Door te drukken op de start-/stopknop wordt
de stand-by van de radio of het contact in- en
uitgeschakeld.
De motor wordt gestart wanneer bij het druk‐
ken op de start-/stopknop bij de handgescha‐
kelde versnellingsbak of bij de automatische
transmissie de rem wordt bediend.
Stand-by van de radio De afzonderlijke stroomverbruikers zijn ge‐
bruiksklaar. Op het instrumentenpaneel wor‐
den tijd en buitentemperatuur weergegeven.
De stand-by van de radio wordt automatisch
uitgeschakeld:▷Als de afstandsbediening uit het contact‐
slot wordt verwijderd.▷Bij comforttoegang het aanraken van het
oppervlak over het portierslot, vergrende‐
len, zie pagina 38.
Contact aan
Alle stroomverbruikers kunnen in werking wor‐
den gesteld. Op het instrumentenpaneel wor‐
den kilometerteller en dagteller weergegeven.
Bij afgezette motor het contact en niet beno‐
digde stroomverbruikers uitschakelen om de
accu te sparen.
Stand-by van de radio en contact uit
Alle controle-, waarschuwingslampen en aan‐
duidingen in het instrumentenpaneel doven.
Sport-automatische transmissieIn bepaalde situaties wordt automatisch trans‐
missiestand P geselecteerd. Om ervoor te zor‐
gen dat de auto bijv. in een wasstraat kan rol‐
len, de aanwijzingen in hoofdstuk wassen van
de auto opvolgen, zie pagina 262.
Starten van de motor
Gesloten ruimtes
De motor niet in gesloten ruimtes laten
draaien, het inademen van de uitlaatgassen
kan tot bewusteloosheid en de dood leiden.
Uitlaatgassen bevatten het kleur- en reukloze,
maar giftige koolmonoxide.◀
Auto zonder toezicht
De auto niet zonder toezicht met draai‐
ende motor laten staan, dit kan gevaarlijk zijn.
Vóór het verlaten van de auto bij draaiende
motor de parkeerrem vastzetten en keuzehen‐
delstand P of de stationaire stand inschakelen,
anders kan de auto gaan bewegen.◀
Vaak kort achter elkaar starten
Herhaalde startpogingen waarbij de mo‐
tor niet aanslaat of vaak kort achter elkaar star‐
ten moeten worden vermeden. Anders wordt
de brandstof niet of onvoldoende verbrand en
bestaat gevaar voor oververhitting en bescha‐
diging van de katalysator.◀
De motor niet stationair laten warmdraaien,
maar met een matig toerental wegrijden.
Handgeschakelde versnellingsbak
Afstandsbediening in het contactslot of met
comfortoegang in de auto, zie pagina 37.
1.Rempedaal indrukken.2.Koppeling intrappen.3.Start-/stopknop indrukken.Seite 57RijdenBediening57
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
meerde functies van de toetsen op de bin‐
nenspiegel worden vervolgens gewist.3.De handzender van de te bedienen installa‐
tie vanaf een afstand van ca. 5 tot 30 cm
aan de toetsen op de binnenspiegel hou‐
den. De vereiste afstand is afhankelijk van
de handzender.4.De toets van de gewenste functie op de
handzender en de te programmeren toets
op de binnenspiegel gelijktijdig indrukken
en ingedrukt houden. De led op de binnen‐
spiegel knippert eerst langzaam.5.Zodra de led sneller knippert, beide toet‐
sen loslaten. Door het snellere knipperen
wordt getoond, dat de toets op de binnen‐
spiegel werd geprogrammeerd.
Canada: knippert de LED na uiterlijk
60 sec. niet snel, de afstand tussen bin‐
nenspiegel en handzender wijzigen en de
stap herhalen. Eventueel zijn meerdere po‐
gingen met verschillende afstanden nodig.
Tussen de pogingen minstens 15 secon‐
den wachten.6.Voor het programmeren van verdere func‐
ties op andere toetsen de bedieningsstap‐
pen 3 tot 5 herhalen.
De installaties kunnen met de toetsen op de
binnenspiegel worden bediend.
Bijzonderheid bij mobiele systemen
met wisselcode
Als de installatie na herhaaldelijk programme‐
ren niet kan worden gebruikt, controleren of de
oorspronkelijke handzender met een wisse‐
lend codesysteem is uitgerust.
Hiervoor in de handleiding van de installatie
nalezen of de geprogrammeerde toetsen op de
binnenspiegel langer indrukken. Als de led op
de binnenspiegel eerst snel knippert en vervol‐
gens 2 seconden continu brandt, is de installa‐
tie uitgerust met een wisselend codesysteem.
