Page 89 of 339

Instrumenten en bedieningsorganen87Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................88
Stuurwielverstelling ...................88
Stuurbedieningsknoppen ...........88
Verwarmd stuurwiel ...................88
Claxon ....................................... 89
Wis-/wasinstallatie voorruit ........89
Wis-/wasinstallatie achterruit .....91
Buitentemperatuur .....................92
Klok ........................................... 92
Elektrische aansluitingen ...........94
Asbakken ................................... 95
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................96
Instrumentengroep ....................96
Snelheidsmeter .......................102
Kilometerteller ......................... 102
Dagteller .................................. 102
Toerenteller ............................. 103
Brandstofmeter ........................103
Brandstofkeuzeschakelaar ......103
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ........................................... 104
Service-display ........................ 104
Controlelampen .......................106Richtingaanwijzer ....................106
Gordelverklikker ......................106
Airbag en gordelspanners .......107
Airbag-deactivering .................107
Laadsysteem ........................... 107
Storingsindicatielamp ..............108
Rem- en koppelingssysteem ...108
Pedaal intrappen .....................108
Elektrische handrem ................108
Storing elektrische handrem ....109
Antiblokkeersysteem (ABS) .....109
Opschakelen ........................... 109
Schakelen ................................ 109
Variabele stuurbekrachtiging ...109
Afstand tot voorligger ..............109
Lane Departure Warning .........110
Ultrasoonparkeerhulp ..............110
Elektronische stabiliteitsregeling uit ..............110
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..110
Traction Control-systeem uit ...110
Koelvloeistoftemperatuur .........110
Voorverwarming ......................111
Roetfilter .................................. 111
AdBlue ..................................... 111
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 111
Motoroliedruk ........................... 111
Te laag brandstofpeil ...............112Startbeveiliging ........................112
Autostop .................................. 112
Rijverlichting ............................ 112
Grootlicht ................................. 112
Grootlichtassistentie ................112
Adaptive Forward Lighting .......112
Mistlamp .................................. 113
Mistachterlicht ......................... 113
Cruise control .......................... 113
Adaptieve cruise control ..........113
Voorligger gedetecteerd ..........113
Snelheidsbegrenzer ................113
Verkeersbordherkenning .........113
Portier open ............................. 113
Informatiedisplays ......................114
Driver Information Center ........114
Colour-Info-Display ..................121
Regeleenheid smartphone ......122
Boordinformatie ......................... 123
Geluidssignalen .......................124
Batterijspanning .......................124
Persoonlijke instellingen ............125
OnStar ....................................... 129
Page 90 of 339
88Instrumenten en bedieningsorganenBedieningsorganenStuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
U kunt het Driver Information Center,
bepaalde bestuurdersondersteu‐
ningssystemen, het Infotainmentsys‐
teem en een aangesloten mobiele te‐
lefoon bedienen met de knoppen op
het stuurwiel.
Driver Information Center 3 114.
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men 3 189.
Meer informatie staat in de handlei‐ ding van het infotainment-systeem.
Verwarmd stuurwiel
Druk op * om verwarming te active‐
ren. De activering wordt aangeduid
door de LED in de toets.
Page 91 of 339
Instrumenten en bedieningsorganen89De gedeelten van het stuurwiel die
specifiek aanbevolen zijn voor plaat‐
sing van de handen zijn sneller warm
en worden warmer dan de overige ge‐ deelten.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en tijdens een Autostop.
Stop-startsysteem 3 167.
Claxon
j indrukken.
Wis-/wasinstallatie voorruit
VoorruitwissersHI:snelLO:langzaamINT:intervalwissen of automatisch
wissen met regensensorOFF:uit
Hendel omlaag in de stand 1x duwen
om wissers één slag te laten maken
wanneer de voorruitwisser uitgescha‐
keld is.
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Instelbaar wisinterval
Wisserhendel in stand INT.
Draai aan het stelwiel om het gewen‐
ste wisinterval in te stellen:
kort interval:draai het stelwiel
omhooglang interval:draai het stelwiel
omlaag
Page 92 of 339
90Instrumenten en bedieningsorganenAutomatische wisfunctie met
regensensorINT:Automatische wisfunctie met
regensensor
De regensensor registreert de hoe‐
veelheid neerslag op de voorruit en
stuurt automatisch de wissnelheid
van de voorruitwisser aan.
Instelbare gevoeligheid van de
regensensor
Draai aan het stelwiel om de gevoe‐
ligheid in te stellen:
lage gevoelig‐
heid:draai het stelwiel
omlaaghoge gevoelig‐
heid:draai het stelwiel
omhoog
Sensor vrijhouden van stof, vuil en ijs.
Regensensorfunctie kan worden ge‐
activeerd of gedeactiveerd in de Per‐
soonlijke instellingen.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 121.
Persoonlijke instellingen 3 125.
Page 93 of 339

