Sluiten1.Tankdop aanbrengen en rechtsom vast‐
draaien tot duidelijk een klik hoorbaar is.2.Tankdopklep sluiten.
WAARSCHUWING
De bevestigingsband van de tankdop kan
bij het vastdraaien worden ingeklemd en plat‐
gedrukt. De dop kan dan niet correct worden
gesloten en er kunnen brandstofdamp of
brandstof ontsnappen. Er bestaat kans op let‐
sel of schade. Erop letten dat de bevestigings‐
band bij het sluiten van de dop niet word inge‐
klemd of platgedrukt.◀
Tankdopklep handmatig ontgrendelen Bijv. bij een elektrisch defect.
De ontgrendeling bevindt zich in de bagage‐
ruimte.
1.Afdekking van de rechter zijbekleding ver‐
wijderen.2.Aan de groene knop met het benzine‐
pompsymbool trekken. Tankdopklep wordt
ontgrendeld.3.Tankdopklep bij de achterste rand aanra‐
ken. Tankdopklep wordt geopend.
Bij het tanken op letten
ATTENTIE
Brandstoffen zijn giftig en agressief. Als
de brandstoftank te ver wordt gevuld, kan het
brandstofsysteem worden beschadigd. Bij
contact met gespoten oppervlakken kunnen
deze worden beschadigd. Schadelijk voor het
milieu. Er bestaat gevaar voor schade. Te ver
vullen vermijden.◀
Bij het tanken het vulpistool in de vulhals plaat‐
sen. Het optillen van het vulpistool tijdens het
tanken leidt tot:▷Voortijdig afslaan.▷Verminderde terugvoer van brandstofdam‐
pen.
De brandstoftank is vol wanneer het vulpistool
voor de eerste keer afslaat.
De bij tankstations geldende veiligheidsregels
in acht nemen.
Seite 273TankenMobiliteit273
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Wielen en bandenUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Bandenspanning Informatie over veiligheid
De conditie van de banden en de bandenspan‐
ning zijn van invloed op:▷Levensduur van de banden.▷Rijveiligheid.▷Rijcomfort.
Bandenspanning controleren
WAARSCHUWING
Een band met een geringe bandenspan‐
ning of spanningsverlies heeft een negatieve
invloed op de rijeigenschappen, bijv. het stuur-
en remgedrag. Er bestaat gevaar voor ongeval‐
len. De bandenspanning regelmatig controle‐
ren en zo nodig corrigeren: minstens tweemaal
per maand en voor een lange rit.◀
Bandenspanning van het reservewiel in de ba‐
gageruimte regelmatig controleren en evt. cor‐
rigeren.
Banden vertonen een natuurlijk, gelijkmatig
verlies van bandenspanning.
Banden worden warm tijdens het rijden en
door de stijgende bandtemperatuur stijgt ook
de bandenspanning. De gespecificeerde ban‐
denspanningen hebben betrekking op koude
banden of banden op omgevingstemperatuur.
Bandenspanning alleen met koude banden
controleren. D.w.z. na max. 2 km rijden of wan‐
neer de auto minstens 2 uur heeft stilgestaan.
Vulsystemen kunnen max. 0,1 bar te weinig
aangeven.
Bij indicatie bandenpech: na het op spanning
brengen van de band de indicatie van de ban‐
denpech opnieuw initialiseren.
Bij bandenspanningscontrole: na aanpassing
van de bandenspanning op een nieuwe waarde
een reset van de bandenspanningscontrole
uitvoeren.
Gegevens betreffende de
bandenspanning
De bandenspanningswaarden voor de door de
fabrikant voor het betreffende type auto als ge‐
schikt aangemerkte bandenmaten bevinden
zich op de portierstijl van het bestuurderspor‐
tier.
Als de snelheidsletter van de band niet te vin‐
den is, dan geldt de bandenspanning voor de
betreffende bandenmaat. De aangegeven
spanningswaarden gelden voor banden op
omgevingstemperatuur.
Seite 280MobiliteitWielen en banden280
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Bandenpechwaarschuwing opnieuw initialise‐
ren.
Bandenspanningscontrole opnieuw initialise‐
ren.
