STUURBEKRACHTIGING
5.7-liter motorHet standaard stuurbekrachtigingssysteem
zorgt voor een optimale reactie op stuurma-
noeuvres en maakt de auto gemakkelijk be-
stuurbaar als er weinig ruimte is. Het systeem
voorziet in mechanische stuurkracht als de
stuurbekrachtiging eventueel wegvalt.
Als de stuurbekrachtiging om een of andere
reden uitvalt, blijft de auto normaal bestuurbaar.
Onder dergelijke omstandigheden is er wel aan-
zienlijk meer stuurkracht nodig, vooral bij lage
rijsnelheden en tijdens parkeermanoeuvres.
OPMERKING:
Wat meer werkingsgeluid aan het einde
van de stuurwielslag is normaal en duidt
niet op een probleem met de stuurbe-
krachtiging.
Als het voertuig voor het eerst wordt
gestart bij koud weer, bestaat er kans dat
de pomp van het stuurbekrachtigingssys-
teem even lawaai maakt. Dit is te wijten
aan de koude, dikke vloeistof in de stuur- inrichting. Dit lawaai is als normaal te
beschouwen en is in het geheel niet scha-
delijk voor de stuurinrichting.
WAARSCHUWING!
Blijven rijden zonder optimale stuurbekrach-
tiging is onverstandig. U kunt zo de veiligheid
van uzelf en anderen in gevaar brengen.
Laat zo snel mogelijk onderhoud verrichten.LET OP!
Als u het stuurwiel langdurig naar het einde
van zijn slag gedraaid houdt, raakt de stuur-
bekrachtigingsvloeistof verhit. Vermijd dit
dus als dat mogelijk is. U riskeert anders
schade aan de stuurbekrachtigingspomp.3.6-liter benzinemotor en 3.0-liter
dieselmotorUw auto is voorzien van een elektrohydraulisch
stuurbekrachtigingssysteem waardoor de auto
vlot reageert op uw stuuracties en gemakkelijk
manoeuvreerbaar is in kleine ruimten. Het ni-veau van de bekrachtiging wordt door het sys-
teem gevarieerd, zodat u slechts licht hoeft te
sturen bij het parkeren, maar voldoende stuur-
gevoel houdt bij normaal rijden. Wanneer zich in
het elektrohydraulische stuurbekrachtigings-
systeem een storing voordoet waardoor het
systeem niet langer voor stuurbekrachtiging
kan zorgen, zal het mechanische besturing
mogelijk maken.
LET OP!
Bij extreme stuurmanoeuvres is het mogelijk
dat de elektrisch aangedreven pomp de
stuurbekrachtiging vermindert of uitschakelt
om beschadiging van het systeem te voor-
komen. Zodra het systeem is afgekoeld,
wordt de normale werking hervat.
Wanneer het bericht "SERVICE
POWER STEERING" (onderhoud
stuurbekrachtigingssysteem nood-
zakelijk) samen met een knippe-
rend pictogram wordt weergege-
ven op het DID-scherm, betekent
dit dat auto naar de dealer moet worden ge-
287
bracht voor service. Het is dan mogelijk dat de
stuurbekrachtiging van de auto is uitgevallen.
Raadpleeg de paragraaf"Bestuurdersinfor-
matiedisplay (DID)" in het hoofdstuk"Het instru-
mentenpaneel" voor meer informatie hierover.
Als het bericht "POWER STEERING HOT"
(stuurbekrachtigingssysteem oververhit) samen
met een pictogram wordt weergegeven op het
DID-scherm, dan betekent dit dat mogelijk ex-
treme stuurmanoeuvres hebben plaatsgevon-
den, waardoor het stuurbekrachtigingssysteem
oververhit is geraakt. De stuurbekrachtiging zal
dan tijdelijk wegvallen totdat niet langer sprake
is van oververhitting. Wanneer de rijomstandig-
heden dit toestaan, zet de auto dan veilig stil
aan de kant van de weg en laat de motor enige
tijd stationair draaien totdat het lampje dooft.
Raadpleeg de paragraaf "Bestuurdersinfor-
matiedisplay (DID)" in het hoofdstuk"Het instru-
mentenpaneel" voor meer informatie hierover. OPMERKING:
Ook wanneer de stuurbekrachtiging niet
meer werkt, kan de auto nog worden be-
stuurd. Onder dergelijke omstandigheden
is wel aanzienlijk meer kracht nodig om te
sturen, vooral bij lage rijsnelheden en
tijdens parkeermanoeuvres.
