Page 295 of 729

Kenmerken van uw auto
194
4
Draai de temperatuurknop volledig
naar rechts (maximaal verwarmen) en
zet de aanjagerknop op de hoogstesnelheid om maximaal te ontdooien.
Zet de knop voor de luchtcirculatie in stand VERWARMEN/ONTWASEMEN,
wanneer tijdens het ontdooien of
ontwasemen warme lucht in de
voetenruimte gewenst wordt.
Verwijder voor het rijden alle sneeuw en ijs van de voorruit, de achterruit, de
buitenspiegels en alle zijruiten.
Verwijder alle sneeuw en ijs van de motorkap en van de
luchtaanvoeropening in het
paravanrooster om de werking van de
kachel en het ventilatiesysteem te
verbeteren en de kans op het beslaan
van de voorruit te verminderen.
Verwarmings- en ventilatiesysteem, handbediend Verwarmings- en
ventilatiesysteem, handbediend
Binnenzijde voorruit ontwasemen
1. Stel de gewenste temperatuur in.
2. Stel de voorste aanjager in op de
gewenste snelheid.
3. Kies stand ( ) of ( ).
4. De stand BUITENLUCHT wordt automatisch geselecteerd. Als deze
stand ( ) geselecteerd is, zal ook de
airconditioning automatisch wordengeselecteerd.
Als de airconditioning en de stand
BUITENLUCHT niet automatisch worden
ingeschakeld, druk dan op de
desbetreffende toetsen.
VOORRUIT ONTDOOIEN EN ONTWASEMEN
WAARSCHUWING
- Voorruitverwarming
Gebruik de standen ( ) of ( )
niet in combinatie met koelen bij
een extreem hoge
luchtvochtigheid. Door het
temperatuurverschil tussen de
buitenlucht en de voorruit, kan de
voorruit plotseling beslaan,
waardoor het zicht wegvalt. Zet in
dat geval de modusselectie in de
stand ( ) en de aanjager op de
laagste stand.
ODM042298
Page 296 of 729
4195
Kenmerken van uw auto
Buitenzijde voorruit ontdooien
1. Stel de temperatuur in op maximaal.
2. Zet de aanjager in de hoogste stand.
3. Kies stand ( ).
4. Het systeem schakelt de toevoer vanbuitenlucht en de airconditioning automatisch in. Automatisch verwarmings- en ventilatiesysteem
Binnenzijde voorruit ontwasemen
1. Stel de gewenste temperatuur in.
2. Zet de aanjagerknop in de gewenste
stand.
3. Druk op de toets voorruitontwaseming () .
4. Op basis van de omgevingstemperatuur zal de
airconditioning automatisch worden
ingeschakeld en zullen de stand
BUITENLUCHT en een hogere
aanjagersnelheid worden gekozen. Als de airconditioning, de stand
BUITENLUCHT en de hogereaanjagersnelheid niet automatisch
worden ingeschakeld, druk dan op de
desbetreffende knoppen.
Als stand ( ) geselecteerd wordt,
wordt de aanjagersnelheid automatisch
verhoogd.
ODM042299
ODM042300
Page 297 of 729

