelheidsafhankelijk vo‐
lume ( 3 41) wordt geactiveerd,
wordt het volume automatisch aan‐
gepast om weg- en windlawaai te
compenseren.
Geluidsonderdrukking
Om het geluid van de huidige bron
(afhankelijk van het Infotainmentsys‐
teem) te onderdrukken drukt u kort op
X of draait u de knop helemaal
linksom.
Druk eventueel (met de knoppen op
de stuurkolom) op @ of 8 of druk te‐
gelijkertijd op ! en #.
Geluidsonderdrukking opheffen
Om de geluidsonderdrukking op te
heffen (afhankelijk van het Infotain‐ mentsysteem) drukt u weer kort op
X of draait u de knop rechtsom.Eventueel (met de knoppen op de
stuurkolom): Druk weer op @ of druk
weer tegelijkertijd op ! en #.
Let op
Wanneer verkeersinformatie wordt
uitgezonden, wordt de geluidson‐
derdrukking van het systeem auto‐
matisch uitgeschakeld.
Raadpleeg voor meer informatie
"Radio Data System" 3 55.
Bediening van displayscherm
R15 BT USB, R16 BT USB,
CD16 BT USB, CD18 BT USB -
Bediening van displayscherm
● In het display omhoog/omlaag bewegen: Draai OK.
● Handelingen bevestigen: Druk op OK .
● Handelingen annuleren (en terug
naar vorige menu): Druk op /.CD35 BT USB - Bediening van
displayscherm
● In het display omhoog/omlaag bewegen: Draai aan de centrale
draaiknop.
● Handelingen bevestigen: Druk op de centrale draaiknop.
● Handelingen annuleren (en terug
naar vorige menu): Druk op /.
NAVI 50 - Bediening van
displayscherm
Gebruik het aanraakscherm voor de
volgende menu's die in de afzonder‐
lijke hoofdstukken worden beschre‐
ven:
● è/ñ RADIO
Raadpleeg het hoofdstuk "Radio"
3 48.
● t/ü MEDIA
Raadpleeg het hoofdstuk "USB- poort" 3 66.
● yTELEFOON
Raadpleeg het hoofdstuk "Tele‐ foon" 3 133.
Page 28 of 161

28Inleiding●s KAART
Raadpleeg het hoofdstuk "Navi‐
gatie" 3 80.
● yNAVI / ýNav
Raadpleeg het hoofdstuk "Navi‐
gatie" 3 80.
● ðDriving eco2
Raadpleeg "Extra functies (NAVI
50)" in het hoofdstuk "Bedie‐
ningsstanden" hieronder.
● ÿ INSTELLINGEN
Raadpleeg (NAVI 50) "Geluidsin‐ stellingen" 3 39, "Volume-in‐
stellingen" 3 41 en "Systeem‐
instellingen" 3 43.
Wanneer de startpagina 7 wordt
weergegeven, kunt u deze menu's op het display verbergen door op
æ Donker te drukken (alleen de klok
en informatie over het audiosysteem
worden dan wellicht getoond). Druk
op een willekeurige plaats op het
scherm om deze menu's opnieuw te
tonen.NAVI 80 - Bediening van
displayscherm
Gebruik het aanraakscherm voor de
volgende menu's die in de afzonder‐
lijke hoofdstukken worden beschre‐
ven.
Op de startpagina drukt u op MENU
op het displayscherm om naar het
hoofdmenu te gaan. De volgende me‐
nu's en bedieningsfuncties verschij‐
nen:
● ⇑ Navigatie
Raadpleeg het hoofdstuk "Navi‐
gatie" 3 80.
● t Multimedia
Raadpleeg het hoofdstuk "Radio"
3 48.
Raadpleeg "AUX-ingang" 3 63.
Raadpleeg het hoofdstuk "USB- poort" 3 66.
Raadpleeg "Streaming audio via
Bluetooth" 3 70.