Instrumenten en bedieningsorganen91Voorruit- en koplampsproeiers
Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof op de voorruit ge‐
spoten en de ruitenwisser maakt een
paar slagen.
Als de koplampen branden, wordt er
ook sproeiervloeistof op de koplam‐
pen gesproeid als u lang genoeg aan
de hendel trekt. Daarna kan het was‐ systeem van de koplampen niet wor‐
den gebruikt gedurende 5 was cycli of
tot de motor of de koplampen uit- en
opnieuw zijn aangezet.
Sproeiervloeistof 3 242
Wis-/wasinstallatie
achterruit
Duw de wipschakelaar in om de ach‐
terruitwisser aan te zetten:
bovenste stand:continue werkingonderste stand:onderbroken wer‐
kingmiddenstand:uit
Hendel van u af duwen. Er wordt
sproeiervloeistof op de achterruit ge‐ spoten en de ruitenwisser maakt een
paar slagen.
Niet inschakelen wanneer de achter‐
ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
U kunt deze functie in- of uitschakelen in het menu Instellingen op het
Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 125.
Page 94 of 339

92Instrumenten en bedieningsorganenDe achteruitsproeier wordt gedeacti‐
veerd wanneer het vloeistofpeil te
laag is.
Sproeiervloeistof 3 242
Buitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt on‐
middellijk aangeduid, een stijgende
temperatuur met enige vertraging.
Als de buitentemperatuur tot 3 °C
daalt, verschijnt er een waarschu‐
wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.
9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het weg‐
dek al beijzeld zijn.
Klok
De tijd verschijnt op het
4,2" Colour-Info-Display.
Datum en tijd worden op het
8" Colour-Info-Display weergegeven.
Bediening van Colour-Info-Display
3 121
4,2" display
Bedien het display met de toetsen on‐ der het display.
Druk op ; en selecteer het pictogram
INSTELL. door MENU te draaien en
erop te drukken.
Selecteer de menupagina Tijd.
Tijd instellen
Selecteer de menuoptie Tijd
instellen om naar het betreffende
submenu te gaan.
Selecteer de schermtoets AUTOSET
onder aan het scherm. Activeer de
modus Aan - RDS of de modus Uit -
handmatig .
Als Uit - handmatig wordt geselec‐
teerd, pas dan de uren en minuten
aan door MENU te draaien en erop te
drukken.
Druk op de schermtoets 12-24 u. on‐
deraan het scherm totdat u de ge‐
wenste tijdsindeling vindt.
Page 95 of 339

Instrumenten en bedieningsorganen93Als de 12-uurs modus wordt geselec‐
teerd, verschijnt er een derde kolom
voor AM of PM. Selecteer de gewen‐
ste optie.
In de modus Aan - RDS stelt het RDS-
signaal van de meeste VHF-zenders
automatisch de tijd in. De RDS-tijds‐
ynchronisatie kan enkele minuten in
beslag nemen. Sommige zenders
zenden geen correct tijdsignaal uit.
Het is dan raadzaam de automati‐
sche tijdsynchronisatie uit te schake‐
len.
Ga terug naar de startpagina door
op ; te drukken.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie
8" display
Druk op ; en selecteer vervolgens
het pictogram INSTELLINGEN . In‐
voer is rechtsreeks met de vinger op
de pictogrammen van het aanraak‐
scherm mogelijk.
Selecteer de menupagina Tijd en
datum .Tijd instellen
Selecteer de menuoptie Tijd
instellen om naar het betreffende
submenu te gaan.
Selecteer de schermtoets Auto inst.
onder aan het scherm. Activeer de
modus Aan - RDS of de modus Uit -
handmatig .
Als Uit - handmatig wordt geselec‐
teerd, pas dan de uren en minuten
aan met de schermtoetsen hg.
Tik op de schermtoets 12-24 u rechts
op het scherm om een tijdmodus te
selecteren.
Als de 12-uurs modus wordt geselec‐
teerd, verschijnt er een derde kolom voor AM of PM. Selecteer de gewen‐
ste optie.
In de modus Aan - RDS stelt het RDS-
signaal van de meeste VHF-zenders automatisch de tijd in. De RDS-tijds‐
ynchronisatie kan enkele minuten in
beslag nemen. Sommige zenders
zenden geen correct tijdsignaal uit.
Het is dan raadzaam de automati‐
sche tijdsynchronisatie uit te schake‐
len.
Datum instellen
Selecteer de menuoptie Datum
instellen om naar het betreffende
submenu te gaan.
Selecteer de schermtoets Auto inst.
onder aan het scherm. Activeer de
modus Aan - RDS of de modus Uit -
handmatig .
Als Uit - handmatig wordt geselec‐
teerd, pas dan de datum aan met de
schermtoetsen h of g.
In de modus Aan - RDS wordt de da‐
tum automatisch ingesteld.
Ga terug naar de startpagina door
op ; te drukken.
Page 96 of 339
94Instrumenten en bedieningsorganenRaadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.
Elektrische aansluitingen
Achter een klep onder de klimaatre‐
geling bevindt zich een 12 V-aanslui‐
ting. Druk op de klep om het te ope‐
nen.
Meer 12 V-aansluitingen zitten in de
middenconsole voor en achter.
Het maximaal opgenomen vermogen mag niet meer bedragen dan
120 watt.
Er zit een 230 V stekkerdoos in de
achterste middenconsole. Wanneer de ontsteking is ingeschakeld en een
verbruiker is aangesloten, brandt een groene LED in de stekkerdoos.
Het maximaal opgenomen vermogen
mag niet meer bedragen dan
150 watt.
9 Gevaar
De stekkerdozen staan onder een
hoge spanning!