337
C4-Aircross_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2014
Lampen (toegang) .........................................183
Lampen vervangen ....................... 18
2, 18 6, 187
Lampen (vervangen, referenties)
......... 18
2, 18 6
Lange voorwerpen vervoeren
........................76
Lekke band
............................................ 171, 175
Lichtschakelaar
............................................. 12
7
Luchtfilter
...................................................... 216
Luchtfilter (vervangen)
..................................216
Luchtrecirculatie/toevoer van buitenlucht
............................................. 84
Luchttoevoer (bediening)
................................ 84
L
Mat bevestigen ................................................ 91
Matten ............................................................. 91
Mat verwijderen
.............................................. 91
M
enu
............................................ 294, 296, 298
Menu's (audio)
......................253, 293, 294, 296
Menustructuren display
...............294, 296, 298
Menustructuur
.............................. 29
4, 296, 298
Milieu
......................................................... 10, 60
Milieubewust rijden
......................................... 10
M
istachterlicht
............................................... 18 6
Mistlampen vóór
............................ 129, 182, 18 4
Motoren
................................................. 219, 226
Motorenoverzicht
.................................. 219, 226
Motorkap
....................................................... 207
Motorkap, openen
......................................... 207
Motorkapsteun
...............................
...............207
Motorolie
...............
........................................ 213
Motorolieniveau, controle
.............................213
Motorolieniveaumeter
...................................213
Motorruimte
.......................................... 208, 209
M P3 (CD)
.............................................. 276, 329
na
vigatiegegevens
.......................................
265
na
vigatiesysteem
......................... 254, 264, 266
niv
eaus controleren
...............................
213 -215
niv
eaus en controles
............
208, 209, 213-215
no
odbediening achterklep
..............................
63
M
N
oliefilter ......................................................... 216ol
iefilter (vervangen) .................................... 216
ol
ieniveau
..................................................... 213
ol
iepeilstok
..............................
.....................213
ond
erhoudscontroles
..................................... 10
ond
erhoudsintervalindicator
..........................33
on
tdooien ..................................................88, 89
on
tgrendelen
............................................ 52, 56
on
twasemen
................................................... 88
op
bergvakken
..................................... 76, 91, 96
op
schakelindicator
....................................... 104
O
Panoramadak .................................................. 70
Parkeerhulp achter ............................... 12
3, 124
Parkeerhulp vóór
........................................... 125
Parkeerlichten
............................... 18
2, 18 4, 18 6
Passagiersairbag uitschakelen
....................150
Plafonnier achter
........................................... 13 8
Plafonnier voor
.............................................. 13 8
Portieren
......................................................... 62
Portieren openen
...................................... 52, 56
Portieren sluiten
........................................ 54, 57
P
radio ..................... 270, 274, 300, 301, 317, 319ra
diofuncties ....................... 2
50, 253, 290, 293
r
adiozender
......................................... 300, 302
rCA
-aansluitingen
.................94, 281, 305, 327
rDs
............................................................... 302
re
gelmatig onderhoud
...................................10
re
generatie roetfilter
.................................... 217
rem
bekrachtigingsysteem
........................... 14
2
rem
blokken
.................................................. 218
reml
ichten
.................................................... 18 6
rem
men
........................................................ 218
re
mschijven .................................................. 218
rem
vloeistofniveau
...................................... 2
14
re
servewiel
................................... 114, 175 -17 7
re
servoir koplampsproeiers
.........................215
ri
chtingaanwijzers
........141, 182, 183, 185, 18 6
ri
em
...............
................................................. 96
ri
jstrookcontrolesystemen
...........................14 4
ro
etfilter
................................ 207, 214, 215, 217
ru
itbediening
.................................................. 68
ru
itensproeierreservoir
................................215
ru
itensproeiers vóór ..................................... 13 5
ru
itensproeiervloeistofniveau
......................215
ru
itenwisserbladen (vervangen)
..................197
ru
itenwisserbladen vervangen
.................... 19
7
ru
itenwissers
........................................ 13
4, 13 6
ru
itenwisserschakelaar
........................ 13
4, 13 6
R
.
trefwoordenregister
18
Controle tijdens het rijden
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.
Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een melding op het display.
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
ASC/TCL
permanent. De ASC/ TCL-schakelaar op het
dashboard (bestuurderszijde) is
ingedrukt.
Het ASC/ TCL-systeem is
uitgeschakeld.
ASC: dynamische stabiliteitscontrole.
TCL: antispinregeling. Druk de ASC/ TCL-schakelaar op het dashboard
nogmaals in om het ASC/ TCL-systeem weer in te
schakelen.
Het ASC/ TCL-systeem wordt automatisch opnieuw
ingeschakeld bij het starten van de auto.
Functie Stop &
Star t (Auto Stop
& Go)
permanent. De toets voor het uitschakelen van
de functie Stop & Start (AS&G) aan
de onderzijde van het dashboard
(bestuurderszijde) is ingedrukt.