Breng een bezoek aan uw erkende dealer
voor service, wanneer deze situatie niet
verandert.
Controle vloeistof
stuurbekrachtigingHet peil van de stuurbekrachtigingsvloeistof
hoeft niet op vastgestelde onderhoudstijdstip-
pen te worden gecontroleerd. Het vloeistofpeil
hoeft uitsluitend te worden gecontroleerd als u
vermoedt dat er lekkage optreedt, als u onge-
wone geluiden hoort en/of wanneer het sys-
teem niet naar verwachting werkt. Laat de keu-
ring coördineren door een erkende dealer.
LET OP!
Spoel het systeem van de stuurbekrachti-
ging niet met chemicaliën, omdat daardoor
de onderdelen van de stuurbekrachtiging
beschadigd kunnen raken. Dergelijke
schade wordt niet gedekt door de standaard-
garantie.WAARSCHUWING!
Controleer het vloeistofniveau terwijl de auto
vlak staat en nadat de motor is afgezet, om
zo letsel door bewegende onderdelen te
voorkomen en een accurate niveau-aflezing
te verzekeren. Vul nooit te veel vloeistof bij.
Gebruik uitsluitend door de fabrikant aanbe-
volen stuurbekrachtigingsvloeistof.
Vul zo nodig vloeistof bij tot aan het juiste peil.
Verwijder met een schone doek alle gemorste
vloeistof van de oppervlakken. Raadpleeg de
paragraaf "Vloeistoffen, smeermiddelen en ori-
ginele onderdelen" in"Onderhoud van uw auto"
voor meer informatie hierover.
288
Controle-/storingslampje ESC en
controlelampje ESC UIT
Het controle-/storingslampje van
het elektronisch stabiliteitsregel-
systeem (ESC) in de instrumenten-
groep gaat branden wanneer de
contactschakelaar naar de stand
ON/RUN wordt gedraaid. Als de
motor draait, behoort dit lampje uit te gaan.
Wanneer controle-/storingslampje ESC continu
blijft branden terwijl de motor draait, is een
storing gedetecteerd in het ESC-systeem. Als
het lampje blijft branden nadat er verschillende
keren is gestart en u meerdere kilometers hebt
gereden met een snelheid hoger dan 48 km/u
(30 mph), dient u zo snel mogelijk contact op te
nemen met uw erkende dealer om het probleem
te laten opsporen en verhelpen.
Het controle-/storingslampje ESC (in de instru-
mentengroep) begint te knipperen zodra de
banden grip verliezen en het ESC-systeem
wordt geactiveerd. Het controle-/storingslampje
ESC knippert ook wanneer het ASR-systeem
actief is. Als het controle-/storingslampje ESC
gaat knipperen tijdens het optrekken, neem dan gas terug en rijd verder terwijl u zo min mogelijk
gas geeft. Pas uw snelheid en rijstijl altijd aan
de toestand van het wegdek aan.
OPMERKING:
Het controlelampje ESC uitgeschakeld en
het controle-/storingslampje ESC gaan
kort branden wanneer de contactschake-
laar in de stand ON/RUN wordt gezet.
Telkens wanneer u het contact in de stand
ON/RUN wordt gezet, behalve wanneer de
auto in groep 4L wordt gestart, is het
ESC-systeem aan, ook als dit eerder is
uitgeschakeld.
Het ESC-systeem maakt zoemende of
klikkende geluiden wanneer het actief is.
Dit is normaal. De geluiden houden op
wanneer ESC inactief wordt na de ma-
noeuvre die de activering van het ESC-
systeem heeft veroorzaakt.
Het controlelampje "ESC uit"geeft
aan dat het elektronisch stabiliteits-
regelsysteem (ESC) gedeeltelijk of
volledig is uitgeschakeld.
