MPH naar km/uDruk kort op de knop pijl OMHOOG
of OMLAAG totdat het pictogram
MPH naar km/u gemarkeerd is in
het DID. Druk kort op de toets OK
om tussen MPH en km/u om te
schakelen.
Voertuiginformatie (informatiefuncties voor
de klant)
Druk kort op de knop pijl OMHOOG
of OMLAAG-knop totdat het
pictogram/titel voor de Voertuigin-
formatie is gemarkeerd in het DID.
Druk kort op de knop pijl naar
rechts om de koelvloeistoftempera-
tuur weer te geven. Druk op de knop pijl naar
links of pijl naar rechts om de informatiesubme-
nu’s te doorlopen en druk op de knop OK om de
volgende resetbare submenu’s te selecteren of
terug te stellen: Tire Pressure (bandenspanning)
Druk kort op de pijl naar links of pijl naar rechts
tot
"Bandenspanning" is gemarkeerd in het DID.
Als de spanning van alle banden goed is, wordt
een voertuigpictogram getoond waarin in iedere
hoek de bandenspanning wordt aangegeven.
Als één of meer banden een lage spanning heeft,
wordt "Inflate Tire To XX" (Band oppompen tot
XX) weergegeven met het voertuigpictogram en
de bandenspanningen in elke hoek van het picto-
gram, waarbij de waarde van de lage banden-
spanning in een andere kleur dan de andere
bandenspanningen wordt weergegeven.Als het bandenspanningscontrolesysteem on-
derhoud vereist, wordt het bericht "Service Tire
Pressure System" (bandenspanningscontrole-
systeem vereist onderhoud) weergegeven.
De bandenspanning dient slechts als indicator
en kan niet worden gereset.
Raadpleeg voor meer informatie de paragraaf
"Bandenspanningcontrolesysteem (TPMS)" in
het hoofdstuk "Starten en rijden". Versnellingsbaktemperatuur
Toont de huidige temperatuur van de ver-
snellingsbak.
Olietemperatuur
Toont de daadwerkelijke temperatuur van de
olie
Oliedruk
Toont de huidige oliedruk.
Oil Life (levensduur olie)
Battery Voltage (accuspanning)
Engine Hours (bedrijfsuren motor)
Geeft het aantal uren weer dat de motor in
bedrijf is geweest.
187
DIESEL-BERICHTEN
Berichten roetfilter dieselmotor
(DPF)Deze motor voldoet aan alle vereiste emissie-
normen voor dieselmotoren. Om aan deze
emissienormen te voldoen is uw auto uitgerust
met een uiterst moderne motor en uitlaatsys-
teem. Deze systemen zijn naadloos geïnte-
greerd in uw auto en worden beheerd door de
regelmodule van de aandrijflijn (PCM). De PCM
controleert de verbranding in de motor, zodat de
katalysator roetdeeltjes kan opvangen en ver-
branden zonder uw tussenkomst.WAARSCHUWING!
Een heet uitlaatsysteem kan brand veroor-
zaken wanneer u boven brandbaar materiaal
parkeert. Denk bijvoorbeeld aan droog gras
of bladeren die in aanraking komen met de
hete uitlaat. Parkeer daarom nooit op een
ondergrond waar uw uitlaat in aanraking kan
komen met brandbaar materiaal.Uw auto kan u erop wijzen dat extra onderhoud
bij uw auto of motor nodig is. Raadpleeg de
volgende berichten die kunnen worden weerge-
geven op het bestuurdersinformatiedisplay
(DID):
Exhaust Filter XX% Full Safely Drive at
Highway Speeds to Remedy (Roetfilter
voor XX% vol Rijd met veilige snelheid op
de snelweg om het probleem te verhel-
pen) — Dit bericht wordt weergegeven op
het bestuurdersinformatiedisplay (DID) als
het roetfilter 80% van zijn maximale opslag-
capaciteit heeft bereikt. In omstandigheden
waarbij alleen zeer korte ritten worden ge-
maakt of ritten waarbij alleen met lage snel-
heid wordt gereden, bereiken de motor en
het uitlaatgasnabehandelingssysteem nooit
de vereiste omstandigheden om de opge-
vangen roetdeeltjes te verwijderen. Als dit
zich voordoet, wordt het bericht "Exhaust
System Regeneration Required Now" (rege-
neratie van het uitlaatsysteem nu vereist)
weergegeven in het DID. Als dit bericht wordt
getoond, klinkt er één geluidssignaal om u te
informeren over deze toestand. Door met uw
auto zo’n 20 minuten op de snelweg te rijden verhelpt u het probleem in het roetfiltersys-
teem en kunnen de dieselmotor en het uit-
laatgasnabehandelingssysteem de opgevan-
gen roetdeeltjes uit het filter verwijderen,
zodat de normale bedrijfsstand van het sys-
teem wordt hersteld.
