10. Zet de wielmoeren stevig vast. Duw demoersleutel aan het einde van de hendel
omlaag voor meer hefboomwerking. Trek
de wielmoeren in stervolgorde aan totdat
iedere moer twee keer aangetrokken is.
Raadpleeg de paragraaf "Voorgeschreven
aanhaalmomenten" in dit hoofdstuk voor
het juiste aanhaalmoment voor de wiel-
moeren. Als u twijfelt of de moeren goed
zijn vastgezet, laat dit dan bij uw dealer of
een bandenservicebedrijf nog eens contro-
leren met een momentsleutel.
11. Laat de krik weer zakken tot de sluitstand en leg de krik en het gereedschap weer op
hun plaats in de opbergruimte van schuim.
12. Verwijder de kleine middendop en berg de band veilig op in de laadruimte. 13. Laat het aluminium wiel en de band zo snel
mogelijk repareren, bevestig het reserve-
wiel stevig met de speciale vleugelmoer en
een aanhaalmoment van 5 Nm, leg de krik
en het gereedschap weer op hun plaats in
de opbergruimte van schuim en vergrendel
het achterste laadvloerpaneel.
WAARSCHUWING!
Een losse krik of wiel kan bij een noodstop of
ongeval naar voren schieten en zo de inzit-
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
tenden ernstig letsel toebrengen. Berg de
krik en het reservewiel altijd op de daarvoor
bestemde plaatsen op. Laat de leeggelopen
(lekke) band onmiddellijk repareren of ver-
vangen.Origineel wiel monteren1. Monteer het originele wiel op de as.
2. Breng de overige wielmoeren aan met hetconusvormige uiteinde van de moer in de
richting van het wiel. Haal de wielmoeren
licht aan.WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door de op de
krik uitgeoefende kracht verschuift, mogen
de wielmoeren pas definitief worden vastge-
zet als de auto weer vast op de grond staat.
Als u deze waarschuwing niet opvolgt, kan
dit ernstig letsel tot gevolg hebben.
Opgeborgen reservewiel
362
BOORDDIAGNOSESYSTEEM
(OBD II)Uw auto is uitgerust met een geavanceerd
diagnosesysteem genaamd OBD II (On-Board
Diagnostic). Dit systeem bewaakt de regelsys-
temen voor uitlaatgasemissie, de motor en de
automatische versnellingsbak. Als deze syste-
men correct werken, zal uw auto uitstekende
prestaties leveren, brandstof besparen en lage
emissiewaarden hebben die aan de strengste
eisen voldoen.
Als een van deze systemen onderhoud nodig
heeft, zorgt OBD II ervoor dat het storings-
lampje gaat branden. Daarnaast slaat het sys-
teem diagnostische codes en andere gegevens
op die monteurs kunnen helpen bij het uitvoe-
ren van reparaties. Hoewel u dan meestal nog
met de auto kunt rijden en niet gesleept hoeft te
worden, dient u toch zo spoedig mogelijk uw
erkende dealer te bezoeken voor service.
LET OP!
Als u lange tijd blijft rijden met een bran-
dend storingslampje, kan het emissiere-
gelsysteem verder beschadigd raken. Het
kan ook van invloed zijn op het brandstof-
verbruik en het rijgedrag. De auto vereist
onderhoud om emissietests te kunnen uit-
voeren.
Als het lampje knippert wanneer de motor
draait, zal de katalysator vrij snel ernstig
defect raken en zal het motorvermogen afne-
men. Raadpleeg dan onmiddellijk uw dealer.
VERVANGENDE ONDERDELENHet gebruik van originele MOPAR® onderdelen
voor normaal/periodiek onderhoud en voor re-
paraties wordt ten zeerste aanbevolen om ze-
ker te zijn van de gespecificeerde prestaties.
Schade en storingen die worden veroorzaakt
door het gebruik van andere dan originele MO-
PAR® onderdelen voor onderhoud en repara-
ties worden niet gedekt door de standaardga-
rantie van de fabrikant.
ONDERHOUDSPROCEDURESDe volgende pagina’s bevatten de vereiste
onderhoudswerkzaamheden zoals vastgesteld
door de fabrikant van uw auto.
Naast de onderhoudsaspecten die worden ver-
meld in het vaste onderhoudsschema zijn er
mogelijk ook andere componenten die op een
later tijdstip onderhoud vereisen of vervangen
moeten worden.LET OP!
Onvoldoende onderhoud van uw auto of
het achterwege laten van benodigde beur-
ten en reparaties kan leiden tot duurdere
reparaties, schade aan andere onderdelen
of slechtere prestaties van de auto. Laat
mogelijke storingen onmiddellijk onder-
zoeken door een erkende dealer of een
erkend garagebedrijf.