De defecte band en de afdichtmiddelhouder
van het Mobility System zo snel mogelijk laten
vervangen.
Sneeuwkettingen
Sneeuwkettingen met dunne schakels De fabrikant van uw auto adviseert het gebruik
van sneeuwkettingen met fijne schakels. Be‐
paalde sneeuwkettingen met fijne schakels zijn
door de fabrikant van de auto getest en als ver‐
keersveilig en geschikt aangemerkt.
Informatie over geschikte sneeuwkettingen is
bij een Service Partner van de fabrikant of een
andere gekwalificeerde Service Partner of spe‐
cialist verkrijgbaar.
Gebruik
Het gebruik is uitsluitend paarsgewijs toege‐
staan op de achterwielen voor de volgende
wielmaten:▷225/60 R 17.▷245/50 R 18.▷245/45 R 19.
Aanwijzingen van de sneeuwkettingfabrikant in
acht nemen.
Controleer of de sneeuwkettingen altijd vol‐
doende aangespannen zijn. Zo nodig de snee‐
uwkettingen naspannen overeenkomstig de
opgaven van de fabrikant.
Met sneeuwkettingen de bandenpechwaar‐
schuwing niet initialiseren, omdat dit tot on‐
juiste weergaven kan leiden.
Met sneeuwkettingen de bandenspannings‐
controle niet initialiseren, omdat dit tot onjuiste
weergaven kan leiden.
Bij het rijden met sneeuwkettingen evt. de dy‐
namische tractiecontrole voor korte tijd active‐
ren.
Maximale snelheid met
sneeuwkettingen
Met sneeuwkettingen niet harder rijden dan
50 km/h.
Achterwielbesturing bij het rijden metsneeuwkettingen
Algemeen
Om de stuurhoek van de wielen bij het rijden
met sneeuwkettingen te waarborgen kan bij
gemonteerde sneeuwkettingen de achterwiel‐
besturing van de integraal-actieve besturing
worden uitgeschakeld. Daartoe kan via iDrive
worden bevestigd dat er sneeuwkettingen zijn
gemonteerd.
Opmerking WAARSCHUWING
Bij ingeschakelde achterwielbesturing en
gemonteerde sneeuwkettingen kunnen de
sneeuwkettingen contact maken met de car‐
rosserie. Er bestaat kans op een ongeval of
schade. Bij gemonteerde sneeuwkettingen de
achterwielbesturing uitschakelen.◀
Achterwielbesturing uitschakelen
Door de instelling dat sneeuwkettingen zijn ge‐
monteerd wordt de achterwielbesturing uitge‐
schakeld.
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Sneeuwkettingen"4."Sneeuwkettingen omgelegd"
Vanaf een toegestane maximale snelheid met
sneeuwkettingen van 50 km/h wordt de ach‐
terwielbesturing weer automatisch ingescha‐
keld.
Seite 287Wielen en bandenMobiliteit287
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Ruststand inschakelen en auto veilig parkeren
voordat motorolie bijgevuld wordt.
Erop letten dat er niet te veel motorolie gevuld
wordt.
Overzicht
De vulbuis bevindt zich in de motorruimte, zie
pagina 295.
Olievulpijp openen1.Motorkap openen, zie pagina 296.2.Olievulpijp linksom opendraaien, pijl.3.Motorolie bijvullen.
Soorten motorolie
Aanwijzingen ATTENTIE
Olietoevoegingen kunnen de motor be‐
schadigen. Er bestaat gevaar voor schade.
Geen olietoevoegingen gebruiken.◀
ATTENTIE
Onjuiste motorolie kan tot storingen van
de motor leiden of deze beschadigen. Er be‐
staat gevaar voor schade. Bij het kiezen van de
motorolie erop letten dat de motorolie de juiste
viscositeitsklasse heeft.◀
De motoroliekwaliteit is bepalend voor de le‐
vensduur van de motor.
Sommige soorten motorolie zijn mogelijk niet
in alle landen verkrijgbaar.
Viscositeitsklassen
Bij het kiezen van een motorolie erop letten dat
de motorolie een van de viscositeitsklassen
SAE 0W-40, SAE 0W-30, SAE 5W-40, SAE
5W-30, 0W-20 of 5W-20 heeft.