De functie Stop & Start (AS&G) is
uitgeschakeld. Druk de toets nogmaals in om de functie Stop &
Start(AS&G) in te schakelen.
knippert. Storing in het Stop & Start-systeem. Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
111
4
Rijden
Functie Stop & Start (Auto Stop & Go)
Werking
Overgang naar de STOP-stand
van de motor
Het verklikkerlampje "AS &G"
op het
instrumentenpaneel of op het display
van het instrumentenpaneel gaat
branden en de motor komt na enkele
seconden in de STOP-stand:
- bij een handgeschakelde
versnellingsbak:
wanneer u, ter wijl de
auto stilstaat en het rempedaal is ingetrapt,
de versnellingsbak in de neutraalstand zet
en het koppelingspedaal loslaat.
Tank nooit als de motor in de STOP-
stand staat, zet in dat geval altijd het
contact af met de sleutel of met de
START/STOP-knop.
Als de motor automatisch is
afgezet, functioneren bepaalde
componenten zoals de remmen en de
stuurbekrachtiging op een andere wijze.
Houd daar rekening mee.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
- de veiligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,
- het bestuurdersportier geopend is,
- de motorkap geopend is,
- niet meer dan 30 seconden verstreken zijn
sinds het starten van de motor,
- de auto sinds de laatste start niet sneller
dan 5 km/h heeft gereden,
- de motor minder dan 10 seconden geleden
opnieuw is gestart,
- de klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,
- de ruitontwaseming is ingeschakeld,
- bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.)
dat niet toelaten,
- het verklikkerlampje "AS &G"
op het display van het
instrumentenpaneel knippert.
Dit is volkomen normaal.
De functie Stop & Start (Auto Stop & Go) zet de motor tijdelijk af als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart als u
weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil.
De functie Stop & Start (Auto Stop & Go) is bij uitstek geschikt voor het stadsverkeer en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van
schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Als u de versnellingshendel bedient,
knippert als waarschuwing het
verklikkerlampje "AS &G"
in combinatie
met een geluidssignaal.
Zodra de versnellingsbak weer in de
neutraalstand is gezet, verdwijnt deze
waarschuwing.
112
Rijden
Overgang naar de START-stand
van de motor
Het verklikkerlampje "AS &G"
gaat
uit en de motor wordt automatisch
opnieuw gestart:
- bij een handgeschakelde
versnellingsbak
: wanneer u het
koppelingspedaal volledig
intrapt ter wijl de
versnellingsbak in de neutraalstand staat.
De START-stand wordt ten behoeve van
de veiligheid en het comfort automatisch
geactiveerd als:
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
- de snelheid van de auto hoger is dan
3 km/h,
- het bestuurdersportier wordt geopend,
- de bestuurder zijn veiligheidsgordel
losmaakt,
- bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.)
dit niet toelaten.
Als u het systeem met de motor in de
STOP-stand uitschakelt, dan wordt de
motor niet opnieuw gestart. U kunt deze functie op elk willekeurig moment
uitschakelen door de toets "AS &G O FF "
in te
drukken.
Uitschakelen
In dat geval gaat het lampje "AS &G"
uit.
Dit is volkomen normaal.
Het verklikkerlampje "AS &G O FF "
op het instrumentenpaneel of op het
display van het instrumentenpaneel
gaat branden.
Als in de STOP-stand van de motor de
motorkap wordt geopend, knippert het
verklikkerlampje "AS &G"
in combinatie
met een geluidssignaal. De motor wordt
dan niet automatisch opnieuw gestart.
Gebruik om de motor opnieuw te
starten de contactsleutel of druk op de
START/STOP-knop; houd daarbij het
rempedaal en het koppelingspedaal
volledig ingetrapt.
113
4
Rijden
Het systeem wordt automatisch
opnieuw ingeschakeld zodra de motor
met de sleutel of met de START/STOP-
knop wordt gestart.
Opnieuw inschakelen
Druk nogmaals op de toets "AS &G O FF "
.
Het systeem is dan opnieuw actief; het
verklikkerlampje "AS &G O FF "
op het
instrumentenpaneel of op het display van het
instrumentenpaneel gaat uit.
Storingen
Bij een storing in het systeem gaat het verklikkerlampje
"AS &G O FF "
op het instrumentenpaneel of op het
display van het instrumentenpaneel knipperen: het
systeem werkt dan niet meer.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Dit systeem heeft specifieke kenmerken
en maakt gebruik van een speciale
accu (raadpleeg voor meer informatie
het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door
CITROËN voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem.
Onderhoud
Het "Auto Stop & Go"-systeem maakt
gebruik van geavanceerde technologie.
Laat eventuele werkzaamheden aan
dit type accu uitsluitend uitvoeren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou optreden, kan het
zijn dat de motor niet meer wil aanslaan of direct afslaat. De
volgende verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel of
op het display gaan branden:
Zet in dat geval het contact af en start de motor
met behulp van de sleutel of met de START/
STOP-knop.