● g Telefoon
Raadpleeg het hoofdstuk "Tele‐
foon" 3 133.
● G Auto
Druk hierop om naar de menu's
Driving Eco 2
, Luchtkwaliteit (bijv.
buitenluchtkwaliteit), Boordcom‐
puter en Instellingen te gaan.
Raadpleeg (NAVI 80) "Bedie‐
ningsstanden" hieronder.
● @ Services
Druk hierop om de menu's Op‐
slaan, Navigatieservices, Toe‐
passingen en Instellingen te ope‐
nen.
Page 29 of 161

Inleiding29Raadpleeg (NAVI 80) "Bedie‐
ningsstanden" hieronder.
● tSysteem
Raadpleeg (NAVI 80) "Systeem‐
instellingen" 3 43.
● i: Naar vorige pagina
● j: Naar volgende pagina
● <: Pop-upmenu openen
● r: Terug naar vorige menu
U kunt het displayscherm ook bedie‐
nen met de onderstaande knoppen
op het paneel van het Infotainment‐
systeem:
● ;: Startpagina
● R: Lijsten weergeven; kaart om‐
hoog
Schuiven; schaal aanpassen
● Toets in het midden: Menukeuze,
acties bevestigen
● S: Lijsten weergeven; kaart om‐
laag
Schuiven; schaal aanpassenLet op
Afhankelijk van het voertuigmodel
wordt de bediening van het aanraak‐
scherm mogelijk beperkt tijdens het
rijden.
Bedieningsstanden
Radio
Audiobron overschakelen op radio:
Druk, afhankelijk van het Infotain‐
mentsysteem, op RADIO,
RADIO/CD of AUDIO/SOURCE .NAVI 50
U kunt op ieder gewenst moment naar het menu Radio gaan door op
7 te drukken, gevolgd door è/
ñ Radio op het displayscherm.NAVI 80
Om vanuit de startpagina naar het
menu Radio te gaan, drukt u op
MENU , gevolgd door Multimedia en
Radio op het displayscherm.
Gedetailleerde beschrijving van de
radiofuncties 3 48.
Audiospelers
Om de audiobron over te schakelen
naar CD, USB , AUX , Bluetooth of
iPod (indien van toepassing): Druk, afhankelijk van het Infotainmentsys‐
teem, op MEDIA, RADIO/CD of
AUDIO/SOURCE .
NAVI 50 : U kunt op ieder gewenst
moment naar het menu voor aange‐
sloten randapparatuur gaan ( USB,
iPod , BT (Bluetooth) of AUX) door op
7 te drukken, gevolgd door t/
ü Media op het displayscherm. Druk
in de linkerbovenhoek op S en selec‐
teer de externe bron.
Voor de AhaⓇ-toepassing (beschik‐
baar afhankelijk van de versie) kunt u
"Extra functies (NAVI 50)" hieronder raadplegen.
NAVI 80 : Om vanuit de startpagina
naar het menu voor randapparatuur
te gaan (USB, SD-kaart, AUX-ingang,
Audio-cd, Bluetooth), drukt u op
MENU , gevolgd door Multimedia en
Media op het displayscherm. Selec‐
teer de externe bron in de getoonde
lijst.