VEILIGHEIDSINFORMATIE
BANDEN
Bandmarkeringen1 — U.S. DOT Code
veiligheidsnormen (TIN) 4 — Maximale belasting
2 — Maat 5 — Maximale spanning
3 — Serviceomschrij-
ving 6 — Slijtage, tractie en
temperatuurbereiken
302
VOORBEELD:
Serviceomschrijving: 95= Belastingsindex
- Een cijfercode met betrekking tot de maximale last die een band kan dragen
H = Snelheidsymbool
- Een symbool dat het snelheidsbereik aangeeft waarbij een band een last kan dragen die overeenkomt met zijn belas-
tingsindex bij bepaalde bedrijfsomstandigheden
- De maximale snelheid die overeenkomt met het snelheidsymbool mag alleen bereikt worden onder bepaalde bedrijfsom-
standigheden (d.w.z. bandenspanning, voertuigbelasting, toestand van de weg en de aangegeven maximum snelheid)
Lastidentificatie:
Het ontbreken van de volgende lastidentificatiesymbolen op de zijkant van de band geeft aan dat dit een Standard Load (SL)-band is:
XL = Extra last (of versterkte)-band, ofLL= Band lichte belasting ofC, D, E, F, G = Last verbonden met de maximale last die een band kan dragen bij een bepaalde spanning.
Maximum Load - Geeft de maximale last aan die de band kan dragen
Maximum Pressure - Geeft de maximaal toegestane koude bandenspanning van deze band aan
305
of dealer voor informatie over veilige rijsnelhe-
den, belasting en koude bandenspanning.WAARSCHUWING!
Het rijden met hoge snelheden in een maxi-
maal beladen auto is gevaarlijk. De extra
belasting op uw banden kan lekkage of een
klapband veroorzaken. Dit kan leiden tot een
ernstig ongeval. Rijd niet sneller dan
120 km/u (75 mph) in een auto die tot het
maximale laadvermogen is beladen.RadiaalbandenWAARSCHUWING!
Het gecombineerd monteren van radiaalban-
den en andere bandentypes heeft een nega-
tieve invloed op het weggedrag van uw auto.
Dit stabiliteitsverlies kan ongevallen veroor-
zaken. Als u radiaalbanden gebruikt, moeten
dat er altijd vier zijn. Combineer ze nooit met
andere bandentypes.Banden repareren
Als uw band beschadigd is, kan deze worden
gerepareerd als de band voldoet aan de vol-
gende criteria:
Er is niet met de band gereden terwijl deze
lek was.
De beschadiging zit alleen op het loopvlak
van de band (beschadiging op de wang kan
niet worden gerepareerd).
Het gat is niet groter dan ¼" (6 mm).
Raadpleeg een erkende bandenleverancier voor
bandenreparaties en aanvullende informatie.
Beschadigde run-flat banden of run-flat banden
die zijn blootgesteld aan drukverlies, moeten on-
middellijk worden vervangen door een andere
run-flat band van dezelfde maat en serviceom-
schrijving (belastingsindex en snelheidssymbool).Type bandenAllseasonbanden — indien aanwezig
Allseasonbanden bieden grip in alle seizoenen
(lente, zomer, herfst en winter). De hoeveelheid
grip kan tussen verschillende allseasonbanden
variëren. Allseasonbanden zijn te herkennen aan de aanduiding M+S, M&S, M/S of MS op de
wang van de band. Gebruik allseasonbanden
altijd in sets van vier, omdat anders de veilig-
heid en de bestuurbaarheid van de auto in het
gedrang kunnen komen.
Zomer- of drieseizoenenbanden — indien
aanwezig
Zomerbanden bieden grip onder zowel natte als
droge omstandigheden en zijn niet bedoeld om
in sneeuw of op ijs te gebruiken. Als uw auto is
uitgerust met zomerbanden, dient u er rekening
mee te houden dat deze niet zijn ontworpen
voor rijden in de winter of in koud weer. Neem
voor meer informatie contact op met een er-
kende dealer. Zomerbanden zijn niet voorzien
van de
"all season"-aanduiding of het berg/
sneeuwvloksymbool op de wang van de band.
Gebruik zomerbanden altijd in sets van vier
omdat anders de veiligheid en de bestuurbaar-
heid van de auto in het gedrang kunnen komen.
313
Waarschuwing SERVICE TPM
SYSTEM (Onderhoud
bandenspanningscontrolesysteem)Als een systeemstoring is geconstateerd, knip-
pert het bandenspanningslampje gedurende 75
seconden en blijft daarna continu branden. Bij
een systeemstoring wordt ook een geluidssig-
naal weergegeven. Het DID toont gedurende
minimaal vijf seconden het bericht"SERVICE
TPM SYSTEM" (Onderhoud bandenspannings-
controlesysteem). Dit bericht wordt gevolgd
door de grafische weergave van "- -"in plaats
van de spanningswaarde(n) om aan te geven
welke bandenspanningssensor(en) niet naar
behoren werkt (werken).
