
94Instrumenten en bedieningsorganenDruk op het Uplevel-display op > op
het stuurwiel om de onderliggende
map te openen. Selecteer  Reset en
bevestig dit door gedurende enkele
seconden op  9 te drukken. Het con‐
tact moet ingeschakeld zijn maar de motor moet niet draaien.
Bij het verversen van de olie moet het systeem altijd worden teruggezet om
goed te kunnen werken. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Volgende onderhoudsbeurt Wanneer het systeem heeft berekend
dat de gebruiksduur van de motorolie is verstreken, verschijnt  Motorolie
spoedig verversen  op het Driver In‐
formation Center. Laat de motorolie en het oliefilter binnen een week of
500 km door een werkplaats vervan‐
gen (wat het eerst voorkomt).
Service-informatie  3 251.
Controlelampen
De beschreven controlelampen zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze be‐
schrijving geldt voor alle instrument‐
uitvoeringen. Afhankelijk van de uit‐rusting kan de plaats van de contro‐
lelampjes variëren. Bij het inschake‐
len van de ontsteking lichten de
meeste controlelampen korte tijd op
bij wijze van functietest.
Betekenis kleuren controlelampen:rood:gevaar, belangrijke herinne‐
ringgeel:waarschuwing, aanwijzing,
storinggroen:inschakelbevestigingblauw:inschakelbevestigingwit:inschakelbevestiging
Kijk naar alle controlelampjes op de
verschillende instrumentengroepen
3  87.
Richtingaanwijzer
O  brandt of knippert groen.
Brandt korte tijd De parkeerlichten zijn ingeschakeld.
Knippert
Een richtingaanwijzer of de alarm‐
knipperlichten zijn geactiveerd.
Snel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering defect, rich‐
tingaanwijzer aanhanger defect.
Gloeilamp vervangen  3 214, zeke‐
ringen  3 221.
Richtingaanwijzers  3 130.
Gordelverklikker
Gordelverklikker op de
voorstoelen
X  van de bestuurdersstoel brandt of
knippert rood op de instrumenten‐
groep.
k  van de passagiersstoel voorin
brandt of knippert rood op de dakcon‐ sole wanneer de stoel bezet is. 

Instrumenten en bedieningsorganen95Brandt
Na het inschakelen van de ontste‐
king, totdat de veiligheidsgordel is omgedaan.
Knippert
Na het starten van de motor gedu‐ rende maximaal  100 seconden totdat
de gordel is vastgemaakt.
Status veiligheidsgordel op
zitplaatsen achterin (auto's met
Midlevel-display)
X  brandt of knippert wit of grijs op het
Driver Information Center, na het star‐ ten van de motor.
Brandt wit
De veiligheidsgordel is losgemaakt.
Brandt grijs
De veiligheidsgordel is vastgemaakt.
Knippert wit of grijs
Vastgemaakte veiligheidsgordel is
losgemaakt.
Veiligheidsgordel omdoen  3 53.Status veiligheidsgordel op
zitplaatsen achterin (auto's met
Uplevel-display)
X  brandt groen of grijs of knippert
geel op het Driver Information Center,
na het starten van de motor.
Brandt grijs
De veiligheidsgordel is losgemaakt.
Brandt groen
De veiligheidsgordel is vastgemaakt.
Knippert geel
Vastgemaakte veiligheidsgordel is
losgemaakt.
Veiligheidsgordel omdoen  3 53.
Airbag en gordelspanners
v  brandt rood.
Bij het inschakelen van het contact
brandt de controlelamp ca.
vier seconden. Brandt deze niet,
dooft deze niet na vier seconden of
licht deze tijdens het rijden op, dan is
er een storing in het airbagsysteem.
De hulp van een werkplaats inroepen.De airbags en gordelspanners gaan
mogelijkerwijs niet af tijdens een on‐
geval.
Geactiveerde gordelspanners of air‐ bags worden aangeduid door aan‐
houdend branden van  v.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Gordelspanners, airbagsysteem
3  52,  3 55.
Airbag-deactivering
V  brandt geel.
Airbag voorpassagier is geactiveerd.
*  brandt geel. 

