Knop OK
De knop OK kan worden gebruikt voor het
volgende:
Selectie
Reset (ingedrukt
houden)
Wissen (ingedrukt houden)DID-schermenDe DID-schermen bevinden zich in het midden-
deel van de instrumentengroep en bestaan uit
meerdere delen:
1. Hoofdscherm — De binnenring van het scherm licht grijs op onder normale omstan-
digheden, geel voor niet-kritieke waarschu-
wingen, rood voor kritieke waarschuwingen,
en wit voor on-demand informatie.
2. Audio-informatie en submenu-informatie — Wanneer er submenu’s beschikbaar zijn,
wordt het deel met de submenu’s hier weer-
gegeven.
3. Instelbare indicatoren/informatie
4. Indicatoren/richtingaanwijzers 5. Status van schakelhendel (PRNDL)
6. Selecteerbare informatie (kompas, tempera-
tuur, bereik tot lege tank, dagteler A, dagtel-
ler B, gemiddeld brandstofverbruik, huidig
brandstofverbruik)
7. De luchtveringstatus — indien aanwezig
8. 4WD-status — status
9. Selecteerbare Meter 1
In het hoofdscherm worden normaal gesproken
het hoofdmenu of de schermen van een geko-
zen functie uit het hoofdmenu weergegeven.
Op het hoofdscherm worden ook ongeveer 60
mogelijke waarschuwings- of informatieberich-
ten weergegeven. Deze berichten zijn onder-
verdeeld in verschillende categorieën:
Opgeslagen berichten met vijf-
seconden-weergave
Zodra ze van toepassing zijn, worden deze
berichten gedurende
vijf seconden in het hoofd-
scherm weergegeven, waarna opnieuw het vo-
rige scherm wordt getoond. De meeste berich-
ten van dit type worden vervolgens opgeslagen (zolang de oorzaak waardoor ze zijn geacti-
veerd blijft bestaan) en kunnen opnieuw worden
bekeken via de optie
"Messages"(berichten) in
het hoofdmenu. Voorbeelden van dit type be-
richt zijn "Right Front Turn Signal Lamp Out"
(rechter richtingaanwijzer vóór defect) en "Low
Tire Pressure" (bandenspanning laag).
Niet-opgeslagen berichten
Deze berichten worden weergegeven totdat de
oorzaak waardoor het bericht is geactiveerd is
verholpen. Voorbeelden van dit type bericht zijn
"Turn Signal On" (richtingaanwijzer aan, als een
richtingaanwijzer niet is uitgeschakeld) en "Lights
On" (lampen aan, als de bestuurder uitstapt).Niet-opgeslagen berichten tot RUN
Deze berichten gaan hoofdzakelijk over de op
afstand bediende startfunctie. Deze berichten
worden weergegeven totdat de contactschake-
laar in de stand RUN wordt gezet. Voorbeelden
van dit type berichten zijn: "Remote Start Abor-
ted - Door Ajar" (Starten op afstand afgebroken
- Portier open) en "Press Brake Pedal and Push
Button to Start" (Trap rempedaal in en druk op
knop om te starten).