De viscositeitsklassen 0W-20 en 5W-20 zijn
alleen geschikt voor bepaalde motoren.
Meer informatie over geschikte oliespecifica‐
ties en viscositeiten van motoroliën kan bij een
Service Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specialist
worden opgevraagd.
Geschikte motoroliesoorten Voor het bijvullen motorolie met de volgende
motoroliespecificaties gebruiken:BenzinemotorBMW Longlife-01.BMW Longlife-01 FE.BMW Longlife-04.BMW Longlife-12 FE.BMW Longlife-14 FE+.
De oliespecificatie BMW Longlife-14 FE+ is al‐
leen geschikt voor bepaalde benzinemotoren.
DieselmotorBMW Longlife-04.BMW Longlife-12 FE.
De oliespecificatie BMW Longlife-12 FE is al‐
leen geschikt voor bepaalde dieselmotoren.
Meer informatie over geschikte oliespecifica‐
ties en viscositeiten van motoroliën kan bij een
Service Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specialist
worden opgevraagd.
Seite 299MotorolieMobiliteit299
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Alternatieve motoroliesoortenIndien geschikte motoroliesoorten niet ver‐
krijgbaar zijn, kan tot maximaal 1 liter motorolie
met de volgende oliespecificatie worden bijge‐
vuld:BenzinemotorACEA A3/B4.DieselmotorACEA C3.
Olieverversing
ATTENTIE
Niet tijdig ververste motorolie kan tot een
verhoogde slijtage van de motor en daarmee
tot motorschade leiden. Er bestaat gevaar voor
schade. De in de auto aangegeven onder‐
houdstermijn niet overschrijden.◀
De fabrikant van de auto beveelt aan de motor‐
olie door een Service Partner van de fabrikant
of een andere gekwalificeerde Service Partner
of specialist te laten verversen.
Seite 300MobiliteitMotorolie300
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
mede tot een vroegtijdige verharding van het
lederoppervlak.
Om verkleuringen door bijv. kleding te vermij‐
den, leder ongeveer om de twee maanden rei‐
nigen en verzorgen.
Lichtgekleurd leder vaker reinigen omdat vuil
daarop duidelijker zichtbaar is.
Lederverzorgingsmiddel gebruiken, omdat vuil
en vet anders langzaam de beschermende laag
van het leder aantasten.
Geschikte verzorgingsmiddelen zijn bij een
Service Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specialist
verkrijgbaar.
Bekledingsstofonderhoud Regelmatig met een stofzuiger afzuigen.
Bij sterke verontreinigingen, bijv. drankvlekken,
een zachte spons of een microvezeldoek met
geschikte interieurreiniger gebruiken.
Grote bekledingsvlakken tot aan de naden rei‐
nigen. Krachtig wrijven vermijden.
ATTENTIE
Geopende klittenbandsluitingen van kle‐
dingstukken kunnen de stoelbekleding be‐
schadigen. Er bestaat gevaar voor schade. Let
op dat alle klittenbandsluitingen gesloten
zijn.◀
Onderhoud van speciale delen
Lichtmetalen velgen
Bij reiniging van de auto alleen neutraal reini‐
gingsmiddel voor velgen met een pH-waarde
van 5 tot 9 gebruiken. Geen bijtende reini‐
gingsmiddelen of stoomreinigers boven 60 ℃
gebruiken. Aanwijzingen van de fabrikant in
acht nemen.
Agressieve, zuurhoudende of alkalische reini‐
gingsmiddelen kunnen de beschermlaag van
naburige onderdelen zoals remschijven aan‐
tasten.Chroomachtige oppervlakken
Onderdelen zoals radiatorgrille of portiergre‐
pen vooral bij contact met strooizout met vol‐
doende water en evt. shampoo zorgvuldig rei‐
nigen.
Rubberdelen Door milieu-invloeden kunnen bij rubberdelen
vervuiling van het oppervlak en verlies van
glans optreden. Voor het reinigen alleen water
en geschikte verzorgingsmiddelen gebruiken.
De fabrikant van uw auto adviseert originele
BMW verzorgingsproducten.
