Keuzehendelstand D, N, R inschakelen
Keuzehendel in de gewenste richting drukken,
resp. over drukpunt duwen.
Na het loslaten van de keuzehendel, keert deze
terug naar de middelste stand.
Keuzehendelstand P inschakelen
Toets P indrukken.
Sportprogramma en handbediening Sportprogramma activeren
Keuzehendel uit keuzehendelstand D naar
links drukken.
Op het instrumentenpaneel wordt de inge‐
schakelde versnelling weergegeven bijv. S1.
Het sportprogramma van de transmissie is ge‐
activeerd.
Handbediening M/S activeren1.Keuzehendel uit keuzehendelstand D naar
links drukken.2.Keuzehendel naar voren drukken of naar
achteren trekken.
Handbediening M/S wordt actief en er wordt
een andere versnelling ingeschakeld.
Op het instrumentenpaneel wordt de inge‐
schakelde versnelling weergegeven bijv. M1.
Als de situatie het vereist, schakelt de Steptro‐
nic versnellingsbak verder automatisch.
Voorbeeld: bij het bereiken van bepaalde toe‐
rentalgrenzen wordt bij handbediening M/S in‐
dien nodig automatisch opgeschakeld.
Naar handbediening schakelen
▷Terugschakelen: keuzehendel naar voren
drukken.▷Opschakelen: keuzehendel naar achteren
trekken.
Versnelling wordt alleen gewisseld bij passend
toerental en passende snelheid, bij een te
hoog toerental wordt bijvoorbeeld niet terug‐
geschakeld.
De gekozen versnelling wordt kort weergege‐
ven op het instrumentenpaneel, waarna de in‐
geschakelde versnelling weer verschijnt.
Steptronic Sport versnellingsbak:
automatisch opschakelen in de stand
voor handbediening M/S vermijden
Als de rijmodus SPORT, zie pagina 117, gese‐
lecteerd is, schakelt de Steptronic Sport ver‐
snellingsbak bij handbediening M/S bij het be‐
reiken van bepaalde toerentalgrenzen niet
automatisch op.
Seite 113RijdenBediening113
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
▷Snelheidsregeling.▷Rugleuningbreedte bij comfortstoelen.
Overzicht
Bediening
Rijmodi
ToetsRijmodusConfiguratieSPORTINDIVIDUALCOMFORTPLUSECO PROINDIVIDUALADAPTIVE
Rijmodus selecteren Toets van de gewenste rijmodus eenmaal in‐drukken.
Configuratie van de rijmodus activeren
Toets van de gewenste rijmodus meermaals
indrukken.
Rijmodus INDIVIDUAL configureren
1.Gewenste rijmodus activeren via rijbele‐
vingsschakelaar.2."INDIVIDUAL configureren"
Gewenste instelling selecteren.
De individuele configuratie van de rijmodus
wordt overgenomen voor het momenteel ge‐
bruikte bestuurdersprofiel. De laatst ingestelde
configuratie wordt bij het opnieuw oproepen
van de rijmodus direct geactiveerd. Bij het in‐
schakelen van rijden-stand-by wordt automa‐
tisch de rijmodus COMFORT geselecteerd.
Weergaven op het
instrumentenpaneel
De geselecteerde rijmodus
wordt op het instrumentenpa‐
neel weergegeven.
Weergave op het Control Display Het wisselen van rijmodus kan voor korte tijd
op het Control Display worden weergegeven.
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Rijbelevingsschakelaar"4."Info rijmodus op controledisplay"
Rijmodi in detail
COMFORT
Principe
Gebalanceerde afstemming tussen dynamisch
en zuinig rijden.
Inschakelen Toets zo vaak indrukken tot in het in‐
strumentenpaneel COMFORT wordt
weergegeven.
COMFORT PLUS
Principe
Op comfort gerichte afstemming voor optimaal
reiscomfort.
Seite 116BedieningRijden116
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
4."Instrumentencombinatie"5.Gewenste instelling selecteren.▷"STANDARD": alle weergaven op het
instrumentenpaneel zijn actief.▷"RUSTIG" De weergaven op het instru‐
mentenpaneel worden tot het hoogst‐
nodige beperkt.▷"INDIVIDUAL": alle weergaven op het
instrumentenpaneel zijn actief. Afzon‐
derlijke weergaven kunnen individueel
worden geconfigureerd.