179
Right Turn Signal Light Out (richtingaanwij-
zer rechts uit)
Left Turn Signal Light Out (richtingaanwijzer
links uit)
Turn Signal On (richtingaanwijzer aan)
Vehicle Not in Park (auto niet in
parkeerstand)
Key in ignition (sleutel in contactslot)
Key In Ignition Lights On (sleutel in contact,
lampen aan)
Remote Start Active Key to Run (starten op
afstand actief Sleutel voor starten)
Remote Start Active Push Start Button (star-
ten op afstand actief Druk op startknop)
Remote Start Aborted Fuel Low (starten op
afstand afgebroken Brandstof laag)
Remote Start Aborted Too Cold (starten op
afstand afgebroken Te koud)
Remote Start Aborted Door Open (starten op
afstand afgebroken Portier open)
Remote Start Aborted Hood Open (starten op
afstand afgebroken Motorkap open)
Remote Start Aborted Tailgate Open (starten
op afstand afgebroken Achterklep open)
Remote Start Aborted Time Expired (starten
op afstand afgebroken Tijd verstreken)
Remote Start Disabled Start to Reset (star-
ten op afstand uitgeschakeld Starten om te
resetten)
Service Airbag System (airbagsysteem ver-
eist onderhoud)
Service Airbag Warning Light (waarschu-
wingslampje airbag vereist onderhoud)
Door Open (portier open)
Doors Open (portieren open)
Achterklep open
Gear Not Available (versnelling niet
beschikbaar)
Shift Not Allowed (schakelen niet
toegestaan)
Voertuigsnelheid te hoog om te schakelen
Shift to Neutral then Drive or Reverse (scha-
kelen naar neutraal, daarna naar rijden of
achteruit)
Autostick Unavailable Service Required
(AutoStick niet beschikbaar Onderhoud
vereist)
Automatic Unavailable Use Autostick Service
Req. (automatisch niet beschikbaar Gebruik
AutoStick Onderhoud vereist)
Transmission Getting Hot Press Brake
(transmissie wordt warm Trap op rem)
Trans. Hot Stop Safely Shift to Park Wait to
Cool (transmissie heet Stop Veilig schakelen
naar parkeren Wacht op afkoelen)
Transmission Cool Ready to Drive (transmis-
sie afgekoeld Klaar voor rijden)
Service Transmission (transmissie vereist
onderhoud)
Service Shifter (schakelhendel vereist
onderhoud)
Engage Park Brake to Prevent Rolling (scha-
kel naar parkeren Rem om wegrollen te
voorkomen)
Transmission Too cold Idle with Engine On
(transmissie te koud Laat motor stationair
draaien)
182
Doors & Locks (portieren en sloten)
Nadat u de schermtoets"Doors & Locks"(por-
tieren en sloten) hebt gekozen, zijn de volgende
instellingen mogelijk.
Auto Door Locks (Automatische portier-
vergrendeling)
Wanneer deze functie is geselecteerd, worden
alle portieren
automatisch vergrendeld wanneer
het voertuig een snelheid bereikt van 24 km/u
(15 mph). Om uw keuze te maken, kies de
schermtoets "Auto Door Locks" (automatische
portiervergrendeling) en selecteer vervolgens
"Off" (uit),"Remote Start" (op afstand starten) of
"All Starts" (iedere keer starten). Kies de
schermtoets met de pijl naar links om terug te
keren naar het vorige menu.
Automatisch portieren ontgrendelen bij
uitstappen
Wanneer u deze functie selecteert, worden alle
portieren ontgrendeld wanneer de auto stilstaat,
de schakelhendel in de stand PARK of NEU-
TRAL staat en het bestuurdersportier wordt
geopend. Om uw keuze te maken, kies de
schermtoets "Auto Unlock On Exit" (automa-tisch ontgrendelen bij uitstappen) en selecteer
vervolgens
"On"(aan) of "Off"(uit). Kies de
schermtoets met de pijl naar links om terug te
keren naar het vorige menu.
Lichten laten knipperen bij
ontgrendelen/vergrendelen
Wanneer deze functie is geselecteerd, zal de
buitenverlichting knipperen
wanneer u de por-
tieren vergrendelt of ontgrendelt met de af-
standsbediening of de Passive Entry-functie.
Om uw keuze te maken, kies de schermtoets
"Flash Lights With Lock" (knipperen bij vergren-
delen) en selecteer vervolgens "On"(aan) of
"Off" (uit). Kies de schermtoets met de pijl naar
links om terug te keren naar het vorige menu of
druk op de knop BACK op het front.
Claxonsignaal bij vergrendelen
Wanneer deze functie is geselecteerd, wordt de
claxon geactiveerd wanneer op de knop Lock
op de sleutelhouder wordt gedrukt. Om uw
keuze te maken, kies de schermtoets "Sound
Horn With Lock" (claxonsignaal bij vergrende-
len) en selecteer vervolgens "On"(aan) of "Off"
(uit). Kies de schermtoets met de pijl naar links om terug te keren naar het vorige menu of druk
op de knop BACK op het front.