100Instrumenten en bedieningsorganenCruise control
m  brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen De cruise control is actief. De inge‐
stelde snelheid wordt in het Driver In‐ formation Center aangegeven.
Cruise control  3 171.
Voorligger gedetecteerd
A  brandt groen of geel.
Brandt groen
Er is een voertuig in dezelfde rijstrook gedetecteerd.
Brandt geel
De afstand tot een voorligger wordt te kort of wanneer u een ander voertuig
te snel nadert.
Frontaanrijdingswaarschuwing 3  175.Snelheidsbegrenzer
L  brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen Snelheidsbegrenzer is actief. Inge‐
stelde snelheid wordt aangegeven bij
symbool  L.
Snelheidsbegrenzer  3 173.
Verkeersbordherkenning
L  geeft gedetecteerde verkeersbor‐
den als controlelampje weer.
Verkeersbordherkenning  3 191.
Portier open h  brandt rood.
Een portier of de achterklep is ge‐
opend.Informatiedisplays
Driver Information Center
Het Driver Information Center is on‐
dergebracht in de instrumenten‐
groep.
Afhankelijk van de versie en de in‐ strumentengroep is het Driver Infor‐
mation Center verkrijgbaar als Midle‐
vel-display of Uplevel-display.
De indicatie op het Driver Information Center is afhankelijk van de uitrus‐
ting:
● kilometerteller en dagteller
● boordinformatie
● informatiemenu dagteller/brand‐ stof
● verbruiksinformatie
● boord- en waarschuwingsinfor‐ matie
● audio- en Infotainmentinformatie
● telefooninformatie
● navigatie-informatie
● auto-instellingen 

Instrumenten en bedieningsorganen101Midlevel-display
De menupagina's op het Midlevel-dis‐play worden geselecteerd door op
MENU  op de richtingaanwijzerhendel
te drukken. Hoofdmenusymbolen verschijnen op de bovenste regel van
het display:
● W  Menu Info
● ?  Optiemenu
● @  Eco-informatiemenu
Sommige van de weergegeven func‐
ties afhankelijk van de vraag of de
auto rijdt of stilstaat, andere functies
zijn alleen actief als de auto rijdt.
Persoonlijke instellingen  3 110. Op‐
geslagen instellingen  3 24.
Menu’s en functies selecteren
U selecteert de menu’s en functies
met de knoppen op de richtingaanwij‐ zerhendel.
Druk op  MENU om tussen de hoofd‐
menu's te schakelen of om vanuit een
submenu één niveau terug te gaan.
Draai aan het stelwiel om een subpa‐ gina van het hoofdmenu te selecterenof om een numerieke waarde in te
stellen.
Druk op  SET/CLR  om een functie te
selecteren en te bevestigen.
Eventueel verschijnt er boord- en on‐
derhoudsinformatie op het Driver In‐
formation Center. Bevestig berichten
door op  SET/CLR  te drukken. Boord‐
informatie  3 108.
Uplevel-display
Menupagina's verschijnen door op  p
op het stuurwiel te drukken. Druk op
Q  of  P om een menu te selecteren,
druk op  9 om te bevestigen. Selec‐
teerbare menupagina's zijn:
● Info
● Audio
● Telefoon 