Kenmerken van uw auto
196
4
Buitenzijde voorruit ontdooien
1. Stel de temperatuur in op maximaal.
2. Zet de aanjager in de hoogste stand.
3. Druk op de toets voorruitontwaseming
() .
4. Op basis van de omgevingstemperatuur zal de
airconditioning automatisch worden
ingeschakeld en de stand
BUITENLUCHT worden gekozen.
Automatisch ontwasemingssysteem
(alleen voor verwarmings- enventilatiesysteem, indien vantoepassing)
Het automatische ontwasemings-
systeem verkleint de kans op het
beslaan van de binnenzijde van de
voorruit doordat de aanwezigheid van
vocht aan de binnenzijde van de voorruit
automatisch gesignaleerd wordt.
Het automatische ontwasemings-
systeem werkt als de klimaatregeling
ingeschakeld is.
✽✽ AANWIJZING
Het automatische ontwasemingssysteem
werkt mogelijk niet goed wanneer de
buitentemperatuur temperatuur lager is
dan -10 °C.
Deze indicator geeft aan dat
het automatische ontwa-semingssysteem heeft
geregistreerd dat er vocht
aanwezig is op de
binnenzijde van de voorruit
en dat het systeem in werking is.
Als er meer vocht in de auto aanwezig is,
gaat het systeem steeds een stap verder. Stap 1 : Inschakelen van de aircondi- tioning
Stap 2 : Stand toevoer buitenlucht Stap 3 : Blazen van lucht naar de
voorruit
Stap 4 : Vergroten van de luchtstroom naar de voorruit
ODM042301
ODM042303
Page 300 of 729
4199
Kenmerken van uw auto
Koelbox (indien van toepassing)
U kunt blikjes frisdrank en andere zaken
koelen in het dashboardkastje.
1. Schakel de airconditioning in.
2. Schuif het hendeltje (1) van deuitstroomopening in het dashboard- kastje in de stand open.
3. Sluit de uitstroomopening met het hendeltje (1) als de koelbox niet wordt
gebruikt.
✽✽ AANWIJZING
Als voorwerpen in de koelbox de
ventilatie blokkeren, wordt de efficiëntie
van het koelen van de koelbox
verminderd.
WAARSCHUWING
Leg geen bederfelijke etenswaren
in de koelbox, want deze kan
mogelijk niet de vereiste lagetemperatuur behouden die
noodzakelijk is om deze
etenswaren vers te houden.WAARSCHUWING
Houd het dashboardkastje tijdens
het rijden altijd gesloten om de
kans op letsel in geval van eenaanrijding of bij plotseling remmente verminderen.
OPMERKING
Bewaar geen etenswaren gedurende langere tijd in het
dashboardkastje.
ODM042306
Page 306 of 729

4205
Kenmerken van uw auto
12V-aansluiting
ODM042317
ODMECO2037
ODM042318
ODM042319
■Midden
■Achter (indien van toepassing)
De 12 V-aansluiting is ontworpen om mobiele telefoons en andere apparaten die in de
auto gebruikt kunnen worden, op te laden. Deze apparaten mogen niet meer dan 10
A afnemen als de motor draait.
■ Voor
OPMERKING
Gebruik de 12 V-aansluiting alleen
als de motor draait en verwijder
de plug van het apparaat na gebruik uit de aansluiting. Hetgebruik van de 12 V-aansluitinggedurende langere tijd als de
motor niet draait, kan ertoe leidendat de accu te ver ontladen raakt.
Alleen voor het aansluiten van elektrische apparatuur die werkt
op 12 V en een stroomverbruik heeft van maximaal 10 A.
Zet de airconditioning of de verwarming in de laagste standals de 12 V-aansluiting gebruikt
wordt.
Plaats het afdekkapje op de aansluiting wanneer deze nietwordt gebruikt.
Sommige elektronische apparaten die op de 12 V-aansluiting worden aangesloten, kunnen storingen veroorzaken.De problemen kunnen variëren
van een slechte radio-ontvangsttot storingen in de elektronische systemen en apparaten in deauto.
Page 487 of 729

539
Rijden met uw auto
Als de ECO-modus is geactiveerd:
De acceleratiereactie is mogelijkenigszins beperkt aangezien het
gaspedaal niet heel ver wordt
ingetrapt.
Nemen de prestaties van de airconditioning mogelijk af.
Wijzigt mogelijk het schakelpatroon van de automatische transmissie.
Het motorgeluid kan sterker worden.
De bovenstaande situaties zijn normale omstandigheden als de ECO-modus is
geactiveerd om het brandstofverbruik te
verlagen.
Beperking werking ECO-modus:
Indien onderstaande situaties zich
voordoen terwijl de Eco-modus in
werking is, wordt de werking van het
systeem beperkt, hoewel dit niet aan het
ECO-controlelampje te zien is.
Als de koelvloeistoftemperatuur laag is:
Het systeem wordt beperkt totdat de
motorprestaties weer normaal zijn.
Bij het oprijden van een helling: Het systeem wordt beperkt om het
vermogen te vergroten als er een
helling op wordt gereden, omdat het
motorkoppel beperkt is.
Bij gebruik van de automatische transmissie Sport-modus:
Het systeem wordt beperkt in
overeenstemming met de stand van deselectiehendel.
Als het gaspedaal gedurende enkele seconden stevig wordt ingetrapt:
Het systeem wordt beperkt omdat
wordt bepaald dat de bestuurder
sneller wil gaan rijden. SPORT-stand
De SPORT-modus zorgt vooreen dynamisch rijgedragdoor het automatisch
aanpassen van de regeling
van de stuurbekrachtiging, de
motor en de transmissie.
Als de SPORT-modus is geselecteerd door op de toets DRIVE MODE te
drukken, brandt het SPORT-controlelampje (geel).
Als de motor opnieuw gestart wordt terwijl de SPORT-modus geselecteerd
is, wordt automatisch de NORMAL-
modus geselecteerd. Indien nodig
moet daarom de SPORT-modus
opnieuw geselecteerd worden.
Als de SPORT-modus is geactiveerd:
- Het motortoerental (omwentelingenper minuut) wordt gedurende een
bepaalde periode vastgehouden, ook
als het gaspedaal losgelaten is.
- Het opschakeltijdstip wordt verlaat tijdens het accelereren.
✽✽ AANWIJZING
In de SPORT-modus kan het
brandstofverbruik toenemen.
Page 547 of 729