(Vervolgd)
381
LET OP!
Tap het brandstoffilter/filter van de water-
afscheider niet af wanneer de motor draait.
Dieselbrandstof beschadigt de asfaltbekle-
ding van het wegdek. Tap de filters af in
een voor dit doeleinde geschikte opvang-
bak.
Als er water wordt gedetecteerd in de wateraf-
scheider terwijl de motor draait of de contact-
schakelaar in de stand ON staat, gaat het
controlelampje "Water in brandstof" branden en
klinkt er een geluidssignaal. Op dit punt moet u
de motor uitzetten en het water uit het filterhuis
aftappen.
1 — Toegang tot brandstoffilter
2 — Water in brandstof aftappenLET OP!Als het controlelampje "Water in brandstof"
blijft branden, START de motor NIET alvorens
het water uit de brandstoffilters af te tappen om
schade aan de motor te voorkomen.
Als het controlelampje "Water in brandstof"gaat
branden en er één geluidssignaal klinkt terwijl u
rijdt, of met de contactschakelaar in de stand
ON, is er mogelijk een probleem met de bedra-
ding of sensor van uw waterafscheider. Bezoek
uw erkende dealer voor service.
Nadat het water uit het brandstoffilter is afge-
tapt, blijft het controlelampje "Water in brand-
stof" ongeveer 10 seconden branden. Nadat het
water uit het brandstoffilter is afgetapt, kan het
controlelampje "Water in brandstof" nog onge-
veer drie minuten blijven branden.
OPMERKING:
Wees zorgvuldig bij het afvoeren van ge-
bruikte vloeistoffen van uw auto. Onzorgvul-
dig afvoerde vloeistoffen kunnen een belas-
ting voor het milieu vormen. Neem contact
op met een erkende dealer, vakgarage of de
gemeentelijke overheid voor advies over re-
cyclingprogramma’s en het afvoeren van
afgewerkte vloeistoffen en filters.
Brandstoffilter
385
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
U kunt ernstig letsel oplopen tijdens het
werken aan of bij een motorvoertuig. Voer
alleen de service uit waarvan u de kennis
en waarvoor u de juiste apparatuur heeft.
Als u twijfelt over uw kunde om een be-
paalde werkzaamheid uit te voeren, breng
dan uw auto naar een vakkundige mon-
teur.
Bij het inspecteren van hulpaandrijfriemen zijn
kleine barsten die over het multi-oppervlak van
de riem van rib naar rib lopen normaal. Deze
zijn geen reden om de riem te vervangen.
Echter, scheuren in de lengterichting van een
rib (niet overdwars) zijn niet normaal. Een riem
met scheuren in de lengterichting van een rib
moet worden vervangen. Ook dient u de riem te
vervangen als deze overmatige slijtage, rafelige
koorden of ernstige verglazing vertoont. Omstandigheden waarbij deze moet worden
vervangen:
Losraken rib (één of meer ribben zijn losge-
raakt van de riem)
Slijtage rib of riem
Riem in lengterichting gescheurd (scheuren
tussen twee ribben)
Riem slipt
"Verspringen van groef" (aandrijfriem blijft
niet in de correcte positie op de poelie)
Aandrijfriem gebroken (opmerking: identifi-
ceer en corrigeer het probleem voordat de
nieuwe riem wordt gemonteerd)
Geluid (bezwaarlijk gejengel, gepiep of
bromgeluid te horen of voelen terwijl de
aandrijfriem in bedrijf is)
Sommige omstandigheden kunnen worden ver-
oorzaakt door een defecte component, zoals
een riempoelie. Riempoelies moeten zorgvuldig
worden gecontroleerd op beschadiging en
juiste uitlijning.
Voor riemvervanging is op sommige modellen
het gebruik van speciaal gereedschap vereist,
wij adviseren uw auto te laten onderhouden bij
een erkende dealer.
Accessoireriem (lusvormige riem)
389
ZEKERINGENWAARSCHUWING!
Vervang doorgebrande zekeringen uitslui-
tend door exemplaren met dezelfde ampè-
rewaarde. Vervang een zekering nooit
door een zekering met een hogere ampè-
rewaarde. Vervang een doorgebrande ze-
kering nooit door een metalen draad of
enig ander materiaal. Als u nalaat de juiste
zekeringen te gebruiken, kan dit resulteren
in ernstig persoonlijk letsel, brand en/of
schade aan eigendommen.
Voordat u een zekering vervangt, moet u
ervoor zorgen dat het contact is uitgescha-
keld en dat alle andere services zijn uitge-
schakeld.
Als de vervangen zekering opnieuw door-
brandt, neem dan contact op met een
erkende dealer.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Als een algemene-beveiligingszekering
voor de veiligheidssystemen (airbagsys-
teem, remsysteem), vermogenseenheids-
systemen (motorsysteem, versnellings-
baksysteem) of het besturingssysteem
doorbrandt, dient u contact op te nemen
met een erkende dealer.