Individueel aanzicht
▷"Weergave rijmodus": bij het veranderen
van rijmodus naar ECO PRO of SPORT,
schakelt het instrumentenpaneel automa‐
tisch om naar de betreffende weergave.▷"Snelheidsoverschrijding": als de door de
snelheidslimietinformatie herkende snel‐
heid wordt overschreden, wordt het over‐
schreden bereik in de snelheidsaanduiding
met een rode band weergegeven.▷Instrumentenpaneel met uitgebreide om‐
vang:
"Loepfunctie": de actuele snelheid wordt in
de snelheidsaanduiding vergroot weerge‐
geven.
Check-Control
Principe Check-Control controleert functies in de autoen geeft een melding als in de bewaakte syste‐
men een storing is opgetreden.
Op het instrumentenpaneel en op het Head-
Up Display wordt een Check-Control-melding
weergegeven als een combinatie van controle-
of waarschuwingslampjes en textuele meldin‐
gen.
Tevens klinkt er evt. een akoestisch signaal en
verschijnt er een tekstbericht op het Control
Display.
Controle- en waarschuwingslampjes
Algemeen
Controle- en waarschuwingslampjes op het in‐
strumentenpaneel kunnen in verschillende
combinaties en kleuren gaan branden.
Van sommige lampjes wordt bij het tot stand
brengen van rijden-stand-by de werking ge‐
controleerd, waarbij deze even kort branden.
Rode lampjes
Gordelherinnering De veiligheidsgordel aan de bestuur‐
derszijde is niet omgedaan. Bij som‐
mige landuitvoeringen: passagiersgor‐
del niet omgegespt of voorwerpen herkend op
de passagiersstoel.
Controleren of de veiligheidsgordel correct is omgedaan.
Gordelherinnering voor de achterbank Rood: de veiligheidsgordel van de be‐
treffende zitplaats op de achterbank is
niet vastgemaakt.
Groen: de veiligheidsgordel van de betreffende
zitplaats op de achterbank is vastgemaakt.
Airbagsysteem Airbagsysteem en gordelspanner zijn
mogelijk defect.
De auto zo snel mogelijk door een Ser‐
vice Partner van de fabrikant of een andere ge‐
kwalificeerde Service Partner of specialist la‐
ten controleren.
Parkeerrem Parkeerrem is vastgezet.
Voor meer informatie, zie Parkeerrem
loszetten, zie pagina 106.Seite 119WeergavenBediening119
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Dynamische remlichten
Principe▷Normaal remmen: remlichten branden.▷Hard remmen: remlichten knipperen.
Kort voor de stilstand wordt de waarschu‐
wingsknipperlichtinstallatie geactiveerd.
Waarschuwingsknipperlichtinstallatie deacti‐
veren:
▷Accelereren.▷Toets waarschuwingsknipperlichtinstalla‐
tie indrukken.
Active Protection
Principe
Active Protection bereidt de inzittenden en de
auto in kritieke rijsituaties of als een aanrijding
dreigt voor op een eventueel ongeval.
Algemeen
Active Protection bestaat uit verschillende
PreCrash-functies, die afhankelijk van de uit‐
rusting kunnen variëren.
Met dit systeem kunnen kritieke rijsituaties
herkend worden, die tot een ongeval zouden
kunnen leiden. Kritieke rijsituaties zijn:
▷Noodstops.▷Sterk ondersturen.▷Sterk oversturen.Bepaalde functies van enkele systemen kun‐
nen, binnen de systeemgrenzen, tot een acti‐
vering van Active Protection leiden:▷Botsingswaarschuwing met remfunctie:
herkennen van een dreigende frontale aan‐
rijding of automatische remingreep.▷Botsingswaarschuwing met remfunctie of
Night Vision met dynamische markerings‐
verlichting: ondersteuning van de rembe‐
krachtiging.▷Preventie aanrijding van achteren: herken‐
nen van een dreigende aanrijding van ach‐
teren.
Opmerking
WAARSCHUWING
Het systeem ontslaat u niet van uw eigen
verantwoording. Vanwege systeembeperkin‐
gen is het mogelijk dat kritieke situaties niet
betrouwbaar of tijdig herkend worden. Er be‐
staat gevaar voor ongevallen. Rijstijl aan de
verkeerssituatie aanpassen. Verkeerssituatie
observeren en in de betreffende situaties actief
ingrijpen.◀
Functie
Bij gesloten gordel wordt na het wegrijden de gordelband van de bestuurder en de voorpas‐ sagier eenmalig automatisch strak aangetrok‐
ken.