In het bijzonder zwaarbelaste rubberdelen re‐
gelmatig met onderhoudsmiddel voor rubber
behandelen. Voor het onderhoud van afdicht‐
rubbers geen siliconenhoudend onderhouds‐
middel gebruiken, om beschadigingen of wind‐
geruis te voorkomen.
Edelhouten delen
Houten panelen en van hout vervaardigde de‐
len mogen uitsluitend met een vochtige doek
worden gereinigd. Vervolgens met een zachte
doek drogen.
Kunststof onderdelen
Daartoe behoren:▷Oppervlakken van kunstleer.▷Dakhemel.▷Verlichtingsglas.▷Dekglas van het instrumentenpaneel.▷Matzwart gespoten delen.▷Gelakte delen in het interieur.
Gebruik voor de reiniging een microvezeldoek.
De doek evt. licht met water bevochtigen.
Dakhemel niet te nat maken.
ATTENTIE
Reinigers die alcohol of oplosmiddelen
bevatten zoals nitroverdunner, koudreiniger,
brandstof o.i.d. kunnen kunststof delen be‐
schadigen. Er bestaat gevaar voor schade. Ge‐
Seite 319VerzorgingMobiliteit319
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Boordgereedschap 305
Boordmonitor, zie Control Display 19
Botsingswaarschuwing met City-remfunctie 148
Botsingswaarschuwing met remfunctie 148
Brandstof 274
Brandstof besparen 261
Brandstofkwaliteit 274
Brandstofmeter 122
Brandstof, tankinhoud 334
Brandstofverbruiksmeter 129
Buiten bedrijf stellen, auto 320
Buitenlucht, zie AUC 222
Buitenspiegel assagierszijde omlaag kantelen 88
Buitenspiegel, automatisch dimmend 88
Buitenspiegels 87
Buitentemperatuurindica‐ tie 123
Buitentemperatuurwaarschu‐ wing 123
Buitenverlichting bij ontgren‐ delen 61
C
Camera, achteruitrijcamera, zonder Surround View 196
Cameralenzen, verzor‐ ging 320
Camera, zie Surround View 199
Captain's Chair 92
CBS Condition Based Ser‐ vice 303
Centraal scherm, zie Control Display 19
Centrale sleutel, zie Afstands‐ bediening 54
Centrale vergrendeling 64
Chassisinstellingen 115 Chassisnummer, zie Voer‐
tuigidentificatienummer 9
Check-Control 119
Chroomachtige delen, verzor‐ ging 319
Claxon 12
Colonne-assistent, zie Stuur- en spoorassistent incl. file-
assistent 189
Combinatieschakelaar, zie Knipperlicht 108
Combinatieschakelaar, zie Ruitenwisserinstallatie 108
Comfort Access, zie Comfort‐ toegang 66
Comfortopenen met de af‐ standsbediening 61
COMFORT PLUS, zie Rijbe‐ levingsschakelaar 115
Comfortsluiten met de af‐ standsbediening 62
Comforttoegang 66
COMFORT, zie Rijbelevings‐ schakelaar 115
Communicatie 6
Compressor 284
Computer, zie Boordcompu‐ ter 128
Condenswater onder de auto 254
Condition Based Service CBS 303
ConnectedDrive 6
ConnectedDrive Services 6
Contactdoos, On-Board Dia‐ gnose OBD 304
Contactdozen, zie Aansluiting elektrische apparaten 237
Contactsleutel, zie Afstands‐ bediening 54
Control Display 19
Control Display, Instellin‐ gen 36
Controle- en waarschuwings‐ lampjes, zie Check-Con‐
trol 119 Controlelampjes, zie Check-
Control 119
Controller 20
Corrosie van de remschij‐ ven 254
Cosmeticaspiegel 235
Coverbanden 282
Cruise-control, zie Actieve snelheidsregeling 180
Cruise-control, zie Snelheids‐ regeling 178
Cupholder, bekerhouder 246
D
Dagrijlicht 137
Dagteller 129
Dakbelasting 325
Dakdrager 256
Dakdrager, zie Dakdra‐ ger 256
Dakhemel 16
Dashboardkastje 243
Deactiveren, airbags 145