Page 30 of 161

30InleidingR15 BT USB, R16 BT USB
Gedetailleerde beschrijving van:
● AUX-ingangsfuncties 3 63
● USB-poortfuncties 3 66
● Werking van streaming audio via
Bluetooth 3 70CD16 BT USB, CD18 BT USB
Gedetailleerde beschrijving van:
● CD-spelerfuncties 3 60
● AUX-ingangsfuncties 3 63
● USB-poortfuncties 3 66
● Werking van streaming audio via
Bluetooth 3 70CD35 BT USB
Gedetailleerde beschrijving van:
● CD-spelerfuncties 3 60
● AUX-ingangsfuncties 3 63
● USB-poortfuncties 3 66
● Werking van streaming audio via
Bluetooth 3 70NAVI 50
Gedetailleerde beschrijving van:
● AUX-ingangsfuncties 3 63
● USB-poort (inclusief iPod-func‐ ties) 3 66
● Werking van streaming audio via
Bluetooth 3 70NAVI 80
Gedetailleerde beschrijving van:
● AUX-ingangsfuncties 3 63
● USB-poortfuncties 3 66
● Werking van streaming audio via
Bluetooth 3 70
Navigatie, kaart
(CD35 BT USB NAVI, NAVI 50,
NAVI 80)
Gedetailleerde beschrijving van het
navigatiesysteem 3 80, Bekijk kaart
3 114.
Telefoon
Gebruik de displayopties in de onder‐ staande menu's om mobiele tele‐
foons te verbinden, telefoongesprek‐
ken te voeren, contactlijsten aan te
maken en diverse instellingen te wij‐
zigen.
Gedetailleerde beschrijving van de
functies van het handsfree-telefoon‐
systeemfuncties 3 133.R15 BT USB, R16 BT USB,
CD16 BT USB, CD18 BT USB - Te‐
lefoon
Het Telefoon -menu openen: Druk op
6 of TEL .
Telefooninstellingenmenu openen:
Druk op TEL en selecteer Telefoon‐
instellingen .CD35 BT USB - Telefoon
Het Telefoon -menu openen: Druk op
6 of TEL.
Telefooninstellingenmenu openen: Druk op SETUP / TEXT en selecteer
Telefooninstellingen .NAVI 50 - Telefoon
Telefoonmenu op ieder gewenst mo‐
ment openen: Druk op 7, gevolgd
door yTelefoon op het display‐
scherm.NAVI 80 - Telefoon
Telefoonmenu openen vanuit de
startpagina: druk op MENU, gevolgd
door Telefoon op het displayscherm.
Page 31 of 161

Inleiding31Voertuiginformatie (NAVI 80)
Menu Auto openen vanuit de startpa‐
gina: druk op MENU, gevolgd door
Auto op het displayscherm.
Afhankelijk van het specifieke voer‐
tuigmodel verschijnen de volgende
menu's:
● Driving Eco 2
● Luchtkwaliteit
● Boordcomputer
● InstellingenDriving Eco 2
De volgende functies zijn beschik‐
baar:
● Ritgegevens
Dit overzicht bevat de volgende
gegevens van de laatste rit:
Gemiddeld brandstofverbruik, gemiddelde snelheid, totaal
brandstofverbruik, teruggewon‐
nen energie of afgelegd aantal ki‐
lometers, gemiddelde milieu-/rij‐
prestaties, anticiperend remmen,
vermogen om rijsnelheid onder
controle te houden.
Ritgegevens opslaan: Druk op
"Opslaan" en selecteer vervol‐gens het soort rit uit de onder‐
staande lijst:
Woon-werk, vakantie, weekend,
rit, persoonlijk.
Ritgegevens resetten: Druk op "Reset". Bevestig of annuleer
met "Ja" of "Nee".
● Mijn favoriete ritten
Hier worden wijzigingen in uw rij‐ stijl weergegeven (wanneer de
ritgegevens zijn opgeslagen).
Het tabblad "Overzicht" bevat de volgende gegevens: Totale ritaf‐
stand, afgelegde afstand, datum
van informatie-update, gemid‐
delde score (max. 100).
Het tabblad "Details" toont de ge‐
registreerde ritgegevens.
● Eco-coaching
Hier worden adviezen voor
brandstofbesparing weergege‐
ven.
Blader door de pagina's en raak
vertrouwd met de adviezen.Luchtkwaliteit
De volgende functies zijn beschik‐
baar:
● Ionisator : Selecteer de modus
"Reinigen" om bacteriën en aller‐
genen uit de lucht te verwijderen, of selecteer de modus "Relax"
om de luchtkwaliteit van het inte‐
rieur te verbeteren door de emis‐
sie van ionen. De ionisator stopt
automatisch na 30 minuten.