Exhaust System — Regeneration In Pro-
cess Exhaust Filter XX% Full (Uitlaatsys-
teem — regeneratie wordt uitgevoerd
Roetfilter voor XX% vol - Dit bericht geeft
aan dat het roetfilter (DPF) momenteel auto-
matisch wordt gereinigd. Handhaaf de hui-
dige rijomstandigheden totdat het regenere-
ren is voltooid.
Exhaust System — Regeneration Com-
pleted (Uitlaatsysteem - regeneratie vol-
tooid) — Dit bericht geeft aan dat de rege-
neratie van het roetfilter (DPF) voltooid is. Als
dit bericht wordt getoond, klinkt er één ge-
luidssignaal om u te informeren over deze
toestand.
Exhaust Service Required — See Dealer
Now (Onderhoud uitlaat noodzakelijk -
Bezoek dealer) — Deze berichten geven
aan dat de regeneratie is uitgeschakeld van-
190
met de auto. Er klinken ook geluidssignalen
als de resterende afstand 75, 50 en 25 mijl
bedraagt. Het controlelampje AdBlue® laag
brandt permanent tot er AdBlue®-vloeistof is
bijgevuld.
Motor kan niet meer worden gestart Vul
AdBlue® bij — Dit bericht verschijnt wan-
neer het rijbereik van de AdBlue®-vloeistof
lager is dan 1 mijl, er moet AdBlue®-vloeistof
worden bijgevuld of de motor kan niet meer
worden gestart. Het bericht wordt weergege-
ven in het DID tijdens het starten en gaat
vergezeld van één enkel geluidssignaal. Het
controlelampje AdBlue® laag brandt perma-
nent tot er een hoeveelheid AdBlue®-
vloeistof is bijgevuld van ten minste 8 liter (2
gallon.AdBlue® Waarschuwingsberichten
voor storingen — indien aanwezigEr zijn verschillende berichten die worden weer-
gegeven als het voertuig detecteert dat het
AdBlue®-systeem gevuld is met een andere
vloeistof dan AdBlue®, storingen van compo-
nenten heeft waargenomen of manipulatie van
het systeem heeft gedetecteerd. Wanneer het AdBlue®-systeem onderhoud ver-
eist, worden de volgende waarschuwingen
weergegeven:
Service AdBlue® System See Dealer (On-
derhoud AdBlue®-systeem Raadpleeg
dealer) - Dit bericht wordt weergegeven
wanneer de storing voor het eerst wordt
gedetecteerd en telkens wanneer de auto
wordt gestart. Het bericht gaat vergezeld van
één enkel geluidssignaal en het storings-
lampje gaat branden. Wij adviseren u naar
uw dichtstbijzijnde erkende dealer te gaan en
uw auto direct te laten controleren. Als dit niet
wordt gecorrigeerd binnen 50 mijl, gaat het
voertuig naar de volgende waarschuwings-
fase en verschijnt het bericht "“Engine Will
not restart in XXXmi Service AdBlue® See
dealer” (Motor kan niet meer gestart worden
na xxx mijl Onderhoud AdBlue® Raadpleeg
dealer).