StroomverdeelkastDe stroomverdeelkast bevindt zich in de motor-
ruimte in de buurt van de accu. Deze kast bevat
patroonzekeringen, microzekeringen, relais en
stroomonderbrekers. Mogelijk is een beschrijving
van iedere zekering en van ieder onderdeel op de
binnenste kap gestempeld. Anders is de locatie van
iedere zekering op de binnenste kap gestempeld,
in overeenstemming met de volgende tabel.
Stroomverdeelkast
407
VERVANGENDE LAMPEN
Gloeilampen van de binnenverlichting
Gloeilampnummer
Verlichting handschoenenkastje 194
Handgreepverlichting L002825W5W
Leeslampen in dakconsole VT4976
Verlichting laadruimte achter 214–2
Verlichting make-up spiegel V26377
Interieurverlichting benedenpaneel 906
Instrumentenpaneel (algemene verlichting) 103
Alarmlicht 74
Gloeilampen van de buitenverlichting
Gloeilampnummer
Koplampen (dimlicht) - indien aanwezig H11
Premium-koplampen (dim-/grootlicht) D3S (service bij erkende dealer)
Koplampen (grootlicht) - indien aanwezig 9005
Premium parkeerlichten/richtingaanwijzers LED - (service bij erkende dealer)
414
Gloeilampnummer
Premium daglichtlamp (DRL) LED - (service bij erkende dealer)
Mistlampen voor H11
Markeerverlichting voor - indien aanwezig W5W
Premium markeerverlichting voor - indien aanwezig LED - (service bij erkende dealer)
Parkeerlicht/richtingaanwijzer - indien aanwezig 7444NA (WY27/8W)
Richtingaanwijzers achteraan op zijkant carrosserie 7440NA(WY21W)
Aanvullende achterlichten achterklep LED - (service bij erkende dealer)
Achteruitrijlichten achterklep 921 (W16W)
Kentekenverlichting achter LED - (service bij erkende dealer)
Remlichten achteraan op zijkant carrosserie 3157KRD LCP
Achterlichten, achteraan op de zijkant van de carrosserie LED - (service bij erkende dealer)
CHMSL - Derde remlicht LED - (service bij erkende dealer)
OPMERKING:
De nummers verwijzen naar in de handel verkrijgbare gloeilamptypen die bij uw erkende dealer kunnen worden aangeschaft.
Als een gloeilamp moet worden vervangen, gaat u naar uw erkende dealer of raadpleegt u het desbetreffende onderhoudshandleiding.
415
GLOEILAMPEN VERVANGENOPMERKING:
Onder bepaalde weersomstandigheden kun-
nen de lenzen beslaan. Normaliter lost dit
zich weer op wanneer de weersomstandig-
heden veranderen en de condens weer ver-
dampt. Het inschakelen van de lampen ver-
snelt het ontwasemingsproces meestal.HID-koplampen (High Intensity
Discharge) — indien aanwezigDe koplampen zijn een soort hoogspan-
ningsontladingsbuis. Zelfs wanneer de koplam-
pen zijn uitgeschakeld en de sleutel uit het
contactslot is verwijderd, kan er nog hoogspan-
ning aanwezig zijn in het circuit.Daarom mag u
niet zelf proberen een koplamp te vervan-
gen. Als een koplamp defect raakt, laat deze
dan door een erkende dealer vervangen.
WAARSCHUWING!
Wanneer de koplampschakelaar wordt inge-
schakeld, treedt er kortstondig hoogspan-
ning op aan de fittingen van de HID-
koplampen. Als het onderhoud niet correct
wordt uitgevoerd, kan deze hoogspanning
een ernstige elektrische schok of zelfs elek-
trocutie veroorzaken. Bezoek uw erkende
dealer voor service.
OPMERKING:
Bij auto’s met HID-koplampen (High Inten-
sity Discharge) hebben de lichten een
blauwe tint wanneer ze worden ingescha-
keld. Na ongeveer 10 seconden, wanneer
het systeem is opgeladen, vermindert de
intensiteit van de tint en wordt de kleur
witter.
Halogeenkoplampen — indien
aanwezig1. Open de motorkap.
2. Draai de lamp voor dimlicht of grootlicht een kwartslag linksom om deze uit het lamphuis
te verwijderen.
3. Koppel de stekker los en vervang de lamp.LET OP!
Raak de nieuwe gloeilamp niet met de vin-
gers aan. Contact met huidvet verkort de
levensduur van de lamp. Wanneer de lamp
in aanraking is gekomen met vet, reinig deze
dan eerst met reinigingsalcohol.
416