Defrost, zie Ruiten ont‐ dooien 223
Demperinstelling, op camera gebaseerde 218
Diefstalbeveiliging, auto 61
Diefstalbeveiliging, wielbou‐ ten 308
Diefstalbeveiliging, zie Alarm‐ installatie 70
Dierherkenning, zie Night Vi‐ sion 155
Diesel 275
Dieselroetfilter 253
Digitale klok 123
Dimlicht 136
Dimmende binnenspiegel 89
Dimmende buitenspiegel 88
Displaysleutel 56
Displays reinigen 320
Displayverlichting, zie Instru‐ mentenverlichting 140
Doorlaadsysteem 239 Seite 338OpzoekenAlles van A tot Z338
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Door water rijden 253
Draai-drukregelaar, zie Con‐ troller 20
DSC dynamische stabiliteits‐ controle 172
DTC dynamische tractiecon‐ trole 173
Dynamische ECO-verlich‐ tingsfunctie 137
Dynamische markeringsver‐ lichting, zie Night Vi‐
sion 155
Dynamische remlichten 169
Dynamische schokdemper‐ controle 218
Dynamische stabiliteitscon‐ trole DSC 172
Dynamische tractiecontrole DTC 173
E
ECO-licht 137
ECO PRO 262
ECO PRO, anticipeer‐ hulp 265
ECO PRO, bonusactiera‐ dius 264
ECO PRO INDIVIDUAL, zie Rijbelevingsschakelaar 115
ECO PRO-rijstijlanalyse 268
ECO PRO-tip 264
ECO PRO, zie Rijbelevings‐ schakelaar 115
Edelhout, verzorging 319
Eenheden, maten 37
Een wasstraat binnenrij‐ den 317
Eerstehulpset 312
EHBO-tas 312
Eigen veiligheid 7
Elektrische glazen dak 74
Elektrische ruitbediening 71
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma ESP, zie DSC 172
Energieterugwinning 129 Entertainment 6
ESP elektronisch stabiliteits‐ programma, zie DSC 172
Executive Drive Pro 218
Externe start 312
F
File-assistent, zie Stuur- en spoorassistent 189
Flessenhouder, zie Bekerhou‐ der 246
Foutmeldingen, zie Check- Control 119
Frontairbags 143
Frontlampen vervangen 306
G
Garantie 7
Gebaar 28
Gebaren 28
Gebarenbediening 28
Gebarenbediening active‐ ren 28
Gebarensturing 28
Gebruikte symbolen 6
Gedeeld scherm, split‐ screen 25
Gegevens, technische 324
Geheugen, stoel, spiegel, stuurkolom 90
Geïntegreerde gebruiksaan‐ wijzing in de auto 49
Geïntegreerde sleutel 54
Geïntegreerde universele af‐ standsbediening 233
Gemiddelde snelheid 129
Gemiddeld verbruik 129
Gentleman-functie 80
Geparkeerde auto, condens‐ water 254
Gereedheid 17
Gereedschap 305
Geschikte apparaten 40 Geschikte mobiele tele‐
foons 40
Geschikte motoroliesoor‐ ten 299
Geurpatroon, zie Ambient Air pakket 229
Geur, zie Ambient Air pak‐ ket 229
Gevarendriehoek 312
Gewichten 325
Gladheid, zie Buitentempera‐ tuurwaarschuwing 123
Glazen dak, automatisch slui‐ ten 70
Glazen dak, elektrisch 74
Glazen dak, regensluiten 70
Glazen panoramadak 74
Gloeilampen vervangen, zie Vervangen van lampen 306
Gloeilampje vervangen, ach‐ terzijde 306
Gloeilampje vervangen, voor‐ zijde 306
Gordelherinnering voor be‐ stuurders- en passagiers‐
stoel 83
Gordelherinnering voor de achterbank 84
Gordels, veiligheidsgor‐ dels 82
GPS-plaatsbepaling, voer‐ tuigpositie 37
Grootlicht 108
Grootlichtassistent 138
H
Handbediening, Steptronic versnellingsbak 111
Handbeweging 28
Handmatige bediening, bui‐ tenspiegel 88
Handmatige bediening, por‐ tierslot 63
Handmatige bediening, tank‐ dopklep 273 Seite 339Alles van A tot ZOpzoeken339
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15