Incorrect AdBlue® Detected See Dealer
(Verkeerde AdBlue® gedetecteerd Raad-
pleeg dealer) - Dit bericht verschijnt als het
AdBlue®-systeem heeft gedetecteerd dat er
verkeerde vloeistof in het AdBlue®- reservoir
is gedaan. Het bericht gaat vergezeld van één enkel geluidssignaal. Wij adviseren u
naar uw dichtstbijzijnde erkende dealer te
gaan en uw auto direct te laten controleren.
Als dit niet wordt gecorrigeerd binnen 50 mijl,
gaat het voertuig naar de volgende waar-
schuwingsfase en verschijnt het bericht
"“En-
gine Will not restart in XXXmi Service Ad-
Blue® See dealer” (Motor kan niet meer
gestart worden na xxx mijl Onderhoud Ad-
Blue® Raadpleeg dealer).
Engine Will Not Restart in XXX mi Service
AdBlue® See Dealer (Motor kan niet meer
worden gestart na XXX mijl Onderhoud
AdBlue® Raadpleeg dealer) - Dit bericht
wordt voor het eerst weergegeven als de
gedetecteerde storing niet na 50 mijl is ge-
controleerd. Het wordt ook weergegeven bij
150 mijl, 125 mijl en 100 mijl. Onderhoud van
het systeem is noodzakelijk binnen de weer-
gegeven kilometerstand. Het bericht wordt
weergegeven in het DID tijdens het starten
met de bijgewerkte kilometerstand en gaat
vergezeld van één enkel geluidssignaal.
Vanaf 100 mijl wordt het resterende bereik
permanent weergegeven tijdens het rijden
met de auto. Er klinken ook geluidssignalen
192
als de resterende afstand 75, 50 en 25 mijl
bedraagt. Wij adviseren u naar uw dichtstbij-
zijnde erkende dealer te gaan en uw auto
direct te laten controleren.
Engine Will Not Restart Service AdBlue®
See Dealer (Motor kan niet meer worden
gestart Onderhoud AdBlue® Raadpleeg
dealer) -
Dit bericht verschijnt wanneer een
gedetecteerde storing in het AdBlue®-systeem
niet binnen de toegestane periode wordt ge-
controleerd. De motor kan niet meer worden
gestart tenzij u uw voertuig bij uw erkende
dealer laat controleren. Dit bericht wordt weer-
gegeven bij minder dan 1 mijl voordat de motor
niet meer kan worden gestart en telkens wan-
neer de auto wordt gestart. Dit bericht wordt
permanent weergegeven. Het bericht gaat ver-
gezeld van één enkel geluidssignaal. Het sto-
ringslampje blijft permanent branden. Wij ra-
den u ten zeerste aan naar uw dichtstbijzijnde
erkende dealer te gaan als dit bericht verschijnt
terwijl de motor draait.
Engine Will Not Restart Service AdBlue®
See Dealer (Motor kan niet meer worden
gestart Onderhoud AdBlue® Raadpleeg
dealer) - Dit bericht verschijnt wanneer de
gedetecteerde storing niet wordt gecontro-
leerd nadat het bericht Engine Will Not Res-
tart Service AdBlue® See Dealer (Motor kan
niet meer worden gestart Onderhoud Ad-
Blue® Raadpleeg dealer) is weergegeven bij
de volgende start. De motor kan niet meer
worden gestart tenzij u uw voertuig bij uw
erkende dealer laat controleren. Het bericht
gaat vergezeld van één enkel geluidssignaal.
Het storingslampje blijft permanent branden.
Als het bericht wordt weergegeven en u kunt
de motor niet starten, adviseren wij u uw
voertuig onmiddellijk naar uw dichtstbijzijnde
erkende dealer te laten slepen.
OPMERKING:
Het kan tot vijf seconden duren voordat
de meter de werkelijke stand aangeeft
nadat u het AdBlue®-reservoir met vier
liter of meer dieseluitlaatvloeistof heeft
bijgevuld. Als u een storing met betrek-
king tot het AdBlue®-systeem heeft, kan het zijn dat de meter de werkelijke stand
niet bijwerkt. Bezoek uw erkende dealer
voor service.