In situaties waarbij een aanrijding dreigt wor‐
den de volgende afzonderlijke functies actief, afhankelijk van de behoefte:
▷De voorste gordels worden automatisch
voorgespannen.▷De ruiten worden automatisch tot op een
spleet gesloten.▷Het glazen dak, inclusief het schuifpaneel,
wordt automatisch gesloten.▷Bij comfortstoel voor: automatische positi‐
onering van de rugleuning van de passa‐
giersstoel.Seite 169VeiligheidBediening169
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
InterieuruitrustingUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Geïntegreerde universele
afstandsbediening
PrincipeMet de geïntegreerde universele afstandsbe‐
diening kunnen maximaal 3 functies van op af‐
stand bestuurbare installaties, bijv. garage‐
poortaandrijvingen of verlichtingssystemen,
bediend worden. De geïntegreerde universele
afstandsbediening vervangt daarbij maximaal 3
verschillende handzenders. Voor de bediening
moeten de toetsen op de binnenspiegel met
de gewenste functies geprogrammeerd wor‐
den. Voor het programmeren is de handzender
van de betreffende installatie nodig.
Voor verkoop van de auto voor de veiligheid de
opgeslagen functies wissen.
Opmerking WAARSCHUWING
Bij de bediening van radiografisch be‐
diende installaties met de geïntegreerde uni‐
versele afstandsbediening, bijv. een garage‐
poort, kunnen lichaamsdelen worden
ingeklemd. Er bestaat kans op letsel of schade.
Bij het programmeren en bedienen erop letten
dat het bewegingsgebied van de betreffendeinstallatie vrij is. Ook de veiligheidsvoorschrif‐
ten voor de handzender in acht nemen.◀
Compatibiliteit Bij afbeelding van het symbool op de
verpakking of in de handleiding van de
te bedienen installatie is deze normaal
gesproken compatibel met de geïntegreerde
universele afstandsbediening.
Een lijst met compatibele handzenders is be‐
schikbaar op internet: www.homelink.com.
HomeLink is een geregistreerd handelsmerk
van Gentex Corporation.
Bedieningselementen op de
binnenspiegel▷Toetsen, pijl 1▷LED, pijl 2.▷Handzender, pijl 3, is nodig voor de pro‐
grammering.
Programmeren
Algemeen
1.Gereedheid inschakelen.2.Eerste ingebruikneming:
De rechter- en de linkertoets op de binnen‐
spiegel tegelijkertijd ca. 10 seconden lang
ingedrukt houden, totdat de LED in de bin‐
nenspiegel snel groen gaat knipperen. AlleSeite 233InterieuruitrustingBediening233
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Bij het rijden in acht nemenUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Inrijden Algemeen
Bewegende onderdelen moeten op elkaar kun‐
nen inlopen.
De volgende aanwijzingen helpen bij het ver‐
krijgen van een optimale levensduur en zuinig‐
heid voor de auto.
Tijdens het inrijden de Launch Control, zie pa‐
gina 115, niet gebruiken.
Opmerking WAARSCHUWING
Door nieuwe onderdelen en componen‐
ten kunnen veiligheids- en rijhulpsystemen
vertraagd reageren. Er bestaat gevaar voor on‐
gevallen. Na het inbouwen van nieuwe onder‐
delen of bij een nieuwe auto defensief rijden en
eventueel vroegtijdig ingrijpen. Inrij-aanwijzin‐
gen van de betreffende onderdelen en compo‐
nenten in acht nemen.◀Motor, versnellingsbak en differentieel
Tot 2000 km
Maximale motortoerental en snelheid niet
overschrijden:▷Bij benzinemotor 4500/min en 160 km/h.▷Bij dieselmotor 3500/min en 150 km/h.
Volledige belasting of kickdown beslist vermij‐
den.
Vanaf 2000 km
Toerental en snelheid kunnen geleidelijk wor‐
den verhoogd.
BandenDirect na de productie is de grip van nieuwe
banden nog niet optimaal.
Gedurende de eerste 300 km beheerst rijden.
Remsysteem Remschijven en remvoeringen krijgen pas na
ca. 500 km een goed slijtage- en gedragspro‐
fiel. Tijdens deze inrijperiode beheerst rijden.
Na vervanging van onderdelen
Opnieuw de aanwijzingen voor het inrijden in
acht nemen, indien later bij het gebruik van de
auto de hierboven besproken componenten
worden vervangen.