1st Press of Key Fob Unlocks (ontgren-
delen door
eenmaal te drukken op de sleu-
telhouder)
Wanneer de optie "1st Press Of Key Fob Un-
locks" (ontgrendelen met één druk op de ont-
grendelknop) is geselecteerd, wordt alleen het
bestuurdersportier ontgrendeld bij de eerste
druk op de knop UNLOCK van de afstandsbe-
diening. Wanneer de optie "1st Press Of Key
Fob Unlocks" (ontgrendelen met één druk op de
ontgrendelknop) is geselecteerd, moet u twee
keer op knop UNLOCK van de afstandsbedie-
ning drukken om de andere portieren te ont-
grendelen. Wanneer u "Unlock All Doors On 1st
Press" (alle portieren ontgrendelen met één
druk op de ontgrendelknop) selecteert, ontgren-
delen alle portieren bij de eerste keer drukken
op de knop UNLOCK op de afstandsbediening.
200
Automatische comfortsystemen — indien
aanwezigNa het kiezen van de schermtoets"Auto-On
Comfort" (automatisch inschakelen comfortsys-
teem) zijn de volgende instellingen beschikbaar: Verwarmde/geventileerde bestuurders-
stoel en stuurwiel automatisch inschakelen
bij starten voertuig — indien aanwezigWanneer deze functie is geselecteerd, wordt de
verwarming in de bestuurdersstoel en het stuur-
wiel automatisch ingeschakeld bij temperaturen
lager dan 4,4 °C (40 °F). Bij temperaturen boven
26,7 °C (80 °F) wordt het ventilatiesysteem in de
bestuurdersstoel ingeschakeld. Om uw keuze te
maken, kies de schermtoets "Auto Heated Seats"
(automatische stoelverwarming) en selecteer ver-
volgens "Off"(uit),"Remote Start" (op afstand
starten) of "All Starts" (iedere keer starten). Kies
de schermtoets met de pijl naar links om terug te
keren naar het vorige menu.Engine Off Options (opties voor
uitgeschakelde motor)
Nadat u de schermtoets "Engine Off Options"
(opties voor uitgeschakelde motor) hebt geko-
zen, zijn de volgende instellingen mogelijk.
Stoelen met Easy Exit — indien aanwezigWanneer deze functie is geselecteerd, beweegt
de bestuurdersstoel automatisch naar achteren
zodra de motor wordt uitgeschakeld. Kies de
schermtoets
"Easy Exit Seats" (stoelen met
Easy Exit) en maak uw keuze. Om terug te
keren naar het vorige menu, kiest u de scherm-
toets met de pijl naar links.
Engine Off Power Delay (vertraging voe-
dingsspanning bij uitgeschakelde motor)Wanneer deze functie is geselecteerd, blijven de
schakelaars voor elektrische raambediening, de
radio, het Uconnect® Phone systeem (indien
aanwezig), het DVD-videosysteem (indien aan-
wezig), het elektrisch bedienbare schuifdak (in-
dien aanwezig) en de aansluitcontacten nog
maximaal 10 minuten werken nadat de contact-
schakelaar in de stand OFF is gezet. Door het
openen van een voorportier wordt deze functie
uitgeschakeld. Om de instelling van Engine Off
Power Delay (vertraging voedingsspanning bij
uitgeschakelde motor) te wijzigen kiest u de
schermtoets 0 seconds (seconden), 45 seconds,
5 minutes (minuten) of 10 minutes (minuten). Kies
vervolgens de schermtoets met de pijl naar links.
Uitschakelvertraging koplampen
Als u deze functie selecteert, kunt u kiezen of bij
uitstappen de koplampen nog 0, 30, 60 of 90
seconden blijven branden. Kies de schermtoets
+ of - om de status van de uitschakelvertraging
te wijzigen en de gewenste tijd te selecteren.
Om terug te keren naar het vorige menu, kiest u
de schermtoets met de pijl naar links.
Compass Settings (instellingen van
kompas) – indien aanwezig
Na het kiezen van de schermtoets "Compass
Settings" (kompasinstellingen) zijn de volgende
instellingen mogelijk.
KompasafwijkingDe kompasafwijking is het verschil tussen het
magnetische noorden en het geografische noor-
den. Ter compensatie van de verschillen moet de
kompasafwijking aan de hand van de zonekaart
worden ingesteld voor de zone waarin de auto
wordt gebruikt. Nadat u het kompas correct heeft
ingesteld, worden de verschillen automatisch ge-
compenseerd, zodat de nauwkeurigheid van de
kompasrichting optimaal is.
202