102Instrumenten en bedieningsorganen●Navigatie
● Opties
Sommige van de weergegeven func‐ ties afhankelijk van de vraag of de
auto rijdt of stilstaat, andere functies
zijn alleen actief als de auto rijdt.
Persoonlijke instellingen  3 110. Op‐
geslagen instellingen  3 24.
Menu’s en functies selecteren
De menu's en functies kunnen wor‐
den geselecteerd met de knoppen
rechts in het stuurwiel.
Druk op  p om de hoofdmenupagina te
openen.
Selecteer een hoofdmenupagina met
Q  of  P.
Bevestig een hoofdmenupagina met
9 .
Druk na het selecteren van een
hoofdmenupagina op  Q of  P om
subpagina's te selecteren.
Druk op  q om een volgende map van
de geselecteerde subpagina te ope‐
nen.
Druk op  Q of  P om functies te se‐
lecteren of zo nodig een numerieke waarde in te stellen.
Druk op  9 om een functie te selecte‐
ren en te bevestigen.
Na het selecteren van een hoofdme‐
nupagina blijft deze selectie opgesla‐ gen totdat er een andere hoofdmenu‐
pagina wordt geselecteerd. U veran‐
dert de subpagina's door op  P of  Q
te drukken.
Eventueel verschijnt er boord- en on‐ derhoudsinformatie op het Driver In‐
formation Center. Bevestig berichten
door op  9 te drukken. Boordinforma‐
tie  3 108.Menu Info
De onderstaande lijst bevat alle mo‐gelijke pagina's van het menu Info. Sommige zijn voor uw specifieke auto
wellicht niet beschikbaar. Afhankelijk
van het display zijn sommige functies weergegeven als symbool.
Draai aan het stelwiel of druk op  Q of
P  om een pagina te selecteren:
● dagteller 1 of A gemiddeld brandstofverbruik
gemiddelde snelheid
● dagteller 2 of B gemiddeld brandstofverbruikgemiddelde snelheid
● digitale snelheid
● actieradius brandstof
● actueel brandstofverbruik
● resterende levensduur olie
● bandenspanning
● timer
● verkeersbordherkenning
● afstand tot voorligger
● grootste verbruikers 

Instrumenten en bedieningsorganen103● zuinigheidstrend
● Eco-index
● lege pagina
Op het Midlevel-display worden de
pagina's  Resterende levensduur olie ,
Bandenspanning ,
Verkeersbordherkenning  en Afstand
tot voorligger  aangegeven in het
Optiemenu  ? . Selecteer dit door op
MENU  te drukken.
Op het Midlevel-display worden de
pagina's  Grootverbruikers , Zuinig
rijden  en Eco-index  weergegeven in
het  Eco-informatiemenu @. Selec‐
teer dit door op  MENU te drukken.
Dagteller 1/A en 2/B
De dagteller geeft de huidige afstand
vanaf een bepaalde reset weer.
Dagteller telt op tot een afstand van
9999 km en begint dan weer bij 0.
Zet deze op het Midlevel-display te‐
rug door gedurende enkele seconden
op  SET/CLR  te drukken, en op het
Uplevel-display door op  > te drukken
en met  9 te bevestigen.De informatie op de dagtellerpagina
1/A en 2/B kan apart worden terug‐
gezet voor dagteller, gemiddeld ver‐ bruik en gemiddelde snelheid terwijl
het betreffende display actief is.
Gemiddeld brandst.verbr.
Weergave van het gemiddelde ver‐
bruik. De meting kan altijd opnieuw
worden ingesteld en begint met een standaardwaarde.
Zet deze op het Midlevel-display te‐
rug door gedurende enkele seconden
op  SET/CLR  te drukken, en op het
Uplevel-display door op  > te drukken
en met  9 te bevestigen.
Gemiddelde snelheid
Weergave van de gemiddelde snel‐ heid. De meting kan op elk momentopnieuw worden gestart.
Zet deze op het Midlevel-display te‐
rug door gedurende enkele seconden
op  SET/CLR  te drukken, en op het
Uplevel-display door op  > te drukken
en met  9 te bevestigen.
Digitale snelheid
Digitale weergave van de huidige
snelheid.Actieradius brandstof
De actieradius wordt berekend op ba‐
sis van het huidige brandstofpeil en
het momentane verbruik. Op het dis‐
play verschijnen gemiddelde waar‐ den.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐ radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
Wanneer het peil in de brandstoftank
laag is, verschijnt er een bericht op het display en gaat het controle‐
lampje  Y op de brandstofmeter bran‐
den.
Wanneer er onmiddellijk moet wor‐
den bijgetankt, verschijnt er een
waarschuwingsbericht dat op het dis‐
play blijft staan. Daarbij gaat de con‐
trolelamp  Y op de brandstofmeter
knipperen  3 99.
Actueel brandst.verbr.
Weergave van het actuele verbruik.
Resterende levensduur olie
Geeft een schatting van de levens‐
duur van de olie. Het percentage
staat voor de resterende levensduur
van de olie  3 93. 