Praktische tips voor het
rijden
Kofferklep sluiten WAARSCHUWING
Een geopende bagageruimteklep steekt
boven de auto uit en kan bij een ongeval, rem-
of uitwijkmanoeuvre inzittenden en andere ver‐
keersdeelnemers in gevaar brengen of de auto
Seite 252RijtipsBij het rijden in acht nemen252
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
uitwijkmanoeuvres. Inzittenden kunnen daar‐
door worden geraakt en letsel oplopen. Er be‐
staat kans op letsel. Voorwerpen en bagage
correct opbergen en vastzetten.◀▷Kleine en lichte bagagestukken: met span‐
banden of met een bagageruimtenet of be‐
vestigingsbanden vastzetten.▷Grotere en zware bagagestukken: met ba‐
gagespanriemen vastzetten.
Bevestigingsmateriaal, bagageruimtenet,
spanbanden of bevestigingsbanden vast‐
maken in de bagageruimte.
Dakdrager
Opmerking Montage alleen mogelijk bij daklijst met klep‐
pen. Meer informatie is bij een Service Partner
van de fabrikant of een andere gekwalificeerde
Service Partner of specialist verkrijgbaar.
Dakdragers zijn beschikbaar als speciale ac‐
cessoires.
Bevestiging
De montagehandleiding van de dakdrager in
acht nemen.
Daklijst met kleppen
De bevestigingspunten bevinden zich in de
daklijst boven de portieren.
Afdekking naar buiten openklappen.
Montage
Erop letten dat voldoende vrije ruimte overblijft
voor het kantelen en openen van het glazen
dak.
Magneetdakdrager Vanwege het aluminiumdak kunnen geen
magneetdakdragers worden gebruikt.
Belading
Beladen dakdragers veranderen het rij- en
stuurgedrag van de auto omdat het zwaarte‐
punt wordt verplaatst.
Daarom bij het beladen en rijden het volgende
in acht nemen:▷Toegestane dak-/aslast en toegestane to‐
taalgewicht niet overschrijden.▷Erop letten dat voldoende vrije ruimte
overblijft voor het kantelen en openen van
het glazen dak.▷Dakbelading gelijkmatig verdelen.▷Dakbelading mag geen groot vlak beslaan.▷De zwaarste bagagestukken onderop leg‐
gen.▷Dakbagage veilig bevestigen, bijv. met
spanbanden vastsjorren.▷Geen voorwerpen in het zwenkbereik van
de kofferklep laten uitsteken.▷Defensief rijden en fel accelereren en rem‐
men of snel rijden in de bochten vermijden.Seite 256RijtipsBelading256
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Brandstof besparenUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Algemeen Uw auto bevat geavanceerde technologieën
voor het reduceren van de verbruiks- en emis‐
siewaarden.
Het brandstofverbruik hangt van verschillende
factoren af.
Door enkele maatregelen, zoals een gematigde
rijstijl en regelmatig onderhoud, kunnen het
brandstofverbruik en de milieubelasting posi‐
tief worden beïnvloed.
Onnodige bagage
verwijderen
Extra gewicht verhoogt het brandstofverbruik.
Aanbouwdelen na gebruik
verwijderen
Extra buitenspiegels, dak- of achterdragers die
niet worden gebruikt, verwijderen.
Aanbouwdelen aan de auto zijn van invloed op
de aerodynamica en verhogen het brandstof‐
verbruik.Ruiten en glazen dak sluiten
Een geopend glazen dak of geopende ruiten
verhogen de luchtweerstand en daardoor het
brandstofverbruik.
Banden Algemeen
Banden kunnen op verschillende manieren im‐
pact hebben op de verbruikswaarde. Het ver‐
bruik kan bijv. worden beïnvloed door de band‐
grootte.
De bandenspanning regelmatig
controleren
Bandenspanning ten minste tweemaal per
maand en voor een lange rit controleren en evt.
corrigeren.
Te lage bandenspanning vergroot de rolweer‐
stand en verhoogt daardoor het brandstofver‐
bruik en de bandenslijtage.
Direct wegrijden Motor niet in stilstand laten warmdraaien, maar
onmiddellijk met gematigd toerental wegrijden.
De koude motor wordt dan het snelste be‐
drijfswarm.
Anticiperend rijden Onnodig optrekken en afremmen voorkomen.
Hiervoor voldoende afstand tot voorliggers
houden.
Anticiperen en gelijkmatig rijden verlaagt het
brandstofverbruik.Seite 261Brandstof besparenRijtips261
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15