Het knipperen en branden van de led herhaalt
zich ca. 20 seconden lang.
Bij installaties met een wisselend codesys‐
teem moeten het garagedeurbedieningssys‐
teem en de installatie additioneel worden ge‐
synchroniseerd.
Informatie over de synchronisatie vindt u te‐
vens in de handleiding van de in te stellen in‐
stallatie.
De synchronisatie wordt vereenvoudigd als
deze met twee personen wordt uitgevoerd.
Synchroniseren:1.Auto binnen de actieradius van de radio‐
grafische installatie parkeren.2.De betreffende toets op de binnenspiegel,
zoals beschreven programmeren.3.Toets voor de synchronisatie aan de in te
stellen installatie lokaliseren en indrukken.
Er blijven ca. 30 seconden tijd voor de vol‐
gende stap.4.De geprogrammeerde toets op de binnen‐
spiegel ca. 3 seconden lang ingedrukt hou‐
den en vervolgens loslaten. Deze stap her‐
halen, evt. maximaal driemaal om de
synchronisatie af te sluiten. Bij afgesloten
synchronisatie wordt de geprogram‐
meerde functie uitgevoerd.
Afzonderlijke toetsen opnieuw
programmeren
1.Contact inschakelen.2.Handzender met ca. 5 tot 30 cm afstand
aan de geheugentoetsen houden.
De vereiste afstand is afhankelijk van de
handzender.3.Geheugentoets van de garagedeurbedie‐
ningssysteem indrukken.4.Knippert de LED na ca. 20 seconden lang‐
zaam, de zendtoets van de handzender in‐
drukken.5.Beide toetsen loslaten zodra de LED snel
knippert.Seite 119InterieuruitrustingBediening119
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Knippert de LED na ca. 60 seconden niet
snel, de afstand veranderen en de hande‐
ling herhalen.
Bediening
Vóór de bediening
Voor de bediening van een installatie
door de universele garagedeurbedieningssys‐
teem ervoor zorgen, dat zich geen personen,
dieren of voorwerpen binnen het draai- of be‐
wegingsveld van de betreffende inrichting be‐
vinden, dit kan anders lichamelijk letsel of
schade veroorzaken.
Ook de veiligheidsvoorschriften voor de hand‐
zender in acht nemen.◀
De installatie, bijv. de garagedeur, kan bij draai‐ ende motor of ingeschakeld contact met de
toets op de binnenspiegel worden bediend.
Hiervoor in het ontvangstbereik van de installa‐ tie de toets zo lang indrukken, totdat de functie
wordt geactiveerd. De led op de binnenspiegel
brandt tijdens de overdracht van het radiogra‐
fisch signaal constant.
Opgeslagen functies wissen
De rechter- en linkertoets op de binnenspiegel
gelijktijdig ca. 20 seconden lang ingedrukt
houden, totdat de led snel knippert. Alle opge‐
slagen functies zijn gewist. De functies kunnen
niet afzonderlijk worden gewist.
Asbak Openen
Op de lijst van het deksel drukken.
Legen
De geopende afdekking doordrukken, zie pijl.
U kunt de asbak wegnemen.
Aansteker
Bij draaiende motor of ingeschakeld contact
de sigarettenaansteker indrukken.
Zodra de aansteker terugspringt kan hij wor‐
den uitgenomen.
Gevaar voor verbranding
Hete aansteker alleen aan de kop aanvat‐
ten om gevaar voor verbranding te voorkomen.
Contact uitschakelen en afstandsbediening bij
het verlaten van de auto meenemen, zodat bv.
kinderen de aansteker niet kunnen gebruiken
en zich kunnen verbranden.◀
Afdekking na gebruik weer aanbrengen
Aansteker of contactdoosdeksel na ge‐
bruik weer aanbrengen, anders kunnen voo‐
werpen, die in de aanstekerfitting of de con‐
tactdoos vallen, een kortsluiting veroorzaken.◀
Seite 120BedieningInterieuruitrusting120
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Moet met geopend kofferdeksel worden gere‐
den:1.Alle ruiten sluiten.2.De luchthoeveelheid van de airconditioning
of automatische airconditioning sterk ver‐
hogen.
Heet uitlaatsysteem
Heet uitlaatsysteem
Aan het uitlaatsysteem treden hoge tem‐
peraturen op.
De aangebrachte hitteschilden niet verwijde‐
ren of van een anti-corrosielaag voorzien. Let
erop, dat bij het rijden, bij stationair draaien of
bij het parkeren geen makkelijk brandbare ma‐
terialen, zoals bv. hooi, loof, gras enz. in con‐
tact komen met het hete uitlaatsysteem. An‐
ders bestaat brandgevaar, met als mogelijk
gevolg zware verwondingen en materiële
schade.