Schakel de ionisator uit als deze
niet nodig is.
Om de automatische regeling van ionisator in te schakelen,
drukt u op "Start ionisator" wan‐
neer u de auto start (keuzevakje
geselecteerd).
● Geurverspreider : Kies een an‐
dere geur en wijzig de intensiteit
ervan in het interieur.
● Buitenluchtkwaliteit : Er verschijnt
een diagram van de buitenlucht‐
kwaliteit gedurende een be‐
paalde periode, waarbij de kwali‐ teit wordt uitgedrukt als ô
Page 32 of 161
![OPEL VIVARO B 2016 Handleiding Infotainment (in Dutch) 32Inleiding"Goed", õ "Vervuild ]" (geringe
mate) of ö "Vervuild <" (ern‐
stige mate).
Druk op Gereed om de wijzigingen te
bevestigen.Boordcomputer
Hier worden de volgen OPEL VIVARO B 2016 Handleiding Infotainment (in Dutch) 32Inleiding"Goed", õ "Vervuild ]" (geringe
mate) of ö "Vervuild <" (ern‐
stige mate).
Druk op Gereed om de wijzigingen te
bevestigen.Boordcomputer
Hier worden de volgen](/manual-img/37/21715/w960_21715-31.png)
32Inleiding"Goed", õ "Vervuild ]" (geringe
mate) of ö "Vervuild <" (ern‐
stige mate).
Druk op Gereed om de wijzigingen te
bevestigen.Boordcomputer
Hier worden de volgende gegevens sinds de vorige reset getoond:
● startdatum van de berekening
● totale afstand
● gemiddelde snelheid
● gemiddeld brandstofverbruik
● totaal brandstof- of energiever‐ bruik
Druk op Reset en bevestig vervol‐
gens met Ja om de gegevens van de
boordcomputer en tripcomputer van
het instrumentenpaneel te resetten.
Ga voor meer informatie naar "Trip‐
computer" in de gebruikershandlei‐
ding.Instellingen
U kunt de volgende instellingen wijzi‐
gen:
● Parkeerhulp
● Druk, afhankelijk van het voertuigmodel, op
Parkeerhulp voor of
Parkeerhulp achter om de
functie in of uit te schakelen
(het vakje is wel of niet gese‐
lecteerd). Druk op
Bevestigen om de wijzigin‐
gen te bevestigen.
● Volume :
Druk op < of ] naast de vo‐
lumebalk om het volume van
het ultrasone parkeerhulp‐
systeem aan te passen. Ga
voor meer informatie naar
"Parkeerhulp" in de gebrui‐
kershandleiding.
● Instellingen
achteruitrijcamera :
Selecteer deze functie om de achteruitkijkcamera in of uit
te schakelen, aanwijzingen
te wijzigen (statisch/dyna‐
misch) en beeldinstellingenaan te passen (zoals helder‐
heid, verzadiging en con‐
trast).
Druk op Bevestigen om de
wijzigingen op te slaan. Ga
voor meer informatie naar "Achteruitkijkcamera" in de gebruikershandleiding.
● < (pop-upmenu):
Druk op < in het menu
Parkeerhulp of de subme‐
nu's, gevolgd door
Standaardwaarden
herstellen om de standaard
fabrieksinstellingen van alle
of de huidige parkeerhulp‐
functies terug te zetten.
● Beeldinstellingen
Aanpassen van bijv. helderheid,
verzadiging en contrast.
● De volgende opties kunnen eveneens worden aangepast (af‐hankelijk van het voertuigmodel):
● Automatisch inklappen van de buitenspiegels naar de
parkeerstand bij vergrende‐
ling van de auto (schakelaar
aan/uit)