De AdBlue®-meter wordt ook niet onmid-
dellijk na het vullen bijgewerkt als de
temperatuur van de AdBlue®-vloeistof la-
ger is dan 12 °F (-11 °C). Het verwarmings-
element van de AdBlue®-lijn zal de
AdBlue®-vloeistof pas na een bepaalde
bedrijfsperiode verwarmen en de stand
op de meter bijwerken. Onder zeer koude
omstandigheden is het mogelijk dat de
meter het nieuwe vloeistofniveau pas na
meerdere ritten aangeeft.
DieselindicatorenIn dit gedeelte worden instelbare oranje indica-
toren getoond. Voorbeelden van deze indicato-
ren zijn:
Controlelampje water in brandstof
Het controlelampje Water in brand-
stof gaat branden om aan te geven
dat er water is gedetecteerd in de
brandstoffilters. Als dit lampje blijft
branden, mag u de auto NIET star-
193
Radio instellen — indien aanwezig
Na het kiezen van de schermtoets"Radio
Setup" (radio instellen) zijn de volgende instel-
lingen mogelijk.
Regional (regionaal)
Als deze functie is geselecteerd, wordt het
volgen van regionale services geforceerd,
waardoor automatisch naar netwerkstations
wordt geschakeld. Als u de regionale instelling
wilt wijzigen, kiest u de schermtoets "Off"(uit) of
"On" (aan). Kies vervolgens de schermtoets
met de pijl naar links.
Instellingen herstellen
Na het kiezen van de schermtoets "Restore
Settings" (instellingen herstellen) zijn de vol-
gende instellingen mogelijk.
Instellingen herstellen
Wanneer deze functie is geselecteerd, worden
de standaardinstellingen van het scherm, de
klok, het geluid en de radio hersteld. Om de
standaardinstellingen te herstellen kiest u de
schermtoets "Restore Settings" (instellingen
herstellen). Er verschijnt een dialoogvenster
waarin u wordt gevraagd "Weet u zeker dat ualle persoonlijke gegevens wilt wissen?"
en kies
"OK" om ze te wissen of "Cancel"(annuleren)
om af te sluiten. Nadat de standaardinstellingen
zijn hersteld, verschijnt een bericht met de tekst
"settings reset to default" (instellingen terugge-
steld naar standaardinstellingen). Kies de
schermtoets OK om af te sluiten.
Persoonlijke gegevens wissen
Nadat u de schermtoets "Clear Personal Data
Settings" (instellingen persoonlijke gegevens
wissen) hebt gekozen, zijn de volgende instel-
lingen mogelijk:
Persoonlijke gegevens wissen
Wanneer deze functie wordt geselecteerd, wor-
den alle
persoonlijke gegevens verwijderd,
waaronder Bluetooth® apparaten en voorkeur-
zenders. Om persoonlijke informatie te verwij-
deren, kiest u de schermtoets "Clear Personal
Data" (persoonlijke gegevens wissen). Er ver-
schijnt een dialoogvenster waarin u wordt ge-
vraagd "Weet u zeker dat u alle persoonlijke
gegevens wilt wissen?" en kies"OK"om ze te
wissen of "Cancel"(annuleren) om af te sluiten.
Nadat de gegevens zijn gewist, verschijnt een
bericht met de tekst "Persoonlijke gegevens gewist". Om terug te keren naar het vorige
menu, kiest u de schermtoets met de pijl naar
links.
Customer Programmable Features
(door de klant te programmeren
functies) — Uconnect® 8.4 Settings
(instellingen Uconnect® 8.4)Kies de schermtoets
"Settings"(instellingen) om
het scherm menu-instelling weer te geven. In
deze modus geeft het Uconnect® systeem u
toegang tot programmeerbare functies waarmee
de auto kan zijn uitgerust, zoals Display
(Scherm), Clock (Klok), Safety/Assistance
(Veiligheid/hulp), Lights (Verlichting), Doors &
Locks (Portieren en sloten), Auto-On Comfort
(Comfort automatisch aan), Engine Off Operation
(Stroom bij uitgeschakelde motor), Compass Set-
tings (Kompasinstellingen), Audio and Phone/
Bluetooth (Audio- en telefoon/Bluetooth).OPMERKING:
Er kan telkens slechts één onderdeel van
het aanraakscherm tegelijk worden weerge-
geven.