Als het contact wordt uitgeschakeld en vervol-
gens weer ingeschakeld, zal deze reeks wor-
den herhaald wanneer de systeemstoring zich
nog steeds voordoet. Als de systeemfout is
verholpen, stopt het bandenspanningslampje
met knipperen, wordt het bericht "SERVICETPM SYSTEM"
(Onderhoud bandenspannings-
controlesysteem) niet langer weergegeven en
verschijnt in plaats van de streepjes de waarde
van de bandenspanning. Systeemstoringen
kunnen de volgende oorzaken hebben:
1. Storing door elektronische toestellen of als
men langs installaties rijdt die dezelfde ra-
diofrequenties uitzenden als de banden-
spanningssensoren.
2. Installatie van een bepaalde kleur ramen die men later aanbrengt waardoor de radiogolf-
signalen worden beïnvloed.
3. Veel sneeuw of ijs aan de wielen of in de wielkasten.
4. Het gebruik van sneeuwkettingen.
5. Gebruik van wielen/banden die niet zijn uit- gerust met bandenspanningssensoren. Het DID toont ook gedurende minimaal vijf
seconden het bericht
"SERVICE TPM SYS-
TEM" (onderhoud bandenspanningscontrole-
systeem) wanneer zich een systeemfout voor-
doet die mogelijk verband houdt met een
onjuiste sensorpositie. In dat geval wordt het
bericht "SERVICE TPM SYSTEM" (onderhoud
bandenspanningscontrolesysteem) gevolgd
door de weergave van de bandenspannings-
waarden. Dit duidt erop dat de bandenspan-
ningswaarden nog steeds van de bandenspan-
ningssensoren worden ontvangen, maar dat
deze sensoren zich mogelijk niet op de juiste
plaats bevinden. Zolang het bericht "SERVICE
TPM SYSTEM" (onderhoud bandenspannings-
controlesysteem) wordt weergegeven, moet het
systeem worden nagekeken.
323
OPMERKING:
Het reservewiel is niet voorzien van een
bandenspanningssensor. Het bandenspan-
ningscontrolesysteem kan de bandenspan-
ning niet controleren. De eerst volgende
keer dat u de auto start na de montage van
het reservewiel op de plaats van een band
met een te lage spanning, gaat het banden-
spanningslampje branden, klinkt een ge-
luidssignaal, wordt een spanningswaarde in
een andere kleur op het display van het DID
weergegeven en wordt de melding Inflate to
XXX kPa (oppompen tot XXX kPa) weerge-
geven. Nadat u maximaal 20 minuten met
een snelheid van meer dan 24 km/u (15 mph)
hebt gereden, gaat het bandenspannings-
lampje gedurende 75 seconden knipperen
en vervolgens continu branden. Verder ver-
schijnt er op het DID vijf seconden lang het
bericht SERVICE TPM SYSTEM (Onder-
houd bandenspanningscontrolesysteem) en
worden er streepjes (- -) weergegeven in
plaats van de bandenspanning. Elke vol-
gende keer dat u de auto start, klinkt het geluidssignaal, knippert het bandenspan-
ningslampje gedurende 75 seconden en
blijft daarna continu branden, wordt op het
DID gedurende vijf seconden het bericht
SERVICE TPM SYSTEM
(Onderhoud ban-
denspanningscontrolesysteem) weergege-
ven en worden vervolgens streepjes (- -) in
plaats van de bandenspanning weergege-
ven. Zodra de oorspronkelijke band is gere-
pareerd of vervangen en op de auto is ge-
monteerd in plaats van het reservewiel,
wordt het bandenspanningscontrolesys-
teem automatisch bijgewerkt.
Bovendien dooft het bandenspanningslampje
en verschijnt op het DID in plaats van de
streepjes (- -) een nieuwe spanningswaarde,
tenzij de spanning in een van de vier banden tot
onder de waarschuwingsgrens is gedaald. Het
is mogelijk dat u eerst ongeveer 20 minuten met
een snelheid hoger dan 24 km/u (15 mph) moet
rijden, voordat het bandenspanningscontrole-
systeem deze informatie ontvangt.