Hete uitlaatpijp niet aanraken, anders bestaat
risico op brandwonden.◀
Mobiele communicatieapparatuur in
de auto
Mobiele communicatieapparatuur in de
auto
Van het gebruik in het interieur van de auto van
mobiele radioapparatuur, zoals bv. mobiele te‐
lefoons, zonder directe aansluiting op een bui‐
tenantenne wordt afgeraden. Anders is weder‐
zijdse beïnvloeding van de elektronica in de
auto en de mobiele communicatieapparatuur
mogelijk. Bovendien is niet gegarandeerd dat
de straling die bij het zenden ontstaat, uit het
interieur van de auto wordt weggeleid.◀
Aquaplaning
Op natte of modderige wegen kan zich tussen
banden en weg een laagje water vormen.
Dit staat bekend als aquaplaning en kan het
gedeeltelijke of totale verlies van het wegcon‐
tact tot gevolg hebben, waardoor de auto niet
meer bestuurbaar is en niet kan worden ge‐
remd.
Aquaplaning
Op natte of modderige wegen de snel‐
heid verminderen om aquaplaning te voorko‐
men.◀
Door water rijdenBij rustig water slechts tot een waterhoogte
van max. 25 cm en bij deze hoogte max. met
looptempo, tot 10 km/h rijden.
Rekening houden met waterhoogte en
snelheid
Waterstand en looptempo niet overschrijden,
anders kan schade aan motor, elektrische in‐
stallatie en versnellingsbak ontstaan.◀
Veilig remmen
Uw auto is standaard met ABS uitgerust.
In situaties waar dat nodig is, het best vol op
de rem gaan staan.
De auto blijft bestuurbaar. Eventuele hinder‐
nissen met zo rustig mogelijke stuurbewegin‐
gen ontwijken.
Het pulseren van het rempedaal en hydraulisch
regelgeluid wijzen erop dat ABS regelt.
Voorwerpen in het bewegingsveld van de pedalen
Geen voorwerpen in het bewegingsveld
van de pedalen
Vloermatten, tapijt en andere voorwerpen mo‐
gen niet in het bewegingsbereik van de peda‐
len komen, omdat deze anders tijdens de rit de
werking van de pedalen zouden kunnen be‐
lemmeren.
Leg geen extra vloermatten op de aanwezig of
op andere voorwerpen.
Gebruik alleen vloermatten die voor de auto
vrijgegeven zijn en adequaat bevestigd kunnen
worden.Seite 131Bij het rijden in acht nemenRijtips131
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
▷"Kaart in perspectief"▷"Positie"▷"Afritten in 3D": geselecteerde uitritten
worden in drie dimensies getoond.▷"Verkeerssituat./Grijze kaart"6.Schaal wijzigen: splitscreen selecteren en
aan controller draaien.
Foto's over bestemmingsplaats
weergeven
Van enkele bestemmingen kunnen bij actieve
routebegeleiding foto's worden weergegeven.
1."Navigatie"2."Kaart"3."Routebegeleiding"4."Afbeeldingen bestemming"
Afhankelijk van het aanbod kunnen ver‐
schillende foto's worden geselecteerd.
Verkeersinformatie
Overzicht
▷Verkeersinformatie van radiozenders laten
weergeven, die het Traffic Message Chan‐
nel, TMC, van een verkeerswaarschu‐
wingsdienst overdragen. Informatie over
verkeersbelemmeringen en gevaren wor‐
den permanent geactualiseerd.▷Verkeersinformatie wordt door symbolen in
de kaart weergegeven.▷Verkeersinformatie voor de omgeving
wordt in een lijst opgeslagen.
Het symbool in de taakbalk van het
kaartaanzicht wordt rood, wanneer ver‐
keersinformatie betrekking heeft op de be‐
rekende route.
Verkeersinformatie via
ConnectedDrive
In sommige landen wordt door Connected‐
Drive realtime-verkeersinformatie, RTTI, over‐
gedragen. Met een geldig ConnectedDrive
contract wordt, in plaats van verkeersinforma‐
tie van de radiozender, de verkeersinformatie
weergegeven van ConnectedDrive. In landen
waarin door ConnectedDrive geen verkeersin‐
formatie wordt overgedragen, wordt verder de
verkeersinformatie van de radiozender ge‐
toond.