205
het voertuig op een krik staat om een wiel te
verwisselen. Kies het vakje naast uw keuze om
een vinkje naast de functie te plaatsen en aan
te geven dat het systeem geactiveerd is. Als u
het vinkje verwijdert, wordt het systeem
uitgeschakeld.
Transportstand
Wanneer deze functie is geselecteerd, wordt de
luchtvering uitgeschakeld
om het mogelijk te
maken om de auto op een oplegger te trekken.
Kies het vakje naast uw keuze om een vinkje
naast de functie te plaatsen en aan te geven dat
het systeem geactiveerd is. Als u het vinkje
verwijdert, wordt het systeem uitgeschakeld.
Stand Wheel Alignment (wieluitlijning)
Deze functie voorkomt dat de luchtvering auto-
matisch wordt afgesteld tijdens het uitvoeren
van werkzaamheden voor de wieluitlijning. Al-
vorens de wielen uit te lijnen, moet deze stand
worden ingeschakeld. Raadpleeg uw erkende
dealer voor meer informatie. Radio instellen — indien aanwezig
Na het kiezen van de schermtoets
"Radio
Setup" (radio instellen) zijn de volgende instel-
lingen mogelijk.
Regional (regionaal)
Als deze functie is geselecteerd, wordt het
volgen van
regionale services geforceerd,
waardoor automatisch naar netwerkstations
wordt geschakeld. Als u de regionale instelling
wilt wijzigen, kiest u de schermtoets "Off"(uit) of
"On" (aan). Kies vervolgens de schermtoets
met de pijl naar links.
Instellingen herstellen
Na het kiezen van de schermtoets "Restore
Settings" (instellingen herstellen) zijn de vol-
gende instellingen mogelijk.
Instellingen herstellen
Wanneer deze functie is geselecteerd, worden
de standaardinstellingen
van het scherm, de
klok, het geluid en de radio hersteld. Om de
standaardinstellingen te herstellen kiest u de
schermtoets "Restore Settings" (instellingen
herstellen). Er verschijnt een dialoogvenster
waarin u wordt gevraagd "Weet u zeker dat ualle persoonlijke gegevens wilt wissen?"
en kies
"OK" om ze te wissen of "Cancel"(annuleren)
om af te sluiten. Nadat de standaardinstellingen
zijn hersteld, verschijnt een bericht met de tekst
"settings reset to default" (instellingen terugge-
steld naar standaardinstellingen). Kies de
schermtoets OK om af te sluiten.
Persoonlijke gegevens wissen
Nadat u de schermtoets "Clear Personal Data
Settings" (instellingen persoonlijke gegevens
wissen) hebt gekozen, zijn de volgende instel-
lingen mogelijk:
Persoonlijke gegevens wissen
Wanneer deze functie wordt geselecteerd, wor-
den alle persoonlijke gegevens verwijderd, waar-
onder Bluetooth® apparaten en voorkeurzenders.
Om persoonlijke informatie te verwijderen, kiest u
de schermtoets
"Clear Personal Data" (persoon-
lijke gegevens wissen). Er verschijnt een dialoog-
venster waarin u wordt gevraagd "Weet u zeker
dat u alle persoonlijke gegevens wilt wissen?" en
kies "OK" om ze te wissen of "Cancel"(annule-
ren) om af te sluiten. Nadat de gegevens zijn
gewist, verschijnt een bericht met de tekst "Per-
217
BANDEN — ALGEMENE INFORMATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . .311
Bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .311
Bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .312
Bandenspanning bij hoge snelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . .312
Radiaalbanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .313
Type banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .313
Run-flat-banden — indien aanwezig . . . . . . . . . . . . . . . . . . .314
Reservewielen — indien aanwezig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .314
Doorslippen van de wielen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .316
Bandenslijtage-indicatoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .316
Levensduur van banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .317
Vervangende banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .317
SNEEUWKETTINGEN (TRACTIEHULPMIDDELEN) . . . . . . . . . . .318
ROULEREN VAN BANDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .319
BANDENSPANNINGSCONTROLESYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . .320
Waarschuwingen van het bandenspanningscontrolesysteem . . . .322
Waarschuwing SERVICE TPM SYSTEM (Onderhoud
bandenspanningscontrolesysteem) . . . . . . . . . . . . . . . . . . .323
Bandenspanningscontrolesysteem uitschakelen - indien
aanwezig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .324
BRANDSTOFVEREISTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .325
3,6-liter motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .325
5.7-liter motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .325
FLEXIFUEL (ALLEEN 3.6-l MOTOR) — INDIEN AANWEZIG . . . . .328
Algemene informatie over E-85 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .328
Brandstof met ethanol (E-85) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .328
Brandstofvereisten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .328
250
6. Schakel naar de gewenste versnelling. Alshet probleem niet langer wordt gedetec-
teerd, werkt de versnellingsbak weer op de
normale manier.