Instrumenten en bedieningsorganen105wellicht niet beschikbaar. Afhankelijk
van het display zijn sommige functies
weergegeven als symbool.
Draai aan het stelwiel of druk op  Q of
P  om een pagina te selecteren en
volg de instructies in de submenu's
op:
● eenheden
● infopagina's
● snelheidswaarschuwing
● draagvermogen band
● software-informatie
Eenheden
Druk tijdens het weergeven van Een‐
heden op  SET/CLR of >. Selecteer
de gewenste eenheden door de ver‐
stelknop te draaien of op  P te druk‐
ken. Bevestig met  SET/CLR of 9.
Infopagina's
Druk tijdens het weergeven van Info‐
pagina's op  >. Er verschijnt een lijst
met alle opties in het menu Info. Se‐ lecteer de functies die op de pagina
Info moeten worden weergegeven
door op  9 te drukken. Geselecteerde
pagina's hebben een  9 in een aan‐kruisvakje. Niet zichtbare functies
hebben een leeg aankruisvakje. Zie
Menu Info  bovenstaand.
Snelheidswaarschuwing
Het snelheidswaarschuwingsfunctie
waarschuwt bij het overschrijden van
een ingestelde snelheid.
Stel de snelheidswaarschuwing in
door op  SET/CLR  of > te drukken ter‐
wijl de pagina wordt weergegeven.
Verdraai het stelwiel of druk op  Q of
P  om de waarde te selecteren en
wijzigen. Druk op  SET/CLR of 9 om
de snelheid in te stellen. Na het in‐
stellen van de snelheid kan deze
functie worden uitgeschakeld door tij‐
dens het bekijken van deze pagina op SET/CLR  of 9 te drukken. Als de ge‐
selecteerde maximumsnelheid wordt
overschreden, verschijnt er een pop-
upwaarschuwing en klinkt er een ge‐ luidssignaal.
Bandenbelasting
De categorie bandenspanning vol‐
gens de huidige bandenspanning kan
worden geselecteerd  3 230.
Software-informatie
Geeft informatie over open source- software weer.
Valetmodus Sommige functies van het Driver In‐
formation Center en het Info-Display
kunnen voor sommige bestuurders
beperkt zijn.
U kunt de valetmodus in- of uitscha‐
kelen in het menu  Instellingen in het
menu Persoonlijke instellingen.
Persoonlijke instellingen  3 110.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie. 

106Instrumenten en bedieningsorganenInfo-Display
Het Info-Display bevindt zich in het in‐ strumentenbord bij de instrumenten‐
groep.
Afhankelijk van de configuratie is de
auto uitgevoerd met een
● Graphic-Info-Display
of
● 7 inch Colour-Info-Display  met
aanraakschermfunctionaliteit
of
● 8" Colour-Info-Display  aanraak‐
schermfunctionaliteit
Op de Info-Displays kan het volgende worden aangegeven:
● tijd  3 82
● buitentemperatuur  3 82
● datum  3 82
● Infotainmentsysteem, zie be‐ schrijving in de handleiding Info‐
tainment
● weergave van achteruitkijkca‐ mera  3 188
● weergave van parkeerhulpin‐ structies  3 180● navigatie, zie beschrijving in de
handleiding Infotainment
● systeemberichten
● persoonlijke instellingen  3 110
Graphic-Info-Display
Druk op  X om het display in te scha‐
kelen.
Druk op  MENU om de hoofdmenupa‐
gina te selecteren.
Draai aan  MENU om een menupa‐
gina te selecteren.
Druk op  MENU om een geselec‐
teerde optie te bevestigen.
Druk op  BACK om een menu af te
sluiten zonder een instelling te wijzi‐
gen.
7 inch Colour-Info-Display
Menu's en instellingen selecteren
Via het display krijgt u toegang tot de menu's en instellingen.
Druk op  X om het display in te scha‐
kelen.
Druk op  ; om de startpagina weer te
geven.
Tik met een vinger op het gewenste
pictogram in het scherm.