Met de verkeersinformatie van Connected‐
Drive kunnen verkeersopstoppingen exacter
worden gelokaliseerd. Daarnaast worden bijv.
trajecten zonder verkeershinder in een omtrek
van ca. 100 km exacter getoond om de huidige
positie.
Het symbool in de taakbalk van de route‐
kaart wordt geel, als verkeersinformatie de be‐
rekende route betreft en de te verwachten ver‐
traging minder dan 20 minunten bedraagt. Het
symbool wordt rood, als de te verwachten ver‐
traging meer dan 20 minuten bedraagt of een
blokkering op de route aanwezig is.
"Verkeerssituatie/Grijze kaart": informatie over
de verkeersstroom, bijv. file of langzaamlopend
verkeer, wordt nu getoond in deze instelling
van de kaartweergave, zie pagina 156. De
voorbeeldkaart naast de lijst van de verkeersin‐
formatie toont tevens deze instelling.
Ontvangst in-/uitschakelen
1."Navigatie"2."Opties" oproepen.3."Verkeersinfo ontvangen"
Lijst van de verkeersinformatie
oproepen
1."Navigatie"2."Kaart"3. "Verkeersinfo"
Eerst wordt de verkeersinformatie voor de
berekende route getoond.
De verkeersinformatie is gesorteerd naar
afstand tot de actuele voertuigpositie.Seite 155RoutebegeleidingNavigatie155
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Entertainment
Dit hoofdstuk staat borg voor uw plezier bij de ontvangst van radio- en televisiezenders of bij het afspelen van cd's, dvd's en titels uit de muziekverzameling.Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
KlankVoertuiguitrustingIn dit hoofdstuk worden alle standaard-, land-
en speciale uitrustingen beschreven, die in de
modelserie worden aangeboden. Er worden
daarom tevens uitvoeringen beschreven, die in
een auto bijv. wegens de gekozen speciale uit‐
voering of de landenvariant niet beschikbaar
zijn. Dit geldt tevens voor functies en syste‐
men die relevant zijn voor de veiligheid.
Bij gebruik van de betreffende functies en sys‐
temen moeten de geldende landspecifieke
voorschriften in acht worden genomen.
Algemeen
De klankinstellingen worden voor de momen‐ teel gebruikte afstandsbediening opgeslagen.
Hoge tonen, lage tonen,
balans, fader▷"Treble": hoogte-instelling.▷"Bas": diepte-instelling.▷"Balans": volumeverdeling links/rechts.▷"Fader": volumeverdeling voor/achter.Hoge tonen, lage tonen, balans, fader
instellen1."CD/Multimedia", "Radio" of "Instellingen"2."Klank"3.Gewenste klankinstelling selecteren.4.Instellen: controller draaien.5.Opslaan: controller indrukken.
Equalizer
Instelling voor afzonderlijke audiofrequentie‐
banden.
Equalizer instellen
1."CD/Multimedia", "Radio" of "Instellingen"2."Klank"3."Equalizer"Seite 162EntertainmentKlank162
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
4.Gewenste instelling selecteren.5.Instellen: controller draaien.6.Opslaan: controller indrukken.
Multikanaalweergave,
surround
Kiezen tussen stereo en multikanaalweergave,surround.
Multikanaalweergave, surround
instellen
1."CD/Multimedia", "Radio" of "Instellingen"2."Klank"3."Surround"
Bij geactiveerde surround wordt bij de weer‐
gave van een audiospoor in stereo de multika‐
naalweergave gesimuleerd.
Volumes
▷"Speed volume": aanpassing van het vo‐
lume afhankelijk van de snelheid.▷"PDC": volume van het PDC-geluidssig‐
naal ten overstaan van de geluidsweergave
van het entertainment.▷"Gong": volume van het geluidssignaal, bv.
voor de gordelherinnering, ten overstaan
van de geluidsweergave van het entertain‐
ment.▷"Microfoon": volume van de microfoon bij
een telefoongesprek.▷"Luidsprek.": volume van de luidspreker bij
een telefoongesprek.
De volgende volumes worden enkel voor het
op dat moment aangemelde telefoon opgesla‐
gen: "Microfoon", "Luidsprek.".
Geluidssterkten instellen
1."CD/Multimedia", "Radio" of "Instellingen"2."Klank"3."Volume-instellingen"4.Gewenste afstelling van het volume selec‐
teren.5.Instellen: controller draaien.6.Opslaan: controller indrukken.
Klankinstelling terugzetten
Alle klankinstellingen kunnen teruggezet naar
de standaardwaarde.
1."CD/Multimedia", "Radio" of "Instellingen"2."Klank"3."Terugzetten"Seite 163KlankEntertainment163
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15