OPMERKING:
Ook al kan de versnellingsbak worden gere-
set, we raden u toch aan zo spoedig moge-
lijk een bezoek te brengen aan uw erkende
dealer. Uw erkende dealer kan met speciale
diagnoseapparatuur vaststellen of het pro-
bleem zich nogmaals kan voordoen.
Als geen reset van de versnellingsbak mogelijk
is, is service door de erkende dealer noodzake-
lijk.
Schakelflipper-modus
De schakelflipper-modus biedt de bestuurder
een interactieve schakelmethode die handma-
tig schakelen mogelijk maakt, waardoor u meer
controle over de auto krijgt. Met de schakelflip-
pers kunt u maximaal remmen op de motor,
ongewenst op- of terugschakelen voorkomen
en de prestaties van de auto verbeteren. Met dit
systeem heeft u ook meer controle over de auto
bij het inhalen, bij het rijden in de stad, bij glad wegdek, in de bergen, het trekken van een
aanhangwagen en vele andere situaties.
Bediening
Wanneer de versnelling in de stand DRIVE of
SPORT staat, schakelt de versnellingsbak au-
tomatisch tussen de acht beschikbare versnel-
lingen. Om de schakelflipper-modus in te scha-
kelen drukt u kort op een van de schakelflippers
aan het stuurwiel (+/-) terwijl de versnellingsbak
in de stand DRIVE of SPORT staat. Als u kort
op (-) drukt om de schakelflipper-modus te
activeren, schakelt de versnellingsbak terug
naar de eerstvolgende lagere versnelling, terwijl
bij het aantikken van (+) om de schakelflipper-
modus te activeren,de huidige versnelling be-
houden blijft. Wanneer de schakelflipper-modus
actief is, wordt de huidige versnelling in de
instrumentengroep weergegeven.
In de schakelflipper-modus schakelt de versnel-
lingsbak op of terug als de bestuurder handma-
tig (+/-) kiest, tenzij dit leidt tot stotteren of een
te hoog toerental van de motor. De versnellings-
bak blijft in de gekozen versnelling totdat naar
een hogere of lagere versnelling wordt gescha-
keld, met uitzondering van de onderstaande
situaties.
De versnellingsbak schakelt automatisch te-
rug als de snelheid van de auto afneemt (om
stotteren van de motor te voorkomen), waar-
bij de huidige versnelling wordt aangegeven.
De versnellingsbak schakelt automatisch te-
rug naar de eerste versnelling wanneer de
auto tot stilstand komt. Na stilstand moet de
bestuurder handmatig opschakelen (+) tij-
dens het optrekken.
U kunt vanuit stilstand wegrijden in de eerste
of tweede versnelling (of de derde versnel-
ling in de groep 4LO, de stand sneeuw of de
stand zand). Als u kort op (+) drukt (bij
stilstand) kunt u wegrijden in de tweede
versnelling. Wegrijden in de tweede versnel-
ling kan zinvol zijn als het wegdek glad is
door sneeuw of ijs.
Als door terugschakelen het maximum mo-
tortoerental wordt overschreden, vindt het
terugschakelen niet plaats.
269