599
Rijden met uw auto
Auto start
Motor starten vanuit Idle Stop-modus
Trap het koppelingspedaal in wanneerde selectiehendel in de stand N
(neutraal) staat.
Er verschijnt een melding "Press brake pedal for Auto Start" (Druk rempedaal
in voor Auto Start) op het LCD-display
(indien van toepassing).
De motor wordt gestart en het groene controlelampje AUTO STOP ( ) in
het instrumentenpaneel gaat uit.
De motor zal ook in de volgende
gevallen automatisch starten, zonderdat de bestuurder actie onderneemt:
- De aanjagersnelheid van het handbediende verwarmings- en
ventilatiesysteem staat in een hogere
stand dan 3 wanneer de
airconditioning is ingeschakeld.
- De aanjagersnelheid van het automatische verwarmings- en
ventilatiesysteem staat in een hogerestand dan stand 6 terwijl de
airconditioning is ingeschakeld.
- Als een bepaalde tijd is verstreken sinds het verwarmings- en
ventilatiesysteem is ingeschakeld.
- Wanneer de ontwaseming is ingeschakeld.
- Het vacuüm in de rembekrachtiger is laag.
- Als de laadtoestand van de accu laag is.
- De rijsnelheid wordt hoger dan 5 km/h. Het groene controlelampje AUTO STOP
( ) in het instrumentenpaneel knippert
gedurende 5 seconden en er verschijnt
een melding "Auto Start" (Automatisch
Starten) in het LCD-display (indien vantoepassing).
ODM056054L/ODM056055L
■
Type A
■Type B
ODM056085L/ODM056086L
■Type A
■Type B
Page 551 of 729

5103
Rijden met uw auto
Werking Actief ECO-systeem
Het Active ECO-systeem helpt het
brandstofverbruik te verlagen door de
werking van de motor en de transmissie
te regelen. Het brandstofverbruik is
afhankelijk van de rijgewoonten van de
bestuurder en de toestand van de weg. Wanneer de toets Active ECO wordt
ingedrukt, gaat het controlelampje
ECO (groen) branden om aan te geven
dat het Active ECO-systeem in werking
is.
Het Active ECO-systeem blijft ingeschakeld tot nogmaals op de toets
Active ECO wordt gedrukt. Als het
Active ECO-systeem is ingeschakeld,
zal het systeem niet worden
uitgeschakeld, zelfs niet als de motor
opnieuw wordt gestart.
Druk nogmaals op de toets Active
ECO om het systeem uit te schakelen.
Wanneer het Active ECO-systeem wordt uitgeschakeld, wordt de normale
modus weer ingeschakeld.
Wanneer het Active ECO-systeem
wordt ingeschakeld:
Het motorgeluid kan sterker worden.
Kan de auto even iets inhouden.
Kan de werking van de airconditioning worden beïnvloed. Begrenzing werking actief ECO- systeem: Indien onderstaande situaties zich
voordoen terwijl het actieve ECO-
systeem in werking is, wordt de werking
van het systeem begrensd, ook al wijzigthet controlelampje ECO niet.
Wanneer de koelvloeistoftemperatuur
laag is:
Het systeem wordt begrensd totdat de
motor weer naar behoren presteert.
Bij het oprijden van een helling: Het systeem wordt begrensd voor
meer vermogen bij het oprijden van de
helling, doordat het motorkoppel
beperkt is.
In de sportstand: Het systeem wordt begrensd
overeenkomstig de ingeschakelde
versnelling.
Wanneer het gaspedaal gedurende een paar seconden diep wordt
ingetrapt: het systeem wordt begrensd
omdat het vaststelt dat de bestuurder
de snelheid wil verhogen.(Benzinemotor)
ACTIEF ECO-SYSTEEM (INDIEN VAN TOEPASSING)
ODM052050