Bandenspanningscontrolesysteem
uitschakelen - indien aanwezigHet bandenspanningscontrolesysteem kan
worden uitgeschakeld als alle vier de wielen
met banden worden vervangen door wielen met
banden die geen bandenspanningssensoren
hebben, bijvoorbeeld wanneer winterbanden op
de auto worden gezet. Om het bandenspan-
ningscontrolesysteem uit te schakelen, moeten
alle vier de (originele) banden met wielen met
bandenspanningssensoren weer vervangen
worden door banden zijn voorzien van banden-
spanningssensoren. Rijd daarna gedurende 20
minuten met een snelheid van meer dan
25 km/u (15,5 mph). Het bandenspanningscon-
trolesysteem geeft een geluidssignaal, het ban-
denspanningslampje knippert gedurende 75 se-
conden en brandt daarna continu, en op het
bestuurdersinformatiedisplay (DID) verschijnt
het bericht "SERVICE TPM SYSTEM" onder-
houd bandenspanningscontrolesysteem) weer,
gevolgd door streepjes (--) in plaats van de
bandenspanningswaarden. De eerstvolgende
keer dat het contact wordt ingeschakeld, zal het
bandenspanningscontrolesysteem niet langer
een geluidssignaal weergeven en het bericht
324
"SERVICE TPM SYSTEM"(onderhoud ban-
denspanningscontrolesysteem) niet langer to-
nen in het DID. De streepjes (--) blijven echter
de plaats innemen van de spanningswaarden.
Om het bandenspanningscontrolesysteem
weer in te schakelen, moeten alle vier de ban-
den met wielen weer vervangen worden door
banden die voorzien zijn van bandenspannings-
sensoren. Rijd daarna gedurende maximaal 20
minuten met een snelheid van meer dan
25 km/u (15,5 mph). Het bandenspanningscon-
trolesysteem geeft een geluidssignaal, het ban-
denspanningslampje knippert gedurende 75 se-
conden en dooft vervolgens, en het
bestuurdersinformatiedisplay (DID) geeft het
bericht "SERVICE TPM SYSTEM" (onderhoud
bandenspanningscontrolesysteem) weer. Het
DID toont ook de spanningwaarden in plaats
van de streepjes. Als de auto opnieuw wordt
gestart zal het bericht "SERVICE TPM SYS-
TEM" (onderhoud bandenspanningscontrole-
systeem) niet meer verschijnen zolang zich
geen systeemstoring voordoet.
BRANDSTOFVEREISTEN
3,6-liter motorAlle motoren voldoen aan alle emissie-eisen,
hebben een laag brandstofverbruik en bieden
optimale rijeigenschappen als u hoogwaardige
loodvrije benzine met een minimum octaangetal
(RON) van 91 gebruikt.
Licht pingelen bij lage motortoerentallen is niet
schadelijk voor de motor. Aanhoudend ernstig
pingelen bij hoge motortoerentallen kan echter
schade veroorzaken en vereist onmiddellijk on-
derhoud. Benzine van slechte kwaliteit kan pro-
blemen veroorzaken, zoals slecht starten, af-
slaan en haperen van de motor. Als u last heeft
van dergelijke storingen, probeer dan eerst een
ander merk benzine voordat u contact opneemt
met uw dealer.
Meer dan 40 automobielfabrikanten overal ter
wereld hebben uniforme specificaties opgesteld
voor de kwaliteit van brandstoffen (het World-
wide Fuel Charter oftewel het WWFC). Deze
specificaties definiëren de noodzakelijke eigen-
schappen voor de optimale emissiewaarden,
prestaties en duurzaamheid van uw auto. De fabrikant raadt het gebruik van benzine aan die
voldoet aan de WWFC-specificaties.
Naast loodvrije benzine met het juiste octaan-
gehalte, wordt ook benzine aanbevolen waar-
aan reinigingsmiddelen en additieven voor cor-
rosiepreventie en stabiliteit zijn toegevoegd.
Het gebruik van benzine met deze additieven
heeft een gunstige invloed op het brandstofver-
bruik, verlaagt de emissiewaarden en hand-
haaft de motorprestaties.
Benzine van slechte kwaliteit kan problemen
veroorzaken, zoals slecht starten, afslaan en
haperen van de motor. Als u last heeft van
dergelijke storingen, probeer dan eerst een
ander merk benzine voordat u contact opneemt
met uw dealer.
5.7-liter motorDeze motoren voldoen aan alle emissie-eisen,
hebben een laag brandstofverbruik en bieden
optimale prestaties als u hoogwaardige lood-
vrije benzine met een octaangetal van 91 t/m 95
RON (Research Octane Number) gebruikt.
Voor optimale prestaties raadt de fabrikant aan
benzine met een octaangetal van 95 RON
(Research Octane Number